Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly
)
hoe zal ze reageren op dat schooluniform! (weet het denk ik al
) wanneer komt je volgende stuk? 
dus dan ga ik zeker verder

Was zeker het wachten waard
) maar daarna heb ik geen repetities meer etc.. dus vanaf donderdag wordt er weervolop geschreven
was het wachten weer meer dan waard
dit was echt een superstuk
snel door schrijven am!!! Citaat:‘EEN WAT?!’ Vraag ik geschrokken. ‘Een schooluniform’ antwoord mijn moeder alsof het niks is, maar dat is het zeker wel. Stel je voor ik heb nieuwe kleren gekocht en die kan ik alleen na school zien? Ik bedoel dat is toch erg? ‘Mam ik ga niet in een schooluniform lopen hoor!’ Zeg ik kwaad. ‘Sascha lieverd dat moet’ zegt ze. ‘Moeten, moeten, moeten. Dus als ik het niet doe wordt ik van school gestuurd?’ Vraag ik. Mijn moeder haalt haar schouders op. Daar heb ik veel aan. Chagrijnig pak ik het pakje waar het blauwe schooluniform in zit en loop ermee naar boven. Eenmaal boven haal ik het kostuum uit het pakje en leg het over mijn bed. Een stropdas voor meiden hoe verzinnen ze het? Ik trek mijn eigen kleren uit en trek het schooluniform aan. Of beter gezegd probeer ik hem om te doen. ‘Stomme stropdas’ sis ik. ‘Pap?’ roep ik hard vanuit mijn kamer. ‘Ja?’ Word er teruggeroepen. ‘Kom eens!’ Roep ik. Even later komt mijn vader de kamer binnen gelopen. Hij kijkt verrast, ‘Dus je moet echt een uniform aan?’ Vraagt hij spottend. ‘Ja, maak het nog even erger dan ik het al vind’ Antwoord ik chagrijnig. ‘Sorry’ zegt mijn vader ‘Waarom moest ik nou komen?’ Vraagt hij. ‘Dit’ zeg ik en houd mijn stropdas omhoog. Mijn vader glimlacht en pakt mijn stropdas vast. Na een halfuurtje kan ik helemaal zelf mijn stropdas om doen. ‘Dankje pap’ zeg ik terwijl mijn vader de kamer al weer uit loopt. Ik zucht diep, dit is het moment van de waarheid zeg ik tegen mezelf en ik loop naar de spiegel toe. ‘O mijn god, o mijn god, o mijn god’ is het enige wat ik nog uit kan brengen. Ten eerste ik draag kniekousen, ik moet lopen in een geruit rokje en als laatste blauw was totaal niet mijn kleur wat dit setje toch maar weer eens bewees. Snel trek ik de kleren weer uit en trek mijn oude kleren weer aan. Ik kijk weer in de spiegel. Opgelucht kan ik weer ademhalen, mijn eigen kleertjes. Boos kijk ik naar het formulier van mijn toekomstige school wat op mijn bureau ligt, ‘Jou schuld!’ zeg ik boos en haal mijn dagboekje. Ik blader meteen door naar mijn anti-Australie lijstje.
Waarom is Australië een flut land?
1. Het is er TE heet
2. Er leven slangen
3. Ik ken er niemand
4. Bagage komt niet aan
5. Er leven leguanen
6. SCHOOLUNIFORMS (blauw!!!)
De volgende ochtend wordt ik gewekt door de zonnestralen die mijn kamer binnen vallen. Ik rek me uit en trek mijn kleren aan. Langzaam loop ik naar beneden en ga aan de eettafel zitten. ‘Broodje?’ Vraagt mijn vader. Ik knik. ‘Waar is mam?’ Vraag ik aan mijn vader. ‘Je moeder is op zoek naar werk’ zegt mijn vader. ‘Maar jij hebt toch goed werk hier gekregen?’ Vraag ik. Mijn vader knikt ‘Je moeder wilt ook gewoon werk hebben.’ Zegt mijn vader terwijl hij een bord voor me op tafel zet. ‘Dankje’ zeg ik en begin mijn broodje te eten.
Die middag lig ik te zonnen in de tuin tot ik plotseling erge trek in drop krijg. In Nederland at ik minstens een keer per week een zak drop leeg. Snel sta ik op en loop naar mijn kamer toe. Ik haal de Australische dollars die ik van mijn ouder had gekregen uit mijn portemonnee en stop ze om mijn zak. Snel loop ik weer naar beneden. ‘Ik ga even weg tot zo’ roep ik naar mijn vader en broertje en loop door de voordeur het huis uit. Zou hier een winkeltje in de buurt zijn. Gelukkig komt er een man voorbij lopen en in mijn beste engels vraag ik of er een winkel of een centrum in de buurt is. De man knikt en wijst me de weg. Volgens de man is er een klein winkelstraatje op 10 minuten lopen. Ik loop de richting in die hij aanwees en kijk ondertussen om me heen. Kleine kinderen spelen over straat en af en toe staan er groepjes van mijn leeftijd met elkaar te praten. Ik zucht diep, als ik op school ben hoop ik dat ik snel nieuwe vrienden krijg. Na een tijdje zoeken heb ik het winkeltje gevonden. Ik loop er naar binnen en kijk om me heen. Er ligt veel snoep, maar geen drop. Ik loop naar de toonbank en probeer te vragen waar de drop ligt. Gelukkig volgens de vrouw is er drop en ik loop achter haar aan. Bij een rek vol zakken snoep stopt ze en wijst naar het bovenste rek. ‘Dank u’ zeg ik en ze loopt weer weg. Snel kijk in het rek. Engelse drop… geen gewone drop. Ik loop weer naar de toonbank en vraag om normale drop. De vrouw snapt niet wat ik bedoel dus ik ga maar weer verder zoeken. Nee, nergens. Wat een flut snoepwinkeltje. Ik loop de winkel weer uit en kijk de straat door. Gelukkig aan het eind van de straat is nog een supermarkt. Even later loop ik de supermarkt weer uit zonder drop. Dit kan toch niet? Een land zonder drop mag zichzelf geen land noemen. Kwaad loop ik weer naar huis.
