loveluuk schreef:misschien een ontzettend dom iets om te zeggen, maar ik snap niet zo goed waar al die drukte om gemaakt wordt.. Misschien komt dat meer omdat ik niet zo'n hondenmens ben...
Er staat dat de honden op de lijst met fokverbod hebben gestaan, dan is het toch niet erg dat er nu een nestje is geboren? En al die tests, ik snap het niet zo goed. Kunnen we niet gewoon blij zijn dat er mooie pups zijn geboren?
Als iemand de moeite wil nemen om het me uit te leggen, graag.
De honden mogen officieel in Nederland niet gehouden worden, en er mag dus ook niet mee gefokt worden. Je mag ze wel hebben als ze in het bezit zijn van een stamboom, en dat zijn deze helaas iet.
De 'fokker' wilde graag een keer een nestje, en vandaar dit nest puppies nu. Het is niet erg doordacht van hem, en hij denkt ook niet na over de consequenties, maar ik weet wel wat er met hem gebeurt als ze zijn honden innemen (de teef heeft zijn leven gered).
Als je het in grote lijnen ziet mag hij:
- de ouderdieren niet in zijn bezit hebben
- er niet mee fokken
- de pups niet verhandelen
- de honden niet los laten lopen (zonder muilkorf)
en moet hij:
- als ie dan toch wil fokken: de ouderdieren op erfelijke afwijkingen laten controleren en hier bewijs van krijgen
- de pups direct na de geboorte laten controleren door een deskundige en/of dierenarts
- de pups inenten voor ze weggaan
- de pups ontwormen voor ze weggaan
- de pups laten checken of ze helemaal gezond zijn voor ze weggaan
- de pups laten nakijken of erfelijke afwijkingen
- de ouderdieren een MAG-test laten doen, die ze ook goed afsluiten
En zo zijn er nog een paar dingen.
Ik hoop dat je nu begrijpt waarom de reacties vrij negatief zijn.
Ik wilde tenslotte ook alleen maar de pups laten zien, en ik denk dat als ik er niet bij had gezet om wat voor ras het ging, dat er weinig mensen zouden weten wat voor honden het zijn.
Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag (MAG-test)
A)Testonderdelen met eigenaar
Testonderdeel kennismaking. Een testhelper loopt met uitgestoken hand naar hond en eigenaar toe, begroet de eigenaar. Als de hond niet zelf met de naderende persoon contact maakt, aait deze de hond om de passieve vriendelijkheid te testen. Test niet langer dan 30 seconden laten duren.
De testhelper geeft de flexilijn met stevige leren halsband (geen slipketting) aan de eigenaar om de hond om te doen.
Testonderdeel voorwerp 1 (grote lap). De eigenaar loopt met de hond aan een flexilijn naar de pion die op een afstand van l.5 m voor de prikkel staat. Als hij daar staat, wordt een grote lap b.v. jasschort van grond omhoog getrokken en valt vervolgens weer op de grond. De eigenaar blijft staan om de hond de gelegenheid te geven zelf op onderzoek uit te gaan. Na 10 seconden geeft de testhelper een teken en dan gaat de eigenaar naar het voorwerp toe en lokt de hond, als deze niet zelf komt. Dit mag 10 seconden duren en op teken van de testhelper loopt de eigenaar door naar de volgende pion.
Testonderdeel voorwerp 2 (bewegend vreemd voorwerp). De eigenaar loopt met de hond aan een flexilijn naar de pion die op een afstand van l.5 m voor de prikkel staat. Als hij daar staat, wordt een groot voorwerp langs getrokken. De eigenaar blijft staan om de hond de gelegenheid te geven zelf op onderzoek uit te gaan. Na 10 sec. geeft de testhelper een teken en dan gaat de eigenaar naar het voorwerp toe en lokt de hond, als deze niet zelf komt. Dit mag 10 seconden duren en op teken van de testhelper loopt de eigenaar door naar de volgende pion.
Testonderdeel geluid 1 (alarmsignaal, toeter). De eigenaar loopt met de hond aan een flexilijn naar de pion die op een afstand van l.5 m voor de prikkel staat. Als hij daar staat wordt, gaat gedurende 10 seconden een alarmsignaal. De eigenaar blijft staan om de hond de gelegenheid te geven zelf op onderzoek uit te gaan. Na 10 seconden geeft de testhelper een teken en dan gaat de eigenaar naar het voorwerp toe en lokt de hond, als deze niet zelf komt. Dit mag 10 seconden duren en op teken van de testhelper loopt de eigenaar door naar de volgende pion.
