
Gevallen, in een droom
“Waarom moet jij ook altijd zo rottig tegen me doen!” soms ga ik te ver. Ik weet het. Kinderen horen niet tegen hun ouders te schreeuwen. Maar soms wordt het me allemaal gewoon te veel, zoals nu. Ik weet ook niet meer wat ik doen moet. Maar ik weet dat het zo niet langer verder kan. Licht het aan mij of aan bijna iedereen die nog maar iets verkeerd zegt waar ik onmiddellijk kwaad op wordt? Ik weet het niet, en eerlijk gezegd, het kan me niet schelen.
Ik pak mijn groene pen uit mijn bordeaux kleurige pennenzak. Testen verbeteren doen we altijd met groen, en zoals elke keer heb ik daar veel werk mee. Terwijl ik volop bezig ben met de derde vraag op te lossen hoor ik plots de deur van mijn kamer open gaan. Uit angst laat ik het dopje van mijn pen vallen dat tot bij de pootjes van mijn kat rolt. Nieuwsgierig bekijkt ze het groene dopje en enkele seconden later begint ze er tevreden mee te spelen. Waar zijn we toch mee bezig. Ik kan me niet concentreren. Ik storm de trap af om drinken te halen in de keuken. Maar vooraleer ik de deur wil openen bedenk ik me dan mijn ouders daar binnen gezellig tv aan het kijken zijn. Teleurgesteld stommel ik de trap weer op naar mijn kamertje terwijl ik onderweg mijn kat tegen kom die nog steeds met mijn groene dopje aan het spelen is. Ik probeer het af te pakken maar waneer ik het bijna vast heb ligt het al een trede lager. Ik verlies mijn evenwicht. Vooraleer ik me dat realiseer probeer ik nog om hulp te roepen. Maar dat is te laat. Ik zie nog net dat mijn kat in een spurtje naar beneden is en zich verstopt onder de kast. Mijn groene dopje ligt onderaan de trap, nog narollend van de snelheid.
Een kat, die sprekend lijkt op de mijne, loopt door het park. Het is er verlaten en donker, koud. Een man met een lange zwarte jas en een wandelstok in zijn handen loopt haastig doorheen het park. Ik vraag me af waarom hij en wandelstok bij zich heeft, want hij lijkt nog helemaal niet oud. Ik schat hem zo rond de dertig. Ik probeer hem in te halen en nu ik een beetje dichterbij kom zie ik ook een vrouw. Een vrouw met blond haar en zwarte mesjes. Ze is hevig geschminkt en haar armen bloeden. Ze hebben ruzie. De man begint te schreeuwen en slaat met de stok tegen haar scheen. Ze valt en roept hem nog één keer een scheldwoord toe. Maar dan is het afgelopen. De man slaat nog eens met de stok op haar hoofd, en nog eens. Ik wil naar de vrouw toe lopen maar, hij heeft me gezien. Hij komt op me af. Eerst heel traag om te zien of ik wel werkelijk alles gezien heb. Maar dan sneller, en sneller. Op het einde begint hij te lopen zo hard hij kan. Ik draai me zo snel mogelijk om en struikel bijna over mijn losse veters. Ik loop verder. Nog nooit heb ik zo hard gelopen, gelopen voor mijn leven. De man roept naar me: “blijf staan jij!” maar ik doe alsof ik het niet gehoord heb. Ik loop de hoek om. Merk op dat vanaf hier de weg verhard is en dat het makkelijker loopt. Een tweede man komt in mijn richting langst de andere kant. Hij draagt ook een lange zwarte jas met net dezelfde wandelstok. Maar deze draagt ook een bivakmuts over zijn hoofd. Snel draai ik een smal padje in. “Laat ze niet ontsnappen, Danny!” hoor ik nog roepen. Ik duikel onder een paar struiken. Doe mijn knie pijn maar veel tijd om daaraan te denken heb ik niet. “Hier zit ze!” de voeten van de zwarte man met de muts staan blak voor mijn gezicht. Van op de grond lijken beide mannen nog veel groter. Doodsbang kijk ik in de richting van de lucht. Die mooie blauwe lucht, de zon die langzaam onder gaat. En dan voel ik de lang verwachte steek in mijn buik, en nog één. “Laat ze!”
Angstzweet druipt over mijn gezicht. Mijn pyjama, althans ik denk dat het dat is, plakt aan mijn lichaam. De kamer ziet er uit als in en ziekenhuis. Er wordt op de deur geklopt. Een mevrouw met een lange witte jas komt de kamer binnen en verteld alles wat er gebeurd is. Ik heb twee dagen in een coma gelegen nadat ik van de trap gevallen zou zijn. Ongeloofwaardig kijk ik haar aan. “je ouders komen dadelijk, slaap nog maar even.” Ik denk er nog eens over na maar ik kan me niets herinneren. En nog voor de verpleegster buiten is val ik langzaam weer in slaap.
wat vinden jullie ervan? weet niet of er nog een vervolg komt, waarsschijnlijk niet. maar barst maar los zou ik zeggen.