In het wild zijn er natuurlijk heel andere dingen in het spel dan in de ruitersport. Alle gangen hebben zo hun nut. In geaccidenteerd terrein zal een paard voornamelijk draven met veel knie-actie (of tölten) als het snel vooruit wil komen. Op de vlakte zal het in rengalop gaan, maar een opgewonden paard kan ook piaffreren, of passageren, waarbij alle energie wordt gebruikt om de pas te verheffen. In een snelle galop, worden de passen juist vlakker. Dat willen we niet. We willen de energie binnen houden zodat die kan gaan naar het "omhoog", de sprong, en niet zo erg naar het "naar voren" want dat kan een draver beter in een harde draf... vandaar denken aan het genoeg tegenhouden, het paard niet harder laten gaan. Want het KAN immers langzaam galopperen.
En we willen duidelijk afgetekende galopSPRONGEN en geen vlakke snelle passen zien in de dressuur. De benen moeten naast stuwen ook goed dragen en afzetten.