Moderators: Mjetterd, Dani, ynskek, Ladybird, xingridx, Polly, Hanmar
LuvdaTossa schreef:Zal ik het eerste stukje geven? Dit is pagina 1. Kan bokt er zich op los slaan
Hier komt ie:
Renaissance 1400 - 1600
Het woord renaissance betekent letterlijk “wedergeboorte”. In Italië ontstond in de loop van de 14de eeuw, toen in de rest van Europa nog volledig de middeleeuwse cultuur heerste, een nieuwe cultuurbeweging. De machtige en rijke kooplieden van handelssteden als Florence en Milaan, Venetië en Genua zetten zich af tegen de middeleeuwse cultuur en keken terug naar het glorierijke verleden, de Romeinse tijd, toen Italië de wereld overheerste. Ze wilden terug naar het verleden, toen Italië de wereld overheerste, vandaar ook de naam Renaissance.
De Renaissance was in de 15e en 16 eeuw een bron van inspiratie; veel wetenschappers, filosofen en kunstenaars beschouwden de Middeleeuwen als een duistere periode, die overheersd werd door de dwingende macht van de kerk die elke vernieuwing tegenhield. Door het herontdekken van de klassieke muziek ontstond er voor de mensen een nieuw tijdperk. Ook door de reformatie (Maarten Luther, Johannes Calvijn) in de kerken kwam er meer vrijheid voor de bevolking, en de zware banden van de Roomse kerk werden lichter.
In de muziek is er niet één aanwijsbare breuk tussen de middeleeuwen en de Renaissance. De voornaamste muziek genres waren de mis (meerstemmige compositie), het motet (vocale geestelijke muziek, meestal a capella (zang zonder instrumentale begeleiding) en als taal Latijn) en het lied. De kenmerken van deze muziek waren dat het polyfoon was, mensen en speelde verschillende melodieën tegelijk die bijvoorbeeld elkaars spiegelbeeld of tegengestelde waren. Belangrijk voor de kerkmuziek was in die tijd dat het orgel opkwam.
Europa
In de middeleeuwen lag het centrum van de culturele ontwikkeling in Frankrijk, met de renaissance verschuift dit. Met name in de 16e eeuw werd Italie het centrum voor kunst en cultuur. De kunst en cultuur is vooral rijkelijk te vinden bij de elite van die tijd. Het was vooral aan het hof te vinden, in de kathedralen, in kerken en kloosters. Vooral de meerstemmigheid werd hier goed ontwikkeld.
Italië was erg verdeeld in de tijd van de renaissance. Vooral had de familie de Medici erg veel invloed. De de Medici’s waren een rijke bankiersfamilie met veel invloeden op verschillende gebieden. Ze bezaten bijna het gehele Florence, zaten daar in de politiek en hielden veel van kunst, ze probeerden dan ook veel te investeren in de kunst en cultuur. De graftombe lieten ze ontwerpen door de schilder en beeldhouwer Michelangelo (1475 – 1564), die ook de De Medici's kapel ontworpen heeft.
De eerste onderzoekers van de klassieke cultuur noemen we humanisten, omdat zij op de grond van de klassieke teksten kwamen tot een nieuwe visie op de rol van de mens in de wereld. Kijk nog even naar deze zin, hij loopt niet helemaal lekker Één van de voornaamste humanisten uit deze tijd was de Nederlander Desiderius Erasmus (1467 – 1536), die niet geheel onbelangrijk gebleven is.
