Vanmiddag heb ik een rekentoets, zonder rekenmachine etc. (doe de opleiding onderwijsassisitente, 1e jaar). De toets gaat over staartdelingen, vermenigvuldigen/aftrekken met grote getallen en breuken. Eerder snapte ik breuken eigenlijk heel goed, tot vanochtend en begrijp ik er helemaal niets meer van. We hebben een vreemd boek, dus hebben de uitleg op een blaadje gekregen.
Nu mijn probleem:
Bij gelijknamige en ongelijknamige breuken kom ik er nog wel uit tot aan het erbij, eraf is alweer een groot raadsel.
Het eerste.
Er staat een rijtje hoe ik het moet doen:
Eraf: (gelijknamige breuk)
1. Helen - helen
2. teller - teller, noemer blijft gelijk
3. vereenvoudigen indien mogelijk.
Eraf: (ongelijknamige breuk)
1. noemers gelijknamig maken
2. helen - helen, noemer blijft gelijk
3. lenen indien noodzakelijk
4. vereenvoudigen indien mogelijk.
Nu is mijn punt.
Je moet dus eerst bijvoorbeel de getallen voor de breuk van elkaar af halen??
Dan de tellers, maar de noemers veranderd dus niets aan?
En ik snap niet goed waarvan ik moet gaan lenen, bij de ongelijk namige breuk?
Nu bij het vermenigvuldingen en delen staat bij gelijknamig en ongelijknamig dit:
Vermenigvuldigen:
1. helen in de breuk zetten (2 3/4 = 11/4)
2. teller x teller EN noemer x noemer
Tip: Kruislings wegstrepen!
3. helen uit de breuk halen.
Punt 3 snap ik hier wel van. Bij 2 snap ik alleen niet wat er bedoeld word met kruislings wegstrepen, als je dit niet meer weet.. is het noodzakelijk om te doen??
Delen:
1. helen in de breuk zetten (dat is dus denk ik het zelfde als bij vermenigvuldigen maar dat snap ik dus niet)
2. tellen : tellen en noemer : noemer
Tip: Kruislingswegstrepen!
3. helen uit de breuk halen.
(delen door een breuk is vermenigvuldigen met het omgekeerde)
Ik snap nu dus weer dat kruislings wegstrepen niet, en de breuk in de noemer zetten ook niet.
Dat delen van een breuk is vermenigvuldingen met het omgekeerde snap ik wel ongeveer.
Alleen niet goed hoe ik het moet opschrijven.
Ik had net even geoefend met 1/2 : 3/4.
Dan krijg je dus 1/2 x 4/3 (3/4 is nu omgedraaid naar 4/3)
dus dan doe je:
1x4 = 4
2x3 = 6
antwoord is dan 4/6 toch?
Moet je hem dan ook nog kleiner maken naar 2/3 ??
Ik hoop dat jullie me een beetje kunnen volgen hoe en wat.
Bedankt voor het lezen en ik hoop op een reactie!
Ik hoef pas half 12 naar school, dus heb nog even om te leren.
