[VER] fantasie: Aristora

Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly

Toevoegen aan eigen berichten
 
 
solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 12-11-05 10:52

Citaat:
“Wel heb je ooit”, zei hij. “Welke gruwelijke slak heeft mijn lievelings-outfit kapot gemaakt?”
Ik kon mijn lach niet bedwingen. In een serieuze situatie als deze.
“Grun, doe even normaal wil je”, zei Parudo. “Ik probeer iemand uit de boom te krijgen”.
Nu begon ook Luniron te lachen.
“Wat hebben jullie?”
“Niks denk ik”, zei ik.
“Misschien zijn jullie weer vergiftigt”, zei Sonata met een grijns op zijn gezicht.
“Ja zeg, een keer in een maand in voldoende. En dan nog denken dat het een tweede keer ook was. Het is wel zat zo hoor!”, zei ik.
Een tweede pijl raakte Parudo in zijn nek.
“Nou zeg, wat een onzin”, zei hij.
Hij stormde van zijn paard de boom in en verdween in het bladerdek.
“Wat denk jij wel niet dat je mee bezig bent? Halve slak. Hoe zou jij nou weten of ik vriend of vijand ben? Je bent niet ouder dan 10”.
Parudo kwam de boom uitgesprongen met een klein jongetje onder zijn arm. Het jongetje was aan het huilen. Hij zette het jongetje op zijn paard en fluisterde in het oor van het paard dat het goed was.
“Bent u hier ook om iedereen gevangen te nemen?”, zei het jongetje angstig en onderbroken door snikken.
“Nee, wij komen hier om te helpen”, zei Parudo zacht.
“Maar ik heb u neergeschoten”.
“Ja dat klopt, maar ik kom nog om te helpen”. Het viel mij op hoe rustig Parudo was, hij leek in één klap veranderd te zijn. Het leek Parudo niet meer.
“Maar ik weet niet waar de andere zijn”, zei het jongetje.
“Dan gaan we die zoeken”.
Parudo sprong op zijn paard achter het jongetje en reed aan.
“Hij doet wel raar, hè?”, zei luniron zacht tegen mij.
“Ja”, zei ik. “Helemaal niet hem”.
“We zien wel hoe het verder afloopt, maar ik weet niet wat ik er van moet denken”.
“Nee ik ook niet”.
We reden verder, en zwegen.
“Halt!”, riep een zware stem.
Wij stopte.
“Wie bent u en wat brengt u hier?”.
“Wij zijn reizigers, en zoeken de ouders van dit jongetje”, zei Parudo.
“Welk jongetje?”.
“Klop”, zie het jongetje zacht.
“Hij heet Klop, denk ik”, zei Parudo.
Er viel een touw naar beneden, een Viggo kwam eraf gegleden.
“Klop, ei! Vader zal woedend zijn als hij hoort dat je weer weg bent gegaan in plaats van rustig naar school!”, zie de Viggo.
“Maar, Troes. Ik, uhm, zeg alsjeblieft niks tegen vader. Dan mag ik nooit meer weg”, ze Klop.
“Heb je net die bliksem en die regen niet gezien terug richting Palonze? Dat was Barica, en jij was nergens te bekennen. Op school was je niet, niet thuis. Ik heb me rot gezocht naar jou!”, zei Troes.
“Sorry”, zei de kleine Klop terwijl hij zijn hoofdje en zijn oortjes liet hangen.
Troes trok heb van het paard en sleurde hem mee. Er kwam een paars licht uit de boom.
“Solouvre”, zei Troes en hij knielde, Klop deed hetzelfde.
Een Geestenviggo kwam vanuit het bladerdek naar beneden dwalen. Hij lande rustig op de grond. Één voor één keek hij ons aan. Toen hij Parudo zag kreeg hij een rode gloed om zich heen. “Geestel geestel verdwijn. Geestel geestel verdwijn. Geestel geestel geef mij de kracht om te kunnen. Geestel geestel verdwijn”, zei hij.
Uit Parudo’s ogen mond en neus kwamen rook straaltjes. Deze werden dikker en dikker. Toen vormde ze een monster dat op één van Vliper’s mannen lijkt. Het begon te krijsen, Solouvre begon te schreeuwen. Toen werd het monster opgeslokt door Solouvre.
“Jongens sta op”, zei hij tegen Klop en Troes. Ze stonden op.
“Bedankt”, zei Parudo.
“Graag gedaan”, zei Solouvre.
“Hallo Barica, oude vriend”.
“Hé Solouvre. Wat is er met jou gebeurd? Eerst was je zo’n wijze Viggo en nu ben je, paars”, ze Barica terwijl zijn gezicht vertrok.
“Ik ben vermoord. Door een ordinaire struikrover. Hij heeft zelfs mijn medaillon gepakt”, zei Solouvre.
“ja daar zijn wij voor”, zei Norvale ineens.
Hij haalde het medaillon uit zijn zak. Solouvre toverde een glimlach op zijn gezicht. Troes nam het medaillon uit Norvale’s handen.
“Volg mij”, zei Troes. Hij liep weg. Parudo sprong van zijn paard en liep erachteraan. Wij deden hetzelfde. We liepen door het bos en kwamen bij een meer.

