“Wodan, Ruska, grijp ze” schreeuwde Dutchie hard tegen zijn honden.
Als een pijl uit een boog schoten de twee zware berghonden vooruit met een snelheid die je niet zou verwachten van zulke grote beesten. Hun rauwe grommen leken wel aanvalskreten en de schuimvlokken van hun bekken vlogen alle kanten op toen de honden zich op de wolven wiepen. Als eerste waren de wolven, die de aanval op de hond nog niet hadden ingezet, aan de beurt. Wild hapte Wodan en Ruska om zich heen om zo snel mogelijk voorbij de wolven te komen. De wolven hadden geen enkele schijn van kans maar toch beten ze fanatiek van zich af maar meer als een paar happen in de dikke vachten van de honden was het niet. De tanden van de honden drongen echter diep in het vlees van een paar wolven die al snel maakte dat ze weg kwamen. Meteen doken de twee honden op de zwarte wolf en de wolvin af die op het punt stonden om King dood te bijten.
King lag op zijn rug en bloed kleurde zijn vacht rood. Hij had vele bijtwonden over zijn hele lichaam opgelopen en werd steeds zwakker. Hij had geen kracht meer en geen reserves meer om nog maar iets van betekenis terug te doen.
Dutchie had zijn geweer op de vechtende hond en wolven gericht maar durfde niet te schieten uit angst de hond te raken maar dat was ook niet nodig.
Ruska en Wodan stortten zich op de twee aanvallers van de herdershond.
Omdat zij zo heftig in gevecht waren geweest waren hadden ze niet gemerkt dat de honden hun kant op kwamen.
Wodan was er als eerste en greep zonder enige twijfel de wolvin in haar rug, beet hard in en trok haar met geweld van de herder af. De wolvin die nog steeds de nek van King vast had schrok hevig en kon niet anders als de hond loslaten om zichzelf tegen dit nieuwe gevaar te verdedigen. Wodan trok haar met zoveel geweld van de hond af dat zij een halve meter verder tegen de grond smakte. Snel stond ze op haar poten maar Wodan was alweer bij haar.
Op hetzelfde moment dook Ruska op de zwarte wolf die net opnieuw zou inbijten op de verzwakte herderhond. De kaken van de hond grepen zich vast in het vlees van de wolf en woest schudde Ruska zijn kop heen weer. Stukken vacht en vlees kwamen los van de wolf die het uitgilde van de pijn en de onverwachte aanval van de twee honden. Snel herpakte het beest zich en verzette zich hevig tegen de berghond. Hevig bebloed dook hij op de berghond af maar deze was geen partij voor hem. Ruska ving de wolf op met een geopende bek en greep de wolf ten hoogte van zijn schouder en trok hem in een ruk onderuit. Meteen gooide hij zich op het dier en zijn kaak klemde zich als een bakschroef om de keel van zijn belager.
Wodan dook half op de wolvin en beet haar achter in haar nek. De wolvin probeerde te draaien om de buik van de grote hond te pakken te krijgen maar dat stond Wodan niet toe.
Snel sprong hij opzij en met zijn nek gaf hij een ruk terwijl hij nog steeds de wolvin vast had. Zijn machtige tanden scheurde door het vlees van de wolvin en trokken diepe sneden in haar vlees. Weer verloor zij haar evenwicht en kwam op haar zij terecht.
Deze keer liet Wodan haar niet meer opstaan. Snel dook hij met zijn volle gewicht op de wolvin en liet dreigend zijn tanden zien terwijl een onheilspellende grom uit zijn keel ontsnapte.
De wolvin begreep de waarschuwing en staakte haar verzet.
“ Wodan, Ruska, over” riep Dutchie toen hij zag dat de wolven overwonnen waren. Rustig, zonder hen een seconde uit het oog te verliezen lieten de honden de twee wolven los en stapte een stukje achteruit. Bevreesd voor een nieuwe aanval kwamen de wolven heel rustig overeind en keken huiverig naar de honden en naar Dutchie. Die stak zijn geweer in de lucht en loste een schot. De wolven schrokken zich rot en zonder na te denken maakte zij dat ze weg kwamen, achterna gekeken door twee stoere berghonden.
Snel keek Dutchie naar de herdershond. Apathisch en hijgend, met zijn tong uit zijn bek lag deze voor zich uit te staren. Hij lag nog steeds op zijn rug en leek geen kracht meer te hebben om overeind te komen. Dutchie vreesde het ergste en was met een paar snelle stappen bij hem. De honden stonden vlak achter hem een oogje in het zeil te houden. Rustig ging de parkranger door zijn knieën en sprak de hond rustig en op vriendelijke toon aan.
“ Wat is er jongen. Is het je allemaal een beetje teveel geworden? Het valt ook niet mee he? Eerst een klotebaas treffen. Vervolgens slecht te vreten krijgen. Gedumpt worden in een bos en dan ook nog eens op je sodemieter krijgen door een stel wolven waarvan jij dacht dat het misschien je nieuwe familie zou worden. Het is je niet makkelijk gemaakt jongen maar wees maar niet bang hoor. Wij doen je niets.” Terwijl Dutchie sprak was hij langzaam met zijn hand naar de hond gegaan en liet hem even snuffelen om hem te laten wennen. Heel even likte de hond aan zijn hand en keek hem met grote ogen aan. Rustig begon hij de hond te aaien en bekeek zijn wonden. Het waren er aardig wat maar ze zagen er zo in eerste instantie niet levensbedreigend uit. Beheerst pakte Dutchie de hond vast en probeerde hem overeind te trekken wat wonderwel lukte. Wat slap en onzeker stond de hond op zijn poten en keek schichtig naar de twee berghonden.
