
Het was een warme zomernacht. De maan was bijna even dik als de merrie die door de duisternis wandelde. Ze zocht een plaats om haar veulen ter wereld te brengen.
De merrie ging liggen onder een boom dicht bij een rivier, dit leek haar een geschikte plaats.
Eclipse liep al bokkend door de weide vlaktes. De zon weerkaatste op zijn glanzende vacht en de wind speelde in zijn manen. Voor dit kleine onschuldige veulentje zag het leven er goed uit, voor hem bestonden er geen problemen. Het kleintje bracht zijn dagen door met luieren, eten en spelen. Wat kon een veulen zich nog meer wensen?
Eclipse stopte, draaide zich om een keek zijn moeder speels aan. Hij hinnikte vrolijk naar haar en galoppeerde met grote passen weg.
De uitgeputte merrie liep op een drafje achter hem aan. De bevalling was zwaar geweest en het had niet veel gescheeld of ze waren allebei dood geweest.