4 februari 2003
Het sneeuwt buiten, alle mensen lopen gehaast door de straten gehuld in een dikke wollen winterjas en een warme sjaal.
Een aantal jongetjes zijn een sneeuwballen gevecht aan het doen.
Een van de jongens, een tengere nogal bleke knul die knoerthard kan gooien raakt een van de voorbijgangers vol op zijn hoofd.
De man loopt boos op de jongen af en ze beginnen te kibbelen.
Elders in de koopmansstraat lopen twee meisjes te zeuren over het koude weer.
``wat een weer hè Lizzy, nu kan ik mijn sexy rokje niet aandoen om Jurgen te verlijden`` zegt een van de twee meisjes.
Het meisje is – naar mijn schatting – 1.60 en heeft mooi zwart haar dat over haar rode jas hangt.
Ze heeft een dikke laag make-up op haar gezicht en haar wimpers zijn zo groot dat ze nep lijken.
Het andere meisje knikt hevig van ja terwijl ze met wijd opengesperde ogen naar een jongen kijkt die passeert.
Ze fluistert wat in het oor van het meisje met de zwarte haren en ze beginnen te giechelen en te smoezen.
Ik sla vanuit mijn schuilplek constant zulke taferelen gaande.
Mijn schuilplek is een zoldertje boven de concertzaal.
Meestal komen er operazangers en zangeressen zingen (nou ja zoiets dan) voor een stel bejaarden mannen en vrouwen die ruiken naar de bedden in het ziekenhuis of het zorgcentrum.
Vanuit een kier boven de gordijnen kan ik – zonder dat iemand het merkt – propjes en elastiekjes naar de bejaarde schieten.
Je kunt het zoldertje waar ik woon alleen via het dak bereiken, je moet via een vuilnisbak op een bord klimmen die in een steegje staat –waar nooit iemand komt –en van daar uit kan je op het dak klimmen.
Door een raam kan je dan in`` mijn zoldertje`` komen want zo noem ik het, ``mijn zoldertje``
Op mijn zoldertje liggen allemaal spullen die ze vroeger waarschijnlijk gebruikte om de show leuk te maken.
Er staan een aantal kisten met daarin verkleedkleren, en wat tafeltjes en stoeltjes met rare figuren daar op.
Het is lekker warm op mijn zoldertje en dus is het heerlijk om te zien hoe alle mensen door de sneeuw ploeteren.
Ik sta zo al zeker een uur lang voor het raam naar buiten te kijken.
Ineens hoor ik geroezemoes beneden en zoals altijd geeft het geroezemoes aan dat er weer een show begint over ongeveer een kwartier.
Ik loop naar de grote stoel waar mijn bodywarmer op ligt.
De stoel heeft een roze-oranje kleur die door het licht van de lampen beneden nog doffer lijkt.
Ik trek pijlsnel mijn bodywarmer aan en doe het raam open.
Het is heerlijk frisjes buiten, als een lenige kat spring ik het dak af op de vuilnisbak, en van de uilnisbak op de grond.
Omdat er nooit iemand in de steeg is doe ik altijd alsof ik een enorm applaus ontvang en doe een paar poses en geef me handpalm een kus en blaas die weg alsof ik net een enorm goede circustruc heb uitgevoerd.
Ineens hoor ik vanuit een donker hoekje langzaam geklap maar niettemin hard.
Ik schrik me kapot en tuur het hoekje in, ik zie niemand staan tot er een man uit het donker naar voren stapt.
Ik kan de man nu goed zien, hij is behoorlijk dik en draagt een spijkerbroek en – anders dan dat je zou verwachten – een wit hemd dat vol wijnvlekken zit.
Zijn haar was lang, zwart en hingen in slierten over zijn voorhoofd en rug.
Hij had een Latino –kleur huid en zulke bruine ogen dat je de pupil bijna niet kon zien.
Die man z`n armen zullen er ooit nog eens afvriezen dacht ik bij mezelf.
De man liep op me af en stak zijn hand uit, ``ik ben Kenny`` zei de man `` en jij ``
Donnie, Donnie shmits maar ik moet er weer vandoor als je het niet erg vind.
``dat, mijn beste Donnie`` vind ik wel erg.
Terwijl hij zelf op de vuilnisbak klom zei hij: ga zitten.
Ik deed maar wat deze Kenny zei want nu hij wist waar ik woonde kon hij me altijd opzoeken, en omdat hij er nogal als een `` bad guy ``uitzag wou ik liever geen problemen met deze man.
`` zeg Donnie, je hebt zo te zien wel wat geld nodig``zei de man.
Je woont in een bouwval en je hebt geen werk, je hebt maar twee paar broeken en truien, en een versleten bodywarmer.
Je bent wees en bent opgevoed door de vervloekte nonnen in het weeshuis.
Je zwierf als kind vaak door de stad, je was een jong voor rat en galg.
Vergis ik me?Want dan moet je het zeggen hoor.
Ik keek Kenny met open mond aan.
``H-h-hoe weet je dit allemaal? `` vroeg ik vol verbazing.
Wel jongen dat zal ik je vertellen, jij bent 25 als ik me niet vergis.
Ik ben 46 we verschillen dus 21 jaar.
Je kunt je voorstellen dat mijn vader jou vader al als kind gekend kan hebben.
J-ja stamelde ik,dat-dat kan ik me voorstellen.
En Donnie, weet je ook hoe jou vader dood is gegaan?
Ja, dat weet ik zei ik nu hard en duidelijk.
Wat dacht die vent wel, dat hij meer wist over mijn eigen vader dan ikzelf?
Hij is omgekomen toen hij – met auto en al – van een brug werd geduwd door een vrachtwagen, het was een ongeluk.
De man bulderde ineens in lachen uit.
Zo
mijn vriend zegt dat het verhaal nog veel coowler word
en je het steeds meer gaat begrijpen.