LuvdaTossa schreef:Laatste deel van de renaissance
De muziek
De mens komt in deze periode steeds meer centraal te staan (humanisme). Dit zie je door middel van de (beeldende) kunst en literatuur. De muziek loopt nog iets achter. Zo rond 1450 breekt de Renaissance echt door in de muziek. De muziek in die tijd verandert, waar er eerst nog een grillige melodielijn en een gotische ritmiek was, komt nu een muziek die veel ritmischer is. Componisten zijn op zoek gegaan naar meer expressie in de muziekstukken en het is nu ook de tijd dat de instrumentale muziek voor het eerst echt een zelfstandige betekenis gaat spelen. Ook het uitvinden van de boekdrukkunst (± 1455 door Johannes Gutenberg) was van grote betekenis voor de muziek. Door de boekdrukkunst was het nu ook mogelijk om de muziek te drukken, vooral in het begin van de 16e eeuw is hier veel gebruik van gemaakt. De notatie voor gitaarmuziek werd tot in de 19e eeuw nog in tabulatuurvorm geschreven. De oudste muzieknotatie is gevonden in Venetie, waarschijnlijk geschreven omstreeks 1507 voor een luit. Er zijn later veel muziekstukken zo verspreid door Europa, meestal zonder dat de naam van de componist daarbij vermeld was.
De muziekstukken waren niet complex, de structuren waren heel eenvoudig. Je komt o.a. tegen dat er een melodie is, een variatie op diezelfde melodie, een andere melodie en weer een variatie op die melodie. Of structuren die elkaars spiegelbeeld waren, of juist elkaars tegenovergestelde. Meestal was het polyfoon, meerstemmig en in een ritmische stijl. Door de meerstemmigheid en het steeds meer tegelijk componeren, werd de klank voller. Men ging steeds meer denken in akkoorden en in drieklanken, vooral de terts en sext werden belangrijker in de samenklank. Meelstal was het vierstemmig, maar in de tweede helft van de 16e eeuw werd het ook wel vijf- of zesstemmig. Meestal was het in de eenvoudige, enkelvoudige maatsoorten (2/4 of 3/4) geschreven. Er zijn ook muziekstukken die halverwege het stuk een maatwisseling hebben, dit noemen wij een hemiool. Hemiool is een verdeling van twee 3/4 (twee keer drie kwartnoten) maten in drie halve noten.
De ontstaansgeschiedenis van de gitaar
De gitaar ging tijdens de renaissance een blijvende rol spelen, met name in de ‘lage landen’. De gitaar was niet het meest populaire instrument, mensen verkozen meestal de luit boven de gitaar. Er werd dan ook veel muziek gecomponeerd voor dit instrument. De luit heeft als voorloper hoogstwaarschijnlijk de harp. De geschiedenis van de luit gaat terug naar de Arabische Al Ud (vandaar ook luit) die op haar beurt weer van Perzische oorsprong was. De luit kwam het eerst voor in Zuid - Italie en Spanje en verspreidde zich vanaf de 10e eeuw over West- en Midden Europa. Vooral in de 16e en 17e eeuw was het een populair instrument, halverwege de 18e eeuw is de luit uit het muziekbeeld verdwenen. De luit had een bol achterblad wat is samengesteld uit aan elkaar gelijmde spanen esdoorn, waartussen ebbenhouten biezen zijn gelegd. De snaren worden bevestigd aan de kam die op het bovenblad en aan de geknikte hals waarin het stemmechaniek is gemaakt. De luit wordt gestemd met een Fis in plaats van de g met de gitaar. De derde snaar (normaal de G) wordt verlaagd naar een Fis zodat de grote terts in het midden, tussen de derde en vierde snaar, komt te zitten. Ook heeft de luit verschillende bassnaren.
Het instrument dat na de luit de meest waarschijnlijke voorloper is geweest van de gitaar is de vihuela. De bloeiperiode was tijdens de regeerperiode van Karel V en Philips II aan het hof in Spanje. Door de geschiktheid van zowel polyfonie (meerstemmigheid) als het akkoordenspel, was de vihuela een tegenhanger van de luit. De vihuela ontstond uit de luitachtige instrumenten die de Arabieren meenamen tijdens de verovertochten van Spanje. Muziek voor de vihuela vinden we vooral terug rond 1530 en 1580, dit was ook de korte bloeiperiode van dit instrument. Hoogstwaarschijnlijk is men tegen het einde van de 16e eeuw over gegaan op de makkelijker bespeelbare 5-snarige gitaar.