“ Geen angst jongen, die twee doen je niets” zei Dutchie tegen de hond.
Wodan, Ruska, kom eens hier en rustig aan hoor” commandeerde de ranger zijn twee metgezellen. De twee honden kwamen bij King staan die zich heel onderdanig opstelde. Ze besnuffelde elkaar en namen elkaar op. Ruska rook het bloed aan de hond. Een diepe wond aan zijn zij was helemaal rood gekleurd en met een tederheid die je niet van hem zou verwachten begon hij de wond van King schoon te likken.
De herder liet het gelaten over zich heen komen.
Wodan deed hetzelfde met zijn kop, waar een paar diepe bijtwonden van de hoektanden van de wolven in zaten. Dutchie bleef de hond aaien en op hem in praten. Heel langzaam begon hij te merken dat de herder begon te ontspannen. Het trillen op zijn poten verdween. Zijn ademhaling werd rustiger en heel voorzichtig begon hij zachtjes met zijn staart te kwispelen.
Het ijs was gebroken.
Na een aantal minuten deed Dutchie de halsband bij hem om en deed hem aan de riem. Gewillig liet de hond dit toe.
“ Ben je het zat hier King?”
Bij het horen van zijn naam reageerde de hond meteen met blijdschap voor zover zijn ellende dat toeliet. Dutchie had de naam van de hond doorgekregen van de instantie die de vorige baas gearresteerd hadden. Vlak voor hij op zoek was gegaan naar hem.
“ Wat dacht je ervan jongen? Zullen we dit maar snel achter ons laten en eens naar huis gaan? Lijkt dat je wat?” vroeg hij de herder. De blik in zijn ogen deed Dutchie vermoeden dat de hond dat maar wat graag wilde en rustig begon hij naar beneden te lopen. King liep gewillig met hem mee gevolgd door Wodan en Ruska. Het was nog een aardig stukje lopen maar Dutchie was blij.
Blij dat hij de hond van een gruwelijke dood gered had en blij dat voor het donker thuis zouden zijn.
Enkele uren later waren ze met z’n allen in de blokhut. Zelfs Dutchies eigen honden, die normaal het liefst buiten waren, zaten binnen.
Ze hielden alles nog even in de gaten en Dutchie liet ze hun gang maar gaan.
Als eerste had hij alle honden eten en water gegeven. King schrokte alles als eerste naar binnen. Daarna had hij het hoofdkwartier ingelicht dat de hond gevonden en veilig was. Natuurlijk had hij over de wonden verteld en dat hij de hond zou verzorgen en schoon maken en als het nodig was naar de dierenarts zou gaan. Uit dankbaarheid had de Animal Police een dierenarts naar de blokhut van Dutchie gestuurd en deze was net vertrokken.
Een aantal wonden hadden gehecht moeten worden maar over het algemeen viel het nogal mee. Wel was hij meteen ingeënt en had wat tegen ontstekingen gehad. Over twee weken moest Dutchie terug komen voor controle. King kwam naar Dutchie toe en gaf hem een grote lik over zijn gezicht. De ranger keek de hond aan in zijn bruine ogen en smolt van de blik van de hond.
Hij was een watje als het op honden aankwam.
Toen hij de herder over zijn kop aaide lag deze zijn kop op zijn schoot. Hij sloot zijn ogen en genoot van de aandacht. Een rilling ging door het hondenlijf heen. Dutchie wist wat te doen. Hij pakte zijn mobiel en belde met de Animal Police.
“ Met Dutchie. Zeg, wat gaan jullie met King doen als hij straks weer helemaal genezen is?” vroeg hij meteen aan de vrouwelijke agente aan de andere kant van de lijn.
“ We gaan kijken of we een nieuw huis voor hem kunnen vinden. Hij komt in aanmerking voor adoptie maar we zullen de nieuwe eigenaar goed doorlichten. Na alles wat hij heeft meegemaakt moet hij absoluut goed terecht komen” antwoordde de vriendelijke vrouwenstem.
“ Zou ik hem niet mogen adopteren? Mijn twee andere honden hem al helemaal geaccepteerd en ik moet eerlijk zeggen, ik ben nu al stapelgek op hem” zei Dutchie. Hij kon het natuurlijk niet zien maar de vrouw aan de andere kant van de lijn glimlachte van oor tot oor.
“ Luister eens Dutchie. Ik mag het niet zeggen maar we zaten eigenlijk al stiekem te hopen en te wachten op je telefoontje. We kunnen ons geen beter tehuis voor hem voorstellen als bij jou. Er is toch niets mooiers voor hem als dat hij bij zijn redder woont? Natuurlijk mag jij hem houden op een voorwaarde. Dat je af en toe eens met hem langs komt op ons hoofdkwartier”.
“Dutchie sprong zowat een gat in de lucht van blijdschap.
“ Natuurlijk komen we langs. In ieder geval morgen om de papieren te regelen”.
“ Dat is dan geregeld Dutchie. We zien je morgen. Doeg” en de verbinding werd verbroken. Dutchie lag de telefoon op tafel en keek de herder aan die op een oude deken was gaan liggen.
“ Nou jongen, je bent nu officieel een rangershond en je mag blijven. Wat vinden we daar van?”
De herder was gaan staan en Wodan en Ruska stonden vlak bij hem. Drie staarten gingen vrolijk heen en weer.
Meer bevestiging had Dutchie niet nodig.
Hij gaf alle drie zijn honden een knuffel en trok de deken over zich heen. In bed lag hij nog even de dag te overdenken. Hij had een heel blij en voldaan gevoel.
Met een glimlach op zijn gezicht deed hij het licht uit.
EINDE.