Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly
C_estmoi schreef:Wat je in je laatste alinea benoemt is misschien ook wel een mooie oefening voor jezelf; de formule omzetten in taal.
Bijvoorbeeld de formule W=P.t: de hoeveelheid arbeid die jij/iets verricht, is afhankelijk het vermogen ("hoe hard werk je") én van hoe lang je werkt.
Werk je harder en/of langer, dan verricht je logischerwijs meer werk. Dat zie je ook terug in de formule; als P of t groter wordt, zal W ook groter worden. Je vermenigvuldigt immers hoe hard je werkt met hoe lang je werkt om de totale verrichte arbeid te krijgen.
De vraag bij de opgave is eigenlijk "hoe lang moet de magnetron werken?". We weten dat bij een vermogen van 180W de magnetron 60sec/minuut werkt, en vragen ons af hoeveel sec/minuut dat is bij een vermogen van 600W, waarbij de totale verrichte arbeid hetzelfde moet blijven.
Is overigens geen direct antwoord op de vraag waar vind ik uitleg, maar misschien wel een stapje in de goede richting?
Shadow0 schreef:Dat boek is qua uitleg inderdaad vrij droog. Het kan bij dit soort dingen helpen om de formules inderdaad uit te werken met tekst, en ook per formule de verschillende vormen te omschrijven.
Ik doe dat omschrijven meestal met een driehoek, dat wordt hier uitgelegd: https://www.fluke.com/nl-nl/informatie/ ... et-van-ohm
Bij formules waar je een kwadraat hebt moet je nog een extra stap doen (namelijk worteltrekken.)
Dat lijkt me de ene kant: handig worden met het omschrijven van formules in elkaar. Dat is deels trucjes, deels veel oefenen. Als je met natuurkunde bezig bent kan het helpen om het omschrijven van de formules en het toepassen ervan te splitsen: oefen een tijdje apart op het omschrijven en uitrekenen van allerlei vergelijkingen in de vorm
y = a(x) + b
Vul willekeurige getallen in voor 3 van de 4 letters, en reken de 4e uit.
Maar voor de toepassing zou ik verschillende vormen en de stappen om het op te lossen gewoon uitschrijven, apart op een hulpblaadje of op kaartjes, en daarna vooral focussen op hoe je ze toepast.
Je krijgt dan voor dit voorbeeld
Work (arbeid) = Power (vermogen) * tijd
Drie vormen:
- je wilt arbeid weten, maar hebt vermogen en tijd:
W = P*t- je wilt vermogen weten, maar hebt arbeid en tijd:
P= W/t- je wilt de tijd weten, maar hebt vermogen en arbeid:
t = W/P
Als je dan een nieuw probleem krijgt (en daarin is het boek wel goed, want die bouwen het heel gedoseerd op) kun je voor jezelf bekijken wat je al weet, en wat je wilt weten. In de laatste paar vragen zit daar een tussenstap in. Dan kun je bijvoorbeeld bij de vraag beginnen: ik weet dit en dit, wat kan ik daarmee uitrekenen? En dan kun je nog eens kijken: je hebt nu meer, wat kun je nu uitrekenen?
En soms ook werkt het omgekeerde beter: ik wil dit [a] weten en ik heb deze formule om dat uit te rekenen, maar wat ontbreekt nog [b]? Dan neem je dat als nieuwe vraag: ik heb dus eerst [b] nodig, wat weet ik en hoe kan ik dat uitrekenen?
Ik weet niet zo goed wat het verschil is tussen opgaven waar het wel lukt en waar het niet lukt. Ik zal er eens op gaan letten in de lesstof, misschien zijn er overeenkomsten te vinden in die opgaven.Bowo schreef:Naar mijn idee is de linkerbladzijde wel duidelijk in de uitleg, maar inderdaad niet zo zeer verdiepend. Maar voor mij lijkt het me op zich logisch genoeg. Wat voor vragen heb je daar?
De rechterbladzijde is wel heel summier. Hebben jullie dat al bij de voorkennis gehad ofzo? Zo niet, denk ik dat je al goed wordt geholpen met een ander boek (of misschien zelfs een ander hoofdstuk binnen je eigen boek)
Vraag 21 is wat meer inzicht inderdaad. Maar ik denk dat je vooral te moeilijk denkt. Ik neem aan dat een gemiddelde berekenen wel bekend is, dat moet je alleen omdraaien omdat je antwoord van het gemiddelde hebt. Daar is geen verdiepende stof voor, maar dan moet je zelf bedenken dat je het omgekeerde nodig hebt.