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 16-11-05 19:28

Citaat:
Troes en Klop liepen het water in, verder en verder tot ze verdween onder het water. Wij bleven bij de waterkant staan. Troes kwam terug.
“Hé, komen jullie nog?”, zei hij.
“Maar wij kunnen niet onder water ademen”, zei Chiara.
“Hoeft ook niet. Kom maar gewoon”, zei hij.
Chiara stapte wat angstig het water in en liep verder, tot ze ook verdween onder water. Ze kwam weer terug.
“Het klopt. Kom maar”, zei ze.
Wij liepen het water in. Ik pakte Luniron’s hand, ik vertrouwde het helemaal niet. Langzaam gingen we verder. Vlak voor ik kopje onder zou gaan bleef ik staan. Ik vond het heel eng. Ik keek Luniron aan. Hij keek angstig naar het water, toen zette hij een stap verder en verdween onder het water. Hij had mijn hand nog vast en begon een beetje te trekken. Ik zette ook een stap met mijn ogen dicht. Mijn hoofd ging onder. Ik probeerde te ademen, het lukte. Ik snapte het niet, maar deed mijn ogen open. Een paar meter verder en onder ons zat een koepel. Daar zaten bomen onder, het leek net een bos dat onder een het water zat. We zwommen achter Troes en Klop aan.
Er kwamen allerlei verschillende vissen voorbij. Hele mooie maar ook hele enge. Ik keek mij ogen uit. Het was schitterend onder het water. Ik kon hier altijd blijven. Een kwalachtig beest kwam mijn kant op. Ik stopte even met zwemmen om het voor te laten gaan. Geboeid bleef ik naar het beest kijken. Voor mijn neus bleef het beest hangen, het leek mij aan te kijken. Ik voelde een hele rare dwang om het beest aan te raken. Langzaam stak ik mijn hand er na uit. Ik aaide het, het voelde als een jong dier. Zo zacht dat het was. Zijn tentakels waren schitterend, ze gaven licht en ik vond ze super interessant. Ik liet mijn hand naar beneden dwalen en pakte 1 van de tentakels. Snel wond hij al zijn tentakels om zijn arm, het deerde mij niet. Ik was totaal onder de indruk van het wezen. Ik keek even omlaag naar de andere maar deze zwommen rustig door. Het wezen trok mij naar beneden, verder en verder. Het voelde geweldig. Het leek hel snel te gaan, we gingen verder naar beneden. Richting het zwarte niks. Verschillende vissen stopte met zwemmen voor ons, ze keken ons aan waarna ze weer rustig verder zwommen. Ergens ver onder ons zag ik een lichtje in het zwarte niks. Dat lampje was nog veel interessanter dan het wezen dat mij mee trok. Ik begon tegen te stribbelen, ik wilde naar het lampje. De tentakels van het kwalachtig beest draaide zich strakker langs mijn arm, het begon pijn te doen. Ik werd bang, ik kwam niet meer los. Ik trok maar aan de tentakels, en begon te schreeuwen onder het water. Maar er kwam helemaal geen geluid uit. Door het water heen hoorde ik het geboem van mijn snel kloppende hart. Ik vond het niet meer leuk, ik wilde weg van het beest. Ik schreeuwde maar er kwam geen geluid. Ik hoorde het gebonk van mijn snelkloppende hart. Het wezen was sterker dan ik. Waar was mijn staf? Ik keek zo rustig mogelijk rond. Dat lampje daar was mijn staf. Waarom had ik die losgelaten? Ik kon huilen maar het had geen zin, mijn tranen verspreide zich door het water. Terwijl ik nog steeds tegenstribbelde keek ik naar mijn staf.
“Krowlivion”, schreeuwde ik. Het lichtje van mijn staf bleef op zijn plek. Ik voelde met mijn vrije staf aan mijn rug. Gelukkig de tas had ik nog. Ik kwam maar niet los en ik raakte nog meer in paniek dan ik al was. Een tweede kwalachtige kwam snel van onder ons aangezwommen. Ik werd verstijfd van angst toen hij mijn spartelende voeten bij elkaar bond met zijn tentakels. De eerste kwal pakte mijn andere hand en bond deze ook aan elkaar. Ze trokken mij verder naar beneden. Steeds verder en verder. Ik keek naar mijn staf. Deze werd ook meegedragen. Ik stribbelde met al mijn kracht tegen. De kwallen maakte een raar oorverdovend geluid. Een derde kwam tevoorschijn. Hij was reusachtig. Ik begon zinloos te gillen alsof er een automatische piloot aanstond. De twee kwallen lieten mij los terwijl de grote wal zijn tentakels om mij heen bond. Ik werd geheel gebonden in de tentakels. Ik kon mij niet meer bewegen. Zijn tentakels bonden zich om mijn nek. Hij trok zijn tentakels aan. Ik kreeg bijna geen lucht meer. Ik hapte naar adem, maar de tentakels om mijn nek werkte als een strop. Ik stribbelde met al mijn laatste kracht en dat was het laatste dat ik deed. Het had geen zin. Ik zou hier sterven in de tentakels van een kwal. Vaarwel mijn geliefde Aristora.