Testonderdeel geluid 2 (harde klap door blikken op metalen ondergrond). De eigenaar loopt met de hond aan een flexilijn naar de pion die op een afstand van l.5 m voor de prikkel staat. Als hij daar staat, valt een flink blik met kiezels gevuld, op een metalen plaat. De eigenaar blijft staan om de hond de gelegenheid te geven zelf op onderzoek uit te gaan. Na 10 seconden geeft de testhelper een teken en dan gaat de eigenaar naar het voorwerp toe en lokt de hond, als deze niet zelf komt. Dit mag 10 seconden duren en op teken van de testhelper loopt de eigenaar door naar de plaats van het volgende onderdeel.
Testonderdeel insluiting (3 personen). Hond en eigenaar staan zo voor een muur/afrastering/hek, dat de hond ruimte heeft om achter de eigenaar weg te kruipen. Aan de muur, afrastering of hek zit een daarvoor geschikt bevestigingspunt met daaraan een lijn van 2 m, waaraan de eigenaar de hond vastmaakt.De flexilijn heeft de hond ook aan de halsband. De eigenaar gaat naast de hond staan en neemt de flexilijn in de hand. De extra bevestiging is een veiligheidsmaatregel. Als achtergrond mag geen verstek gebruikt worden, maar alle andere mogelijkheden (houten of stenen muur, katoenen of canvas scherm, afrastering of hek e.d.). De testhelpers gaan op uitgangspunt op een afstand van ongeveer 6 m van de hond staan. Met normale pas (dus niet vertraagd of versneld) wordt de eigenaar en hond door 3 personen ingesloten. De testhelpers zwijgen en kijken naar de hond die zover wordt genaderd dat hij net niet bij de helpers kan komen (het einde van de lijn markeren met een kalkstreep op grond is handig!, anders aangeven met pionnen). De testhelpers blijven 5 seconden staan, doen daarna een pas achteruit. Dan pas draaien zij zich om en lopen in hetzelfde tempo terug. De hond wordt niet aangehaald en de testhelpers blijven zwijgen.
Testonderdeel versnelde insluiting (3 personen).Direct als de testhelpers weer op het uitgangspunt zijn, gaan ze zwijgend en in looppas op de eigenaar en hond af. Ze kijken de hond aan. De testhelpers sluiten de eigenaar en hond in tot zover dat de hond net niet bij hen kan komen (kalkstreep). De testhelpers blijven 5 seconden staan, doen daarna een pas achteruit. Dan pas draaien zij zich om en lopen in het zelfde tempo terug. De hond wordt niet aangehaald.
B) Testonderdelen zonder eigenaar
De hond wordt vastgemaakt aan een geschikte lijn van 2 m op een plek waarbij hij naar links, rechts en naar achter kan uitwijken. De eigenaar gaat uit zicht (in kantine, achter verstek aan andere kant van het terrein of iets dergelijks). Zorg ervoor, dat de eigenaar de hond kan zien, zonder dat deze de eigenaar ziet! De testhelper gebruikt bescherming bij het aanhalen van de hond bijv. door gebruik van een kunsthand of iets dergelijks (geen pakwerk- of jutmouw).
Testonderdeel passerende hond. De eigenaar van een van de andere te testen honden, of een testhelper met een daarvoor geschikte hond, loopt met een aangelijnde hond van het zelfde geslacht als de te testen hond in de (kijk)richting van de laatste tot de pion op afstand van 2 m van de alleen gelaten hond. Hij blijft 20 seconden staan en gaat weer weg. De geleider zegt niets tegen zijn hond (geen appel).
Testonderdeel vriendelijke benadering. De testhelper loopt op een vriendelijke manier recht op de hond af.
Testonderdeel fixerende benadering. Een andere testhelper als bij vorig onderdeel loopt op een sluipende manier naar de hond toe en kijkt daarbij de hond strak aan. Hij blijft net voor de 2 m cirkel van de hond staan (kalkstreep) en kijkt 20 seconden de hond strak aan (dreigen door fixeren). Als de hond met kop en/of lijf wegdraait, loopt de helper met de hond mee. Na 20 seconden stapt hij naar achter, draait zich om en gaat weg.