Rond 1540 bereikte de gitaar een bloeiperiode in Frankrijk, later ook in de rest van Europa. Vooral in Italië en Engeland is er veel aandacht voor de muziek. De renaissancegitaar was een klein instrumentje met vier dubbelsnaren. Alleen de bovenste snaar is niet verdubbeld. De gitaar had slechts acht vakjes en op de hals had de gitaar een gekrulde kop. De zijkant, het klankgat en de kop zijn op de meeste gitaren rijkelijk versierd met verschillende motieven.
Bekende spelers en of componisten uit de Renaissance
John Dowland – geboren in 1563 en tijdgenoot van Shakespeare in Engeland. Hij was in zijn jonge jaren in dienst van een Engelse gezant te Parijs, daar heeft hij veel geleerd en die tijd heeft veel bijgedragen aan zijn sociale status en oriëntatie in zijn muziekale ontwikkelingen. Na veel gezwerf op belangrijke hoven in Europa, kwam hij terecht aan het Engelse hof. Hij was hier zeer geliefd, vooral bij de koning van Denemarken. Hij was één van de grootste luitspelers van zijn tijd. Bekend zijn zijn liederen met luitbegeleiding, die ontzettend veel melodie hebben. Ook heeft hij prachtige solistische stukken gecomponeerd voor de luit.
William Byrd – Byrd was één van de meest veelzijdige componisten van zijn generatie. Hij is rond 1543 geboren en vermoedelijk was hijeen leerling van Thomas Tallis (1505 – 1585). Hij was lid van het Chapel Royal te Londen en samen met Tallis hoforganist. Hij bracht de kerkmuziek tot een hoogtepunt in die tijd. Instrumentaal componeerde hij voor het gambenenensemble, luit en virginaal dansen(dansen die door maagden uitgevoerd werden), liedbewerkingen, fantasies en variaties (The Bells, Wolsey Wide). Zijn laatste jaren bracht Byrd door in een klein dorpje in de buurt van London, hij is gestorven in 1623.
Luis Milan – geboren rond 1500 en werkte aan het hof van Germaine de Foix in Valencia, een plaats waar men cultureel en maatschappelijk op een hoog niveau stond. Bekende stukken van hem zijn Pavane, die voorzien waren van didactisch commentaar. Luis Milan heeft zes Pavana’s gecomponeerd voor de vihuela. De Pavane is een oude Italiaanse dans, een hele populaire dans van het begin van de 16e eeuw tot eind 17e eeuw. Het is een hofdans in een tweedelige maat. Luis Milan is in 1561 gestorven.
Alonso Mudarra – geboren omstreeks 1510. Maakte veel stukken voor de vihuela. (MEER!!!!)
Luis de Navaéz – heeft een aantal luitsolo’s gemaakt (MEER!!!!)Als je niets over deze personen weet, laat ze dan weg
Nicolas Vallet – geboren rond 1583 ten noorden van Parijs, valt nog net binnen de renaissance. Hij maakte muziek voor de luit. Vanaf 1613 woonde en werkte hij in Amsterdam op een muziekschool. Hij schreef in de renaissance stemming o.a. Le secret des muses. Ook heeft hij een aantal volkliedjes geschreven in het Nederlands; Slaep soete slaep, Boerinneken, Goet Robert, Onse Vader in hemelryck en Onder de lindegröne.
G. Gorzanis – geboren rond 1520, hij startte zijn cariere aan het Spaanse hof. Gorzanis was blind, maar dit weerhield hem er niet van om veel reizen te ondernemen en solo stukken voor de luit te publiceren (MEER!!!!)
Alleen van de componisten moet ik nog veel meer hebben.......
LuvdaTossa schreef:Met deze zin zit ik erg in m'n maag.....