Ik hoorde stemmen, ze kwamen mij bekent voor.
“Helaas jongens, er is niks meer dat ik kan doen”, zei een onbekende stem.
“Waarom niet?”, schreeuwde iemand. Een glimlach kwam op mijn gezicht dat was Luniron.
“De Klonzers hebben te veel schade aangericht. Alles van haar is in elkaar gedrukt. Helaas is ze overleden”, zei de onbekende stem.
Was ik dood? Hoor ik het daarom zo goed. Als ik zo erg zou zijn toegetakeld zou ik niet meer kunnen kleven. Waarom moest ik nou dood? Ik, degene die Aristora zou verlossen. Ik wilde niet dood zijn. Ik mocht niet dood zijn. Ik voelde iemand aan mijn arm.
“Grundura, mijn kind. We zullen jou taak op ons nemen en Aristora terug brengen naar haar oude staat”, zei Parudo. Oh vader, dacht ik, jou laatste aanraking. Hé hij kon mij aanraken en ik voelde hem. Ik opende mijn ogen. Parudo had zich over mij heen gebogen en zat te huilen. De andere zaten in een hoekje bij elkaar te huilen, zelfs Barica en Chiara die mij amper kende.
“Hé”, zei ik met een schorre en moeilijke stem. Er kwam water naar boven en ik begon te hoesten. Verschikt keken de andere op. Norvale rende naar mij toe en omhelsde mij. Ik hoestte nog steeds, maar een warm gevoel vloeide door mijn lichaam. De andere omhelsde mij ook. Ondertussen was ik gestopt met hoesten.
“Hoe is het?”, vroeg Parudo.
“Achja, ik denk dat het wel gaat”, zei ik.
“Ik dacht dat je dood was”, zei Luniron.
“Ja dat dacht ik zelf ook even”.
“Mevrouw”, zei de onbekende stem. “U mag blij zijn met een vriend als deze”, zei hij terwijl ij zijn hand op Norvale’s schouder legde. Norvale bloosde. “Zonder zijn poging jou te redden had u het niet gered. Helaas heeft het zeven dagen geduurd voor u wakker werd. Zeven dagen van afwachten en ent stopte uw hart, we dachten dat het voorbij was”. Hij pakte mijn pols en keek op zijn horloge.
“Ja hij klopt weer met normale snelheid”, zei hij.
“Krowlivion staf”, zei ik. “Bedankt iedereen. Ik dacht serieus dat het voorbij zou zijn. Hoe hebben jullie mij gevonden?”
“Op gegeven moment klonk er een oorverdovend geluid door het meer. We keken om en zagen jou niet meer. Troes herkende het als een roep van een Klonzer, en toen hij jou niet meer zag is hij hulp gaan halen. Een leger van gewapende Viggo’s is jou gaan zoeken. Wij moesten hier afwachten”, zei Sonata. “Toen iedereen met jou terug kwam heeft Norvale geprobeerd je te helen”.
“Maar je bent toch niks verder dan voorheen?”, zei ik blozend.
“Verder dan je denkt. De monnik in Palonze was echt geweldig. Hij had een bepaald trucje waardoor de tijd in de kamer waar we zaten heel langzaam gingen, dus toen was ik bijna klaar. Ik had boeken meegekregen vlak voor we weggingen en die heb ik in deze zeven dagen gebestudeerd. Ik kon jou net weer beter maken, maar toen hoorde ik dat je dood was”, zei Norvale.
“Dankje”, zei ik weer. Ik was zo blij dat ik gewoon levend was, en niet dood. Troes kwam de kamer binnen geschoven. Hij staarde naar de grond alsof hij zich heel schuldig voelde. Hij liep naar de Viggo die waarschijnlijk dokter was en sprak er zachtjes mee. Toen pas zag ik de tranen in zijn ogen. De Viggo knikte en liep de deur uit. Troes bleef staan, hij draaide wat met zijn voet en zijn handen waren onrustig aan zijn kleding aan het friemelen. Hij schuivde onzer kant uit en droogde zijn tranen.
“Ik ga met u mee”, zei hij. “De raad heeft besloten dat er iemand uit Viggolos mee met jullie moet reizen om mee te vechten tegen de duistere overheerser”. Hij slikte even. “Hier in Viggolos zal u alle hulp krijgen die u wilt. Er zijn hier genoeg lieden die u kunnen helpen. U kunt naar de barakken om e leren vechten, naar de bibliotheek om daar te studeren. U krijgt voldoende voedsel mee en Grundura krijgen een speciale les van onze wistore, een soort tovenaar”, ging hij verder. “Ook wordt u aangeraden les te nemen in de kunst van communicatie. Hierdoor kunt u met elkaar communiceren zonder dat een ander het hoort”.
Hij ging zitten en keek ons aan. Ik keek op mijn beurt naar Parudo
. Hij knikte, een lach verscheen op Troes’ gezicht. Mijn staf was er nog steeds niet en ik werd ongerust.
“Parudo”, zei ik. “Mijn staf is nog weg. Die moet ik terug hebben”.
Hij knikte weer.
“Daar kunnen wij mee helpen”, zei troes. “We zijn dan wel katachtige, we zijn toch goede vechters in het water en voelen ons er aardig thuis”.
“Zullen we dat dan maar gelijk doen?”, zei Norvale.
Troes knikte. “Blijf even hier”, zei hij en hij liep de kamer uit.