Dus je weet dat het gemiddelde is genomen over 1 minuut van 600w en 0w, met als uitkomst 180. Je moet nog weten wat de verdeling tussen 600 en 0 is. 180/600(=percentage aan) *60 seconden = 18 seconden
En dan is B volgens mij gewoon weer invullen, dus denk dat je daar wel uit kwam.
Overigens is dit voor mij wel echt natuurkunde, daar kun je je gelukkig makkelijker in verdiepen dan wiskunde. Ik denk dat je met andere lesboeken (eventueel van hogere niveaus) al een stuk verder komt.
Maar daarnaast moet je dus ook een stukje inzicht ontwikkelen in hoe je de juiste informatie uit een stuk tekst haalt en deze moet toepassen. Dat is toch vooral gewoon heel veel oefenen.
Zo stom dat ik daar zelf niet op kom. 
0011223344 schreef:Even helemaal afwijkend van bovenstaande berichten, je kan altijd de Khan academy proberen. Het is waarschijnlijk wel even zoeken om op de goede video's en oefeningen uit te komen, maar daar wordt het helemaal niet gortdroog uitgelegd en kan je achteraf dus oefeningen maken om te controleren of je het echt begrijpt.
Zoek wel in het Engels, in het Nederlands staat er niet veel op, vooral van wat lagere niveau's voor wiskunde. Math with Menno, wiskundeacademie en nog een aantal youtubekanalen kunnen er niet tippen aan de Khan Academy.
Janneke2 schreef:Ik sluit mij aan bij het verhaal van Bowo over de magnetron.
Ik had het alleen heel makkelijk gedaan.
"600 Watt lijkt op 60 seconden",
er wordt gemiddeld 180 Watt verstookt, dus dat is 18 seconden.
In 1 minuut 180 Watt verstoken, wil zeggen in 5 minuten 5x180=900
Ja, dat is een gedachtesprong die ik zelf echt nooit zou maken
0011223344 schreef:Even helemaal afwijkend van bovenstaande berichten, je kan altijd de Khan academy proberen. Het is waarschijnlijk wel even zoeken om op de goede video's en oefeningen uit te komen, maar daar wordt het helemaal niet gortdroog uitgelegd en kan je achteraf dus oefeningen maken om te controleren of je het echt begrijpt.
Zoek wel in het Engels, in het Nederlands staat er niet veel op, vooral van wat lagere niveau's voor wiskunde. Math with Menno, wiskundeacademie en nog een aantal youtubekanalen kunnen er niet tippen aan de Khan Academy.

Badeendje schreef:Als je had geweten dat Watt hetzelfde is als joule per seconde, dan was de vraag wellicht een stuk makkelijker geweest. Immers 600 watt is 600 joule per seconde, hoe lang duurt het voordat je 180 joule hebt bereikt?
Zo te zien begrijp je de wiskunde wel, maar heb je geen gevoel bij de materie zelf. Dat is niet gek, het onderwerp is nieuw, en juist door het oefenen met dit soort moeilijke vragen (en ze gerust de eerste keer fout doen) leer je een kritische en onderzoekende houding aan. Vergeef jezelf dus ook de fouten, maar leer ervan.
Een tip die ik overigens ooit kreeg in een college was om jezelf aan te leren om de grootheden die je nu leert, eens op te schrijven, inclusief eenheden, en inclusief eventuele 'vertalingen' van die eenheden. Bij vermogen is dat dus Watt, of Joule/s (beide correct). Bij snelheid is dat bijvoorveeld meter per seconde, de frequentie in Hz, of het aantal liters per minuut. Als je in gaat zien dat er meerdere eenheden zijn voor een grootheid, worden dit soort vragen eenvoudiger.
Edit: en vergeet alle dingen die je ooit hebt gehoord over "er gevoel voor hebben", inzicht hebben, etc. Nagenoeg iedereen die dit soort vraagstukken oplost maakt in de eerste plaats fouten door onwetendheid of onbegrip, dat is volkomen normaal en draagt bij aan het leerproces. Inzicht (/intuitie) krijg je door oefening, door blootstelling aan de materie, door fouten maken. Ze zullen vast bestaan, mensen die in een keer alles kunnen, maar dat zijn uitzonderingen.
Nogmaals bedankt aan iedereen voor de waardevolle tips! 
]