Testonderdeel vriendelijk benaderen na stress. Dezelfde testhelper als bij onderdeel fixerende benadering loopt op een vriendelijke manier recht op de hond af. Hij wacht 10 seconden als de hond zelf geen contact zoekt en probeert hierna de hond te aaien met zichzelf beschermende maatregelen (kunsthand). Hij blijft met zijn lichaam buiten de 2 m lijnafstand van de hond (kalkstreep), stapt naar achter en draait zich om en loopt weg.
Testonderdeel eigenaar met kinderfiguur. De eigenaar wordt teruggeroepen, pakt de pop aan het armpje en loopt met de pop naast zich naar zijn hond en laat zijn hond met de pop kennismaken (20 seconden).
Termenlijst opgesteld in samenwerking met dr. M. B. H. Schilder en drs. D. J. U. Planta (april 2000)
Angstgerelateerde gedragskarakteriseringen
Gereserveerd/wantrouwen: hond nadert voorwerp of persoon niet, geen wijken/vluchten ed., geen houdingsverlaging, geen verdere angstsignalen, negeert lokken, geheven voorpoot kan voorkomen.
Ontwijken: hond loopt in een neutrale of hogere houding dan neutraal met boog om prikkel heen of loopt achteruit t.o.v. prikkel, of zonder verdere houdingsverlaging als staart al lager is dan neutraal.
Schrikachtig: aantal malen dat de hond een schrikreactie geeft (b.v ineen duiken, wijken, deinzen) gedeeld door het aantal prikkels.
Onzeker: lichte vorm van angst; lichte houdingsverlaging( oren naar achter en/of staart wat verlaagd), geen trillen, geen vluchten.
Successievelijk ambivalent gedrag: Bij een constante lagere houding dan neutraal ook wijken of intentie tot naderen. (Indien gereserveerd gescoord zou worden, maar hond wordt niet gelokt dan onzeker, indien nerveus gescoord zou worden, dan onzeker)
Steun zoeken: in een lagere houding dan neutraal: hond kijkt naar geleider, nadert hem, springt tegen hem op (met likbewegingen), stoot de geleider aan met snuit, duwt zijn lijf tegen geleider of gaat vlakbij staan of lopen. Steun zoeken kan ook op een ander persoon/hond gericht zijn.
Dekking zoeken: hond zorgt ervoor dat geleider/voorwerp/ hond tussen hem en de prikkel in staat.
Nerveus: hond vertoont rukkerige kijkbewegingen en/of pupilvergroting en/of spanningssignalen zoals gapen/hijgen/tongelen/janken/krabben en/of orenspel, veel wegkijken kan voorkomen.
Angst: in een lage houding of lagere houding dan neutraal gedrukt lopen en/of weglopen tot de (bijna) maximale afstand t. o. v. de prikkel, kan gepaard gaan met spanningssignalen.
Grote angst: staart tussen de achterpoten (bij honden met hoge staartdracht staart tegen de achterpoten, bij honden zonder staart tevens achterpoten gebogen) en/of vluchten of poging daartoe, eventueel pupilvergroting; kan gepaard gaan met rillen/gapen/bevriezen/wegkijken/ tongelen/bek aflikken/beginnen met hijgen. De hond staat nog net niet op maximale afstand t. o. v. prikkel of is terugroepbaar.
Paniek: vorm van ernstige angst; hond vlucht in een lagere houding dan neutraal en behoudt maximale afstand t. o. v. prikkel of is niet terugroepbaar. Alle andere angstsignalen kunnen worden vertoond, geen herstel.
Herstelvermogen: het vermogen om tijdens of na afloop van een prikkel terug te keren naar zijn oorspronkelijke gedrag en (hogere) houding van voor de toediening van de prikkel. Er zijn 6 mogelijkheden: geheel met steun, geheel zonder steun, gedeeltelijk met steun, gedeeltelijk zonder steun, niet (met of zonder steun)
Agressiegerelateerde gedragskenmerken
Bijtdrempel: de bijtdrempel wordt uitgedrukt in de duur van het dreiggedrag en het aantal keren bijten. Hierbij is de laagste bijtdrempel als de duur van het dreiggedrag kort is en er vaak wordt gebeten (snap, uitval, bijt). Een hoge bijtdrempel wordt weergegeven door een lange duur van het dreiggedrag en weinig keren bijten.
Dreigen: tanden laten zien, grommen, borstelen. fixeren, harde blaf, verstarren, stijve kwispel.