Ik stapte uit bed en pakte mijn tas. Het dagboek haalde is eruit en bekeek het. Gelukkig was het niet beschadigd. Het leek alsof het niet eens met water in aanraking was geweest. Ik pakte een haarborstel uit de tas en ging mijn haar ontklitten, want het zag er volgens mij niet uit.
“Ik heb eigelijk best honger”, zei ik terwijl ik een pijnlijk gezicht trok omdat een klit niet weg wilde.
Norvale liep de kamer uit. De andere bleven zwijgend zitten.
“Wat is er?”, vroeg ik.
“Ik weet niet meer of het wel een goed idee van ons was om achter Vliper aan te gaan. We hebben het er met de andere de hele week over gehad en het is een gevaarlijke weg die we moeten gaan. Vliper’s leger is misschien dom, ze zijn wel met veel. En die Krijger is nog steeds een gevaar. Misschien nog wel meer. Vliper’s toverkracht is zo overweldigend dat het waarschijnlijk nog geen zin heeft om hem aan te vallen”, zei Luniron.
Het dagboek begon gigantisch te trillen dus ik opende het snel. Lieverd verscheen er. Het is waar wat hij zegt, maar niet helemaal. Het is zinloos Vliper nu aan te vallen maar er zijn mogelijkheden hem te verslaan. In de bossen van Grief is een verlaten kasteel dat wordt bewoond door de engels des dieren. Grayn heet ze. Zijn kan jullie van alles vertellen over het wapen van Rotis. Dat wapen moeten jullie vinden, daarmee kun je alles verslaan. Maar Vliper is er ook naar op zoek. Hij heeft het kasteel in de bossen al gevonden, maar Grayn nog niet. Daar zal hij nog veel tijd voor nodig hebben. Ik kan jullie niet vertellen waar het bos is maar zoek hier in de bibliotheek. De andere hadden het ook gelezen en de letters verdwenen in het niks. Norvale kwam samen met Troes de kamer binnen. Hij had eten meegenomen. Hij zette het bij mij neer en keek ons aan.
“We hebben advies gekregen. We gaan naar de bossen van Grief, daar woont de engel Grayn en we moeten het wapen van Rotis vinden. Daarmee kunnen we Vliper verslaan. We blijven hier in Viggolos, eerst gaan we Grun’s staf terug krijgen en daarna wat dingen doen die Troes net heeft verteld. De tijd wringt want Vliper heeft het kasteel van Grayn al gevonden, maar haar nog niet. Hoewel de tijd dringt moeten we niks overhaast doen”, zei Parudo. Ik at snel al het drinken op.
“We gaan zo met de beste strijders van Viggolos grundura’s staf zoeken, gaan jullie mee?”, zei Troes. Iedereen knikte als één man. “Kom op dan”. En Troes rende de kamer uit. De andere volgde hem. Ik pakte nog snel de kop kruidenthee en volgde de anderen. We renden het gebouw uit, ik wist niet wat het was maar ik keek mijn ogen op straat uit. Ik morste mijn kruidenthee maar dat deerde niet. Een grote koepel overdekte de stad, boven zwommen er verschillende zeedieren en monsters voorbij. We rende naar een lichtblauw gebouw. Het leek een beetje op een wolk. Net voor we het gebouw binnen gingen gooide ik mijn drinken op de grond, we stapte het gebouw binnen, maar niet door een deur maar door de muur. Toen ik mijn ogen opende waren we weer in het meer, ik kreeg een wapen toegegooid van een bewaker die deel uit maakte van de bewakers die ons omringde.
“Weet je waar je staf is?”, hoorde ik in mijn hoofd. Ik knikte onzeker. “Waar we je vonden?”. Ik knikte weer/ De Viggo’s zwommen weg, wij gingen er achteraan. We zwommen naar het stuk war ik het eerst een Klonzer zag en zwommen daar naar beneden, steeds dieper. Elke Klonzer die we tegenkwamen werd gedood.
“Ze zijn heel gevaarlijk en het komt vaak voor dat ze één van ons te pakken krijgen”, hoorde ik.
We zwommen steeds dieper, tot we op het punt waren waar ik mijn staf had gezien. Een klein meerbewonertje zwom naar ons toe.
“Wat doen jullie hier?”, zei hij.
De Viggo’s maakte duidelijk dat we naar de staf zochten.
“Die heeft de hoofd Klonzer. Hij gebruikt hem als tandenstoker”, Zei het wezen.
Ik werd boos. Mijn dierbare staf, als tandenstoker. De Viggo’s wenkte naar mij. We zwommen nog dieper en dieper tot we bij een grot in het koraal waren. We zwommen erin en gelijk kwamen er een hoop Klonzers aan. Ik gebruikte het Viggo-wapen en sloeg en hakte naar alles wat op een Klonzer leek. Ik raakte van alles en nog wat. Met mij deden de andere dat ook. Steeds dieper gingen we de gang in en er leken steeds meer Klonzers te komen. Één van de Klonzers had Parudo te pakken, deze verstijfde. Ik kende dat gevoel maar al te goed. Snel hakte ik de Klonzer van zijn arm, hij keek mij even aan. Langer was er geen tijd want we werden gelijk door tientallen andere Klonzers belaagd.


