
(http://www.aqha.com/association/who/thehorse.html)
De trapezius heeft als functie de schouder op te 'tillen' en voorwaarts en terug te bewegen. Nog belangrijker in dit verhaal, de trapezius werkt het samen met de rhomboideus (ietwat kleiner en dieper gelegen, als het ware onder de trapezius) om de hals op te tillen.
De trapezius loopt over een behoorlijk stuk van de hals tot een stukje over de schoft en in een punt naar beneden tot op het schouderblad (door de driehoeksvorm komt het ook aan z'n naam).
Deze spier is samen met de rhomboideus de enige die over de bovenlijn genomen verbinding maakt tussen hals en rug. Zonder juist gebruik van deze spieren kan er dus nooit een goede aanspanning van de bovenlijn plaatsvinden(overbrugging hals/rug), en je zou deze daarom als een zeer belangrijke schakel en de hele keten van spieren kunnen zien. We zien ook graag paarden zonder deukje voor de schoft (mooie hals/schoftverbinding), omdat de trapezius dan een optimale ligging heeft.
Waar het mij dus om gaat tijdens het rijden is dat het paard zijn hals als het ware al vanachter zijn schoft vandaan optilt (het lift-effect van die 2 spieren) om hem vandaar uit 'kiepen' en als het ware wat op te rollen. Gebeurt de aanspanning vanaf het eerste gedeelte niet mis je dus een gedeelte bovenlijn dat actief mee hoort te doen.
De mate van 'oprollen' na het over de schoft kiepen hangt van de rest van het paard en de trainingswijze af. LDR rolt verder op, klassiek schuift ietwat meer uit, maar de trapezius en rhomboideus dragen de hals vanaf de schoft. Een paard dat vanuit dit principe afbuigt kan haast niet op de voorhand komen te lopen, omdat je vanaf de schoft 'omhoog' komt en daarna komt de ronding. Ook tijdens dieper/lager instellen blijft de schoft als het ware omhoog bewegen en is het puur de hals die daalt. Een paard dat zijn hals het eerste stukje vanaf de schoft niet opwaarts draagt maar hem vanaf de schoft naar beneden laat vallen (zoals zoveel paarden gereden worden) zijn veel meer geneigd op de voorhand te komen, en de verbinding tussen voor- en achterhand in stand houden is moeilijker. Ook zie je dan halzen die vanaf het midden tot de nek gespierd zijn, maar vanaf de schoft en schouder weinig ontwikkeling vertonen.
Ik ben dus ook van mening dat oprichting niet alleen vanuit activiteit en het tot dragen komen van de achterhand komt, maar zeker ook door de mogelijkheid van deze 2 spieren de hals te dragen. Deze 2 factoren werken op elkaar in als beperkende factor.
Jullie meningen?