‘Pap waarom hebben ze hier geen drop?’ Vraag ik aan mijn vader. ‘Nederland is een van de weinige landen die echte drop heeft’ antwoord mijn vader. ‘dus je bedoeld dat er nergens in Australië echte drop te krijgen is?’ vraag ik. ‘Misschien’ antwoord mijn vader. Boos loop ik weer naar mijn kamer en pak mijn anti-Australie lijstje er weer bij.
Waarom is Australië een flut land?
1. Het is er TE heet
2. Er leven slangen
3. Ik ken er niemand
4. Bagage komt niet aan
5. Er leven leguanen
6. SCHOOLUNIFORMS (blauw!!!)
7. Geen drop.
Hoe kan ik dit nou overleven? De rest van mijn leven is droploos.
De volgende dag is weer een dag vol van verveling. Gelukkig komt morgen het mannetje om de airconditioning te installeren en het Internet! Dan kan ik eindelijk weer msnen en e-mailen. Ik besluit maar weer in de tuin te gaan zonnen. Zelfs dit begint me te vervelen. Zonnen en vervelen? Hoe erg moet het dan met mij gesteld zijn? Ik sta op en loop een rondje door de tuin. Ik kijk naar de berm waar Mitchel en ik al de rommel van het zwembad gegooid hebben. ‘Wat zou erachter zitten? Misschien wel een heel slangennest. Er gaat een rilling over mijn lijf bij die gedachte. Maar misschien zit er ook wel wat leuks achter. Ik kijk tegen de berm op, hij is erg hoog. Dan kijk ik naar mijn slippers. Dat gaat niet lukken. Snel ren ik naar mijn kamer en zoek in mijn tas naar de laarsjes die ik in Nederland altijd aan had. ‘Hebbes!’ roep ik en houd triomfantelijk mijn paar laarsjes omhoog. Eigenlijk zijn ze nog veel te mooi om in bermen mee te klimmen maar waarschijnlijk doe ik ze anders nooit meer aan. Snel trek ik de laarsjes aan en ren weer naar buiten. Eenmaal voor de berm vraag ik mijzelf af of dit wel een goed idee is. Anders moet ik me de hele middag vervelen zeg ik tegen mijzelf en pak de berm vast. Voorzichtig zet ik mijn voet in de berm en probeer omhoog te klimmen. Het gaat lastig steeds zakt mijn been weer in de berm en ben ik bang om slangen tegen te komen. Als ik net boven ben hoor ik gesis naast me. ‘AAAAH!’ Ik gil hard. Ongeveer 2 meter verderop ligt een slang. Gillend spring ik van de berm af en land hard. De pijn schiet door mijn lichaam en ik grijp naar mijn been. ‘Au! Dat deed pijn’ mompel ik. Zo kan ik niet weer terug over de berm. Niet dat ik langs die slang durfde. Misschien als ik doorloop kom ik weer bij de weg uit en kan ik zo teruglopen naar mijn huis. Ik kijk om me heen. Het is een soort bos. Voorzichtig sta ik op en probeer zo min mogelijk op mijn been te staan. Half hinkelend loop ik door het bos. Verderop laten de bomen meer licht door. Hèhè zucht ik daar zul je de weg hebben. Maar ik heb het mis het is een open plek in het bos aan een grote rivier. Daar krijg ik weer een grote schok over mij heen. Daar staan van die grote dieren met zakken op hun buik, een bruine vacht, lange poten en staarten die als kikkers rondhupsen, oftewel kangoeroes. Oké, kangoeroes heb ik wel eerder gezien maar dat was in de dierentuin achter een hek, deze lopen los! Ik wil hard gillen maar dan kunnen de kangoeroes mij horen. Ik kijk om mij heen en zie een bosje vlak naast me. Alsjeblieft laten er geen slangen in zitten mompel ik terwijl ik in het bosje ga zitten. Gelukkig is het een slangvrij bosje vlak naast de rivier. Vanaf hier kan ik rustig naar de kangoeroes kijken zonder dat ze mij zien. Maar daar krijg ik even later ook weer spijt van. Er komt een klein kangoeroetje op mij af lopen. ‘Nee, blijf bij je moeder’ sis ik maar het kangoeroetje luistert niet en loopt nieuwsgierig op mij af.