Lekker lang stukje...Nu moet ik een stomme schoolopdracht maken

xxBenjixx

Berichten: 173
Geregistreerd: 19-11-05
Woonplaats: Wassenaar

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst: 19-11-05 21:52

Leuk hoor!! Ik ben ook een verhaal aan het schrijven, samen met mijn vriendin!Veel plezier verder met je Fantasie verhaal

Ayasha
Blogger

Berichten: 60169
Geregistreerd: 24-02-04

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst: 24-11-05 22:23

nog graag

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 02-12-05 22:50

Citaat:
We gingen steeds verder de tunnel in, één van de Klonzers deed weer zo’n rare roep. Het geluid was hier tientallen malen sterker dan in het open meer, het leek alsof mijn trommelvliezen braken. Alle Klonzers hielden opeens op met ons aan te vallen en vormde een rijtje waarin ze irritant gingen zoemen. Ze zoemde steeds harder en harde, tot het geluid plots stopte. De grot begon te beven en te trillen, maar de Klonzers bleven op hun plek. Wij zagen onze kans en zwommen zo snel mogelijk dieper de grot in. Plots waren de Klonzers weg en stuitte we op een soort sponzige muur. De grot liep dood. We bleven voor de muur staan en voelde eraan, ik draaide mij om, achter ons bleken de Klonzers een muur te hebben gevormd. We waren gevangen in de grot. De sponzen muur begon ineens te bewegen. Een reusachtige Klonzer draaide zich om. Snel zette de Viggo’s de messen in het lichaam van de Klonzer. Het wezen verroerde geen vin. Maar ook wij begonnen op hem in te slaan, de Klonzers achter ons verbraken de muur en vlogen ons aan. De bewakers hielde zich met hen bezig terwijl wij verder gingen met het belagen van de reusachtige Klonzer. Iedereen sloeg en hakte naar alles wat ze maar konden raken. Verscheidene keren greep een Klonzer een Viggo maar op de een of andere manier deden ze verder niks. Het leek wel of ze zichzelf gewoon lieten doden, maar ik had geen tijd om er nog langer na te kijken. Ik sloeg en hakte stukken ui de reusachtige Klonzer, deze reageerde nog steeds totaal niet op onze aanval. Zijn tentakels kwamen uit een gat onder hem op ons af, deze tentakels waren alleen wel gevaarlijk. Ik gaf het hakken in het lichaam op en begon op zijn tentakels in te slaan. Dat voelde hij wel duidelijk, bij elke slag op zijn tentakels leek hij in elkaar te krimpen. De anderen bleken dit ook door te hebben en begonnen zich ook op de tentakels te richten.