De kenmerken van deze muziek waren dat het polyfoon was, mensen en speelde verschillende melodieën tegelijk die bijvoorbeeld elkaars spiegelbeeld of tegengestelde waren. Belangrijk voor de kerkmuziek was in die tijd dat het orgel opkwam.
LuvdaTossa schreef:Zal ik het eerste stukje geven? Dit is pagina 1. Kan bokt er zich op los slaan
Hier komt ie:
Renaissance 1400 - 1600
Het woord renaissance betekent letterlijk “wedergeboorte”. In Italië ontstond in de loop van de 14de eeuw, toen in de rest van Europa nog volledig de middeleeuwse cultuur heerste, een nieuwe cultuurbeweging. De machtige en rijke kooplieden van handelssteden als Florence, Milaan, Venetië en Genua zetten zich af tegen de Middeleeuwse cultuur en keken terug naar het glorierijke verleden, de Romeinse tijd, toen Italië de wereld overheerste. Ze wilden terug naar het verleden, toen Italië de wereld overheerste, vandaar ook de naam Renaissance. 2 x de wereld overheerste vrij snel achter elkaar
De Renaissance was in de 15de en 16de eeuw een bron van inspiratie; veel wetenschappers, filosofen en kunstenaars beschouwden de Middeleeuwen als een duistere periode, die overheersd werd door de dwingende macht van de kerk die elke vernieuwing tegenhield. Door het herontdekken van de klassieke muziek ontstond er voor de mensen een nieuw tijdperk. Ook door de reformatie (Maarten Luther, Johannes Calvijn) in de kerken kwam er meer vrijheid voor de bevolking en de zware banden van de Roomse kerk werden lichter.
In de muziek is er geen ( of idd niet één) aanwijsbare breuk tussen de Middeleeuwen en de Renaissance. De voornaamste muziekgenres waren de mis (meerstemmige compositie), het motet (vocale geestelijke muziek, meestal a capella (zang zonder instrumentale begeleiding) en als taal Latijn) en het lied. De kenmerken van deze muziek waren dat het polyfoon was, mensen en speelde ????????verschillende melodieën tegelijk die bijvoorbeeld elkaars spiegelbeeld of tegengestelde waren. De opkomst van het orgel was in die tijd erg belangrijk voor de kerkmuziek.
Europa
In de Middeleeuwen lag het centrum van de culturele ontwikkeling in Frankrijk, met de Renaissance verschuift dit. Met name in de 16e eeuw werd Italië het centrum voor kunst en cultuur. Kunst en cultuur was vooral rijkelijk te vinden bij de elite van die tijd. Het was vooral aan het hof te vinden, in de kathedralen, in kerken en kloosters. Vooral de meerstemmigheid werd hier goed ontwikkeld.
Italië was erg verdeeld in de tijd van de Renaissance. Vooral de familie de Medici had erg veel invloed. De de Medici’s was een rijke bankiersfamilie met veel invloeden op verschillende gebieden. Ze bezaten bijna geheel Florence, waren actief in de politiek en hielden veel van kunst. Ze probeerden dan ook veel te investeren in kunst en cultuur. Hun graftombe lieten ze ontwerpen door de schilder en beeldhouwer Michelangelo (1475 – 1564), die ook de de Medici kapel ontworpen heeft.
De eerste onderzoekers van de klassieke cultuur noemt men Humanisten, omdat zij op de grond van de klassieke teksten kwamen tot een nieuwe visie op de rol van de mens in de wereld. Één van de voornaamste Humanisten uit deze tijd was de Nederlander Desiderius Erasmus (1467 – 1536), die niet geheel onbelangrijk gebleven is.
Dit is de eerste pagina, de controle van Word heb ik erover heen gegooid. Zelf ben ik wel heel precies en goed in controleren, maar het lukt niet bij mijn eigen stukken!
Ook inhoudelijke wijzigingen graag doorgeven, ben nogal een fantast. Als ik dus iets niet vinden kan, schrijf ik het op zoals ik het ongeveer denk dat het is