Andere gedragskarakteriseringen:
Actief vriendelijk gedrag: hond nadert persoon met kwispelen in een neutrale tot lage houding, snuffelen, eventueel hand likken, eventueel uitnodiging tot spelen, eventueel opspringen (met likbewegingen). Geen agressiesignalen of neiging tot domineren.
Passief vriendelijk gedrag: hond nadert niet zelf, maar accepteert met kwispel na benadering door persoon, aanhalen zonder agressiesignalen of neiging tot domineren.
Gespannen: hond verstrakt, gespannen staart, geheven voorpoot kan voorkomen.
Temperament: de mate waarin de hond levendig en beweeglijk is samen met de snelheid waarmee hij op prikkels reageert.
Neiging tot onderwerping: het op de zij of rug gaan liggen, benadering in een lage kruipende houding, met zwabberkwispel of lage kwispel.
Neiging tot domineren: hond vertoont tegenover geleider, andere personen of soortgenoten spelagressie, opspringen (zonder likbewegingen) omklemmen, bestijgen, markeren, bovenstaan en/of houdingsverhoging naar hoger dan neutraal.
Zeker: samenvattende karakterisering, waarbij de hond reageert op prikkels met neutrale of hogere houding, geen angst- of vluchtgedrag, geen ontwijken, geen gereserveerd/wantrouwen, geen nervositeit, hond vertoont direct na een schrikreactie een volledig herstel zonder steun.
Eigenzinnig/onafhankelijk: de neiging om niet naar de geleider te kijken of contact te zoeken met de geleider.
Nieuwsgierig: hond nadert voorwerp en/of persoon met oren naar voren, echter niet agressief. Voouitsteken van de kop en scheef houden van de kop kan voorkomen.
Oplettendheid: hond let op prikkel d.m.v. kijken, langs kijken, check look, oogwit kijken. Dit kan gepaard gaan met een gedraaid oor in de richting van de prikkel.
Prooigedrag: hond vertoont prooigedrag als hij de prikkel besluipt en/of schudt met het voorwerp. Dit gaat gepaard met een neutrale of lagere houding van de staart.
Contact zoeken: in een neutrale houding: hond kijkt naar geleider, nadert hem, springt tegen hem op (met likbewegingen), stoot de geleider aan met snuit, duwt zijn lijf tegen geleider of gaat vlakbij staan of lopen.
Normering agressief bijtgedrag:
Alleen in testonderdeel 8 (de hond-hond-confrontatie) is één keer agressief bijtgedrag toegestaan.
Onvoldoende beoordeling geschiedt indien de hond agressief bijtgedrag vertoont in andere onderdelen dan het bovengenoemde testonderdeel 8.
Normering angst:
Bij de testonderdelen in aanwezigheid van de eigenaar ( 1 tot en met 7 en 16) is maximaal 3 keer grote angst toegestaan. Bij deze drie keer grote angst mag maximaal één keer paniek voorkomen bij testonderdeel 1 (kennismaking) of testonderdeel 3 (kat) of testonderdeel 5 (blikken).
Bij de testonderdelen in afwezigheid van de eigenaar (8 tot en met 15) is maximaal 7 keer grote angst toegestaan. Bij deze testonderdelen is één keer paniek toegestaan, mits deze optreedt bij testonderdeel 10 (bel) of testonderdeel 11 (paraplu) of testonderdeel 13 (opdringerige pop).
Let op:
Bij de totale test (1 tot en met 16) mag in zijn totaliteit maar 9 keer grote angst optreden, inclusief de genoemde paniekreacties.
Onvoldoende beoordeling geschiedt indien:
1. de hond meer dan het bovenstaande aantal keren grote angst vertoont bij de testonderdelen met de eigenaar
2. de hond in een ander dan de hierboven genoemde testonderdelen paniek scoort.
3. de hond meer dan één keer paniek scoort in aanwezigheid van de eigenaar.
4. de hond meer dan één keer paniek scoort in afwezigheid van de eigenaar.
5. de hond 3 keer grote angst vertoont bij de testonderdelen in aanwezigheid van de eigenaar en paniek vertoont bij testonderdeel 3 en 5
Per 1 juli 2003 is er een wijziging in de normering van de Mag-test.
De normering is nu als volgt:
Er was één keer bijtgedrag toegestaan in de onderdelen 1,8,9 en 11 t/m 16.