Na enige tijd lag de grond van de grot verspreid met afgehakte tentakels, er kwam een wit spul uit de onderkant van de Klonzer die niks meer terug deed. Hij verdedigde zich alleen maar daar hield het dan ook mee op. Wij hakte er nog vol op los, ik voelde mij wel al wat moe worden. Plots schoot er een tentakel naar mij toe die mij vol in min buik raakte. Ik voelde mij licht in mijn hoofd worden.
“Ik heb je nu in mijn macht”, hoorde ik een stem in mijn hoofd zeggen. “Jij zal mij beschermen tot je dood bent. Ik ben jou poppenspeler en jij bent min pop”.
Hij liet mij voor Parudo zwemmen die in de Klonzer aan het hakken was. Ik sloeg met mijn zwaard naar hem, niet hard want ik stribbelde tegen de kracht die mij dwong. Parudo ontweer mijn aanval en keek mij aan. Ik sloeg weer naar hem. Hij ging steeds verder achteruit tot hij met zijn rug tegen een bewaker stond, deze keek verward om. Ik zwom naar Parudo toe en sloeg weer. De bewaker tikte Parudo aan en wees naar mijn buik.
“Pak ze”, hoorde ik in mijn hoofd.
Ik werd op de Viggo gestuurd. Ook hier sloeg ik zo zacht mogelijk, de Viggo zette vliegensvlug zijn mes in mijn buik, op dezelfde plek als waar de tentakel mij had geraakt. Hij wrikte met zijn mes is mijn buik maar ik voelde niks. De stem in mijn hoofd had zich ook stil gehouden. Plots trok de Viggo zijn mes uit mij. Ik voelde de rare kracht uit mij gaan. Ik kon weer zelf denken. Ik keek aar het uiteinde van het mes, er zat een super kleine Klonzer aan. De bewaker draaide zich om n begon weer met de overige Klonzers te vechten, deze waren aanzienlijk in hoeveelheid gedaald. Ik draaide mij om en zwom terug naar de reusachtige Klonzer. Parudo voegde zich met mij. We gingen weer verder met het wezen te doden.
Een tijdje later voegde de Viggo’s zich weer bij ons en ook zij begonnen de tentakels eraf te slaan. Er schoot weer een tentakel mijn kant op maar deze ontweek ik. In mijn ontwijkingmanoeuvre hakte ik de tentakel eraf. Er klonk een oorverdovend geluid, een geluid als een stervend paard maar dan vele malen harder. De Klonzer leek steeds kleiner te worden, als een lekke ballon. Wij hielden op want hij was gekrompen tot het formaat van een flinke aardappel. Hij probeerde met zijn laatste drie tentakels nog weg te zwemmen. Ik voelde een moment van medelijden in mij opkomen, Luniron waarschijnlijk niet, Hij hakte de Klonzer genadeloos door midden.
De bewakers zwommen door het gat dat nu vrij was, wij zwommen er achteraan. Het werd steeds donkerder. Één van de Viggo’s ontstak een soort fakkel. Er stonden allemaal kooien langs de kant, allemaal leeg. We zwommen steeds verder. Er stonden nog steeds overal kooien langs de kant, allemaal leeg. We zwommen steeds verder. De formaten van kooien verschilde enorm. We kwamen bij de eerst gevulde kooi, er zat een soort krokodil in. Hij keek triest uit zijn ogen. Één van de bewakers stopte bij zijn koot en sloeg het slot eraf. De krokodil glimlachte en zwom weg van ons. Er kwamen steeds meer kooien die gevuld waren, er zaten allerlei wezens in, groot en klein. We lieten ze allemaal vrij, dankbaar lachte ze voor ze verdwenen in het zwarte niks. Er zaten twee Viggo’s in een kooi, ze waren uitgemergeld. We lieten ze los maar ze zwommen niet verder. Ze omhelsde ieder van ons en bleven bij ons, steeds verder zwommen we. Er kwamen weer meer lege kooien. Er was een wezen aan het einde te zien, hij zat op een troon. Het was geen Klonzer. Deze had vele tanden en een grote bek. Het leek op een slang, maar dan met een grote bek en vinnen. Hij had mijn staf vast en keek ons aan. Wij zwommen verder en kwamen in een luchtbel die voor de slang zat. Hij keek ons aan.
“Wij zijn jullie/”, zei hij slissend.
“Wij komen hier voor die staf”, zei één van de Viggo’s terwijl hij naar mijn staf wees.
“Ik ben hier de koning! Ik beslis alles!”, schreeuwde de slang. “Ik zal mijn leger roepen!”
“Je leger is dood”, zei Luniron rustig. “Hoe komen wij anders hier?” Hij rolde met zijn ogen.
“Mijn leger is onoverwinnelijk”, zei de slang.
Parudo begon te lachen, de slang vloog hem aan maar nog voor hij bij Parudo was had ik hem de laatste slag al gegeven.
“Niemand komt ongestraft aan mijn staf”, zei ik boos.
Ik pakte mijn staf en kuste de bol.
“Zullen we gaan?”, zei één van de bewakers.
Ik knikte en we gingen de luchtbel uit, zwemmend naar het donkere gat voor ons.

Een tijdje later kwamen we weer in Viggolos aan. We kregen een warm onthaal. Op de een of andere manier wist iedereen wat we hadden gedaan. De twee bevrijde Viggo’s werden door huilende familieleden omhelst. Langzaam verdween het gejuich en geklap. De koning des Viggo’s kwam aangelopen, wij maakte ieder een buiging.
“Sta op mijn vrienden”, sprak de koning. “Wij zijn u allen dankbaar voor het verslaan van de Klonzers en het redden van twee van ons. Wij zullen altijd voor u klaar staan en er zijn genoeg bedden hier dus u kunt zolang blijven als u wilt. Diensten staan voor u klaar, uw paarden staan in de stallen. Mocht u willen vertrekken vertel het ons dan, wij zullen er alles aan doen uw toekomende reis zo aangenaam mogelijk te maken”.
“Hoezo staan onze paarden hier in de stallen”, zei ik zacht tegen Parudo.
“Deze zijn al zes dagen geleden hier gebracht, vraag me alleen niet hoe”, zei hij.
“Wij danken u voor uw gastvrijheid”, zei Norvale en hij maakte een buiging. Ik voelde mij duizelig worden, er zat nog steeds een grote wond in mijn buik. Deze had ik tot op heden niet gevoeld. Norvale nam mij meenaar de kamer waar ik eerder deze dag was wakker geworden.

