Bij middendraf wordt het paard gevraagd de passen enigszins te verlengen. De ruiter moet het paard gelegenheid bieden om het lichaam te rekken. Het voorbeen en achterbeen moeten hierbij evenveel verlengen (driehoekjes dezelfde grootte).
Bij uitgestrekte draf moet het paard naar maximale kunnen verlengen. Bij de uitgestrekte draf zie je ook vaak dat het voorbeen nog wat verder kan dan het achterbeen.