Wanneer je ’s morgens op staat en je vreest voor de strijd die je die dag moet leveren, omdat je alweer moet lachen terwijl je het liefst van alles in tranen wil uitbarsten. Om getroost te worden door degene die je het meest vertrouwd, en zijn of haar armen om je heen te voelen. Zodat je weer een keer weet dat je veilig bent en dat je niet alleen bent op deze wereld.
Vraag jij je dan niet af wat jou doel is in het leven?
Wanneer ik ’s morgens op sta, met duizenden gevoelens in mijn hart, die er allemaal tegelijkertijd uit willen, omdat ik al weken lang probeer te verbergen hoeveel pijn het eigenlijk doet, dan denk ik aan hoe mooi de wereld eigenlijk is, zoals toen die keer in het herfstbos en die keer dat de sneeuw lag en ik kon samen zijn met het wezentje dat me zo dierbaar is! De wereld was zo mooi met het witte laken, dat elk geluid vervormde tot een nauwelijks hoorbaar gefluister.En de kleuren die de hersftbladeren mee bracht, deden de natuur voor een laatste keer op leven, voor dat de koude en de wind er voor zou zorgen dat de bomen een winterslaap inzetten, en ze hun bladeren voor het gemak maar laten vallen waardoor er niets anders over blijft dan een kaal geraamte van iets wat zo mooi kan zijn.
Het is echter ook diezelfde koude die dat prachtige witte laagje zo nu en dan over onze huizen, straten en natuur legt! Die het nog zoveel gezelliger maakt wanneer de vlammen in de kachel tikkertje met elkaar spelen.
En wanneer de kerstboom dan weer opgetuigd mag worden, en je in het schemeren van de kerstlichtjes even zit na te denken over hoe je leven is, welke dingen je nog even een plekje moet geven en welke nog open moeten blijven. Moet je dan niet gelukkig zijn dat je dit allemaal kan voelen? Dat je kan voelen wat blijdschap is, en wat verdriet is?
Dat je kan weten hoe het voelt om trots te zijn, en hoe het voelt om te weten dat je als mens eigenlijk zoveel kan met het huisje waar je ziel in woont?
Maar als je jonge kinderen ziet dollen en gieren van geluk, onbezorgt en ongeraakt. Zou jij dan ook niet graag terug 6 jaar zijn? Toen je nog geen beslissingen moest maken, toen je de woorden die je nu zon pijn doen nog niet kende, misschien zelfs nog nooit gehoort had. En als je ze wel al gehoort had zou je vast niet weten wat ze betekende!
Zou jij niet terug willen kunnen leven alsof niets of niemand je ooit gekwetst heeft? Lekker in de tuin door het gras rollen, je vergissen in de afstand van de vijver en er op een warme zomerdag in plonzen?
Omgelopen worden door een grote hond en getroost worden door je vader of moeder die er voor je zijn en je nooit los zullen laten? Tenminste dat denk je dan.
Iedereen die je ontmoet, of ziet, voor 100% kunnen vertrouwen omdat je nog niet beseft hoe wreed sommige mensen kunnen zijn?
En later...Wanneer je een tiener bent en de eerste moeilijkheden opduiken. Vrees je dan niet voor de toekomst, wanneer geldzorgen, moeilijke keuzes en pijnlijke ruzie’s vlak voor je neus liggen, je het alleen zal moeten redden? Zonder ouders of mensen die je kan vertrouwen? Ben je dan stiekem niet blij dat dat nog zo ‘lang’ zal duren eer je daar aan moet beginnen? Of verlang je net naar de onafhankelijkheid? Doen wat je wil, wanneer je het wil, zonder dat je moet luisteren naar de eeuwige preken over ontverantwoordelijkheid en idiootheid van je daden?
Maar bedenk je je dan ook dat je je eigen eten, rekeningen, electriciteit, eventueel internet, je computer, je (warm) water, je zetel en je verwarming zélf zal moeten betalen? Een eigen huis zal moeten onderhouden, je een job moet uitoefenen, terwijl je daarnaast ook nog een sport wil doen die je ook nog zelf moet betalen?
Denk je echt dat je dat aan zou kunnen zonder hulp?
Hoe mooi klinken dingen als je er over droomt, en hoe verschrikkelijk moeilijk zijn ze in werkelijkheid?
Waarom doen we elkaar deze ‘ieder voor zich en god voor ons allen’ mentaliteit elkaar aan? Waarom zijn we er niet gewoon voor elkaar, onvoorwaardelijk en zonder er iets voor terug te verwachten?
Misschien ben ik nu wel heel erg idealistisch...Maar zou het niet prachtig zijn?
Verlangend kijk ik naar buiten waar een ongeraakte laag sneeuw als een dik tapijt over de wereld ligt, Ik zou graag naar buiten willen gaan om te genieten van de magische stilte die er heerst wanneer de sneeuw zo dik ligt. Maar ik word vastgehouden door de vlammen die tikkertje met elkaar spelen in de kachel, en door de gezeligheid die hier heerst door mijn vrienden en familie die rond mij zitten, het schemerige licht van de verlichting in de kerstboom en de warmte die de speelse vlammen uitstralen.
Ik schrik op uit mijn gedagdroom wanneer ik een hand op mijn schouder voel.
‘ooit komt het allemaal goed meisje’