Hij legde mij op bed en ging over mij heen hangen. Hij kuste mijn voorhoofd. Twee gevoelens gingen door mij heen. Het warme gevoel dat ik eerder had gevoelt en het niet onaangename gevoel dat in mijn buik bleef hangen. Dit gevoel bleef een paar seconde handen en verdween toen uit mijn lichaam. Norvale verbrak de kus en we bloosde allebei.
Mijn tas begon te trillen, ik was deze eigelijk helemaal vergeten. Norvale gaf mij de tas en ik haalde het dagboek eruit. De andere kwamen ook de kamer binnen, ze hadden een stop bij de keuken gemaakt. Sonata’s snuit zat nog onder de slagroom.
“Niks voor ons meegenomen?”, zei ik plagend.
“Je hebt hier iets zitten, Sonata”, zei Norvale terwijl hij naar zijn mondhoek wees. Sonata voelde aan zijn mond en zag dat zijn vinen onder de slagroom zat. Hij lachte en likte zijn mond schoon.
“Hoe is het met de wond?”, vroeg Luniron. Ik keek naar mijn buik, Norvale had mij geheeld, Ik stak mijn duim op.
Het dagboek begon steeds meer te trillen. Ik opende het en zei sorry. Maakt niet uit verscheen er.


Nu bennik moe en ik ga na bed.

Jeany

Berichten: 1928
Geregistreerd: 15-08-05

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst: 11-12-05 15:39

*verslaaft* I want more!!!!!! super verhaal .... alleen jammer want in het beging wist ik niet echt wie of wat mannelijk of vrouwelijk was want t zijn ook zo'n lastige namen!

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 11-12-05 18:30

Citaat:
Ook mijn staf begon te trillen. Het dagboek begon van achter naar voor te bladeren en weer terug, steeds sneller tot hij op de bladzijde met de foto bleef steken. De foto brak in tweeën, het deel waar Parudo op stond bleef heel en het stuk waar mijn moeder op stond versnipperde zich en verdween in het boek. Weer begon het boek te bladeren tot hij op de laatste bladzijde stilstond. De pagina brak open en begon op te bollen. Mijn moeder, de knappe vrouw van de foto, steeg op uit het boek. Mijn staf zweefde langzaam heen en weer. Mijn moeder stond nu op het boek, ze stapte eraf en liep naar mijn staf. Ze pakte hem vast, keek ons aan, en verdween toen met een knal. Min staf viel op de grond, Luniron pakte hem op en gaf hem aan mij. Ik keek erna, de mist in de bol was verdwenen. Daarin zat zij, mijn moeder.
“Hallo, mam”, zei ik.
“Ha Grundura”, zei Lariksha.
“Lariksha? Ben jij dat echt?”, zei Parudo.
“Nou technisch gezien niet, ik ben een herinnering uit het dagboek. Wat er in het dagboek werd geschreven op de laatste pagina was wel de dode ik. Nu praat zij ook, alleen via een herinnering van een foto. De dood heeft mij geholpen, hij is Vliper zat. Mijn dagboek kun je nu weer gewoon lezen, ik kan het je niet vertellen want ik weet niet alles meer. Maar alsjeblieft Grundura, lees het dagboek goed door. Maar nu, hier in Viggolos kun je echt van alles leren. Neem Troes mee, en iedereen moet ook van alles leren wat er te komen gaat. Dus studeer gezamenlijk. Ik zal hier in de staf blijven en al jullie vragen proberen te beantwoorden”, zei lariksha.
Ze ging in de bol zitten en wij liepen de kamer uit.
“Waar eerst heen?”, vroeg ik.
“De heks die hier woont. Ze is gespecialiseerd in het mengen van kruiden voor kracht en andere makkelijke dingen. Ze kan jullie van allerlei zinvolle trucjes leren. Ze woont hier vlakbij”, zei Troes.

We liepen naar het huis van de heks en klopte bij haar huisje aan. Een kleine, grijze Viggo opende de deur.
“hallo kinders”, zei ze.
“Mevrouw, wij hebben vernomen dat u ons allerlei dingen over de kunst van de kruiden zou kunnen leren”, zei Parudo. “Wij zijn hier in verband met onze reis naar Vacaria en willen hier een hoop leren”.
De heks keek ons een voor een onderzoekend aan en knikte toen. Ze draaide zich om en wenkte ons dat we binnen moesten komen. Wij stapte het huis in en keken onze ogen uit. Van buiten leek het een heel klein huisje maar van binnen leek het net zo groot als Sighni’s Varambo kasteel. Overal stonden kleine potjes met allerlei verschillende planten, het overgrote deel van de planten had ik nog nooit gezien. Ze hadden verschillende kleuren. Zo had je een plantje dat roze veren had als blaadjes, er was een plantje dat paarse bloemen had waaruit hij elke paar seconde een oranje bolletje spuugde waarna een andere bloem deze als het ware opat en enkele seconde later het bolletje weer ergens anders na toe spuugde. Er stonden verschillende glazen attributen op verschillende planken opgesteld. Bollen die om andere bollen heen draaide zonder dat ze elkaar aanraakte. Een glazen kat, die opgerold getoond werd. De kat was schitterend afgewerkt. Plots kronkelde er een slang voor me. Hij kronkelde door de lucht heen zonder dat hij viel, het leek op een waterslang alleen bewoog hij zichzelf voort in de lucht. Alles in het huisje was kortom fascinerend. In een terrarium onder een raam was er een miniatuur oerwoud gemaakt, er zaten apen in kleiner dan mijn vinger top. Een hoop rennende paarden en verschillende minuscule vogeltjes. In een terrarium ernaast zaten spinnen, zo liepen over elkaar heen. Ik plantte mijn handen op de tafel naast het terrarium en bukte mij zodat ik de spinnen in het terrarium beter kon zien. Mijn hand jeukte en ik krabde eraan, even hield het op maar gelijk was de jeuk weer terug, ik keek naar mijn hand. Er zat een spin op en ik schok mij rot. Snel trok ik mijn hand weg. De andere spinnen kwamen ook uit het terrarium gekropen, langzaam kropen ze mijn kant op. Ik deinsde achteruit.
“Rustig maar meisje, ze doen niks”, zei de heks terwijl ze de spinnen een voor een oppakte en ze in het terrarium deed. Ik keek nog een rond, het huis was heel raar ingericht, de vloekende kleuren combinatie, de kleuren staken totaal tegen elkaar af. Het viel mij op dat er ook een grote hoeveelheid koperen ketels en andere attributen stonden.
Ik vond het wel een schitterend huis, het feit dat niks bij elkaar paste en er allerlei aparte dingen te vinden waren vond ik vrijwel fascinerend. De heks liep naar een deur die naar een andere kamer leidde, ze leek niet te lopen maar te zweven zo soepel als ze liep op haar oude leeftijd. Wij volgde haar naar de kamer, deze was nog verrassender. Hier stonden wel meer dan duizenden planten op honderden planken. Er waren tientallen glazen attributen. De kleuren hier staken nog meer met elkaar af, maar ik vond het huis in één woord geweldig. Er hing een aparte geur in de kamer, een soort lavendel alleen net een tikkeltje zuurder. Het was niet onaangenaam, maar toch kon ik er niet goed tegen. Mijn hoofd begon gelijk te bonken. Het viel mij op dat er geen ramen in de kamer waren en er een brandend haardvuur was in het midden van de kamer. Deze bevatte groene en paarse vlammen die alleen voor de sier waren. Warmte gaven ze niet. De heks pakte een glazen pot en strooide een geel kleurige poeder in de vlammen die gelijk andere kleuren kreeg. De vlammen bevatte nu heel erg veel kleuren, paars en groen waren er nog steeds, maar nu was er ook geel en rood en blauw en oranje en kleuren die ik nog nooit had gezien.
“Neem plaats”, zei de oude Viggo.
Wij namen plaats op de met bloemen bestofte fauteuils die over de hele kamer verspreid waren. Ze zaten comfortabeler dan de beste stoelen waar ik ooit in gezeten had. Mijn fauteuil nam een temperatuur aan die ik lekker vond. Het waren geweldige kussentjes. De andere leken ze ook heerlijk te vinden en zakte nog dieper weg in de fauteuiltjes.
“En waaraan heb ik dit bezoek precies te danken?”, zei de oude Viggo.
“Zoals wij al eerder zeiden hebben wij vernomen dat u verschrikkelijk goed bent met kruiden. En aangezien wij een lange reis voor de boeg hebben zouden wij graag wat van uw kunsten leren. De meest bruikbare kruidenmixen als dat zou kunnen uiteraard”, zei Parudo plechtig.
De heks knikte, en keek ons alle nog een keer van top tot teen aan. Ik was heel erg zenuwachtig want ik vond het een geweldig idee om van alles te leren. Als ik op een stoel had gezeten had ik nu op het puntje naar de heks gekeken.
“Oké, waarschijnlijk is het zeer handig voor jullie als jullie beginnen met het drankje tegen honger. Dit drankje moet je over iets doen dat je gaat eten, hierdoor verhoogt het de voedingswaarde en krijg je dus meer binnen waardoor je minder hoeft te eten maar toch genoeg binnen krijgt. Zeer handig voor een reis.
Deze drank is aardig ingewikkeld maar als je hem één keer hebt gemaakt is hij simpel. De ingrediënten zijn ook overal in elk bos te vinden, je moet alleen wel weten waar je moet zoeken. Dat zal daarom ook jullie eerste les zijn”, zei de heks.
Ze stond op en liep naar de enigste kast in de kamer, ze opende hem en haalde een grote bol eruit die gevuld was met blauwe rook.
“Dit is een lornbol, zei ze. “Een lornbol laat dingen zien die je herkent. In dit geval laat ik een bos verschijnen. Niet bang worden, er zal niks gebeuren. Deze kamer komt eruit te zien als een bos, maar het blijft de kamer, ja ik kan het niet uitleggen, jullie zien het vanzelf”.
De heks aaide de lornbol een paar keer en daarna kwam de blauwe rook in de kamer hangen, hij werd steeds dikker en dikker tot ik niks meer zag. Daarna werd hij steeds dunner tot er een bos was verschenen. De fauteuils waar we opzaten waren veranderd in omgehakte boomstammen, maar ze zaten nog steeds heel erg comfortabel.
“Volgen jullie mij?”, zei de heks en ze liep weg van ons.
Wij sprongen van onze boomstammen af en liepen haar achteraan. Het bos leek op een gewoon bos, maar op de een of andere manier wist ik dat het geen bos was, en dat had niks te maken met het feