
Hier een stukje uit mijn verhaal (zie onderschrift als je het hele verhaal wilt lezen)
thoraklover schreef:(korte inleiding: Gwen en Valko rijden door het bos, haar paard Alec is een tijd geleden overleden, maar haar fantasie neemt een loopje met haar)
Mijn aandacht word getrokken naar een van de weinige struiken die nog een paar bladeren bevatten. Twee paar donkere vertrouwde ogen kijken me doordringend aan. Alec. Ik strek mijn arm naar hem uit, probeer hem aan te raken in de lucht. Ik voel de herinnering, ik voel de haren onder mijn vingertoppen kriebelen, zijn warme adem tegen mijn handpalmen blazen. Mijn mond vormt zich tot een glimlach. ‘Hé jochie,’ fluister ik. Hij briest begroetend. Ik schiet in de lach van het gelukzalige gevoel dat mijn buik vult.
Hij rukt zijn blik van me los en kijkt over zijn rug naar achteren. Zijn spieren staan in een keer gespannen, zijn ogen glijden verkennend en nieuwsgierig over de omgeving. Ik volg zijn blik, probeer te zien wat hem was opgevallen. In mijn ooghoek zie ik Alec angstig weg schieten. Nee! Ga niet weg! Wil ik naar hem schreeuwen. Zijn grote witte lichaam sprint zo hard het kan vooruit, zijn manen en staart zweven achter hem aan. Zijn neusgaten staan wijd open, zijn ogen weggedraaid van paniek. Zijn benen strekken zich zo ver ze kunnen. Hij werpt een blik over zijn schouder, zijn ogen lijken groter te worden van angst en wanhoop door iets wat ik niet kan zien. Hij probeer nog sneller te rennen, nog harder vooruit te gaan. Zijn paniek steekt me aan. Ik wil naar hem toe, hem geruststellen, hem zeggen dat er niks aan de hand is, hem tegenhouden voordat hij zichzelf de dood in rent. En bovenal wil ik hem weer aanraken, mijn vingers door zijn manen halen, hem weer diep in de ogen kijken. Ik wil weer samen een team met hem vormen. Tot dat ik zie waar hij voor wegvlucht.
Het is alsof ik tegen een spiegelbeeld aan kijk, waarbij ik niet weerspiegeld wordt. De donkerbruine merrie waar we op rijden, galoppeert daar. Met Valko op haar rug. Ik ben slechts een toeschouwer, ik lijk niet te bestaan. Valko houd een enorm zwaard vast, waarvan het scherpe ijzer glinstert door de zon. Zijn blik staat gefocusseerd op zijn slachtoffer. Geen emotie is van zijn gezicht af te lezen. Zijn merrie racet vol vuur, vol lust vooruit, alsof ze een leeuw is die een ree in het vizier heeft. Ik wil Valko bij zijn schouders pakken, hem door elkaar schudden. Dit is niet hoe ik hem ken, hij lijkt wel een volslagen vreemde. Ik moet tot hem door dringen, ik moet hem stoppen. Maar ik ben machteloos. Valko rijd in op Alec, die zweet en piept van de inspanning. De merrie hapt naar Alec’s achterbenen, alsof ze hem aan het opjutten is om nog harder te rennen, terwijl ze weet dat hij niet harder meer kan. Valko spoort de merrie aan, probeert haar nog harder te laten lopen. En dat doet ze. Haar spieren rekken zich op en veren soepel terug, steeds sneller. Ze galopperen nu zij aan zij. Alec is afgemat, zijn energie is op. Toch zet hij door, vraagt hij het onmogelijke van zichzelf. Maar het is niet genoeg. Ik zie hoe Valko zijn zwaard opheft boven de nek van Alec, om het vervolgens met een enorme snelheid naar beneden te laten suizen. ‘Nee!’ gil ik zo hard ik kan. Mijn stem echoot met een hartverscheurende toon tussen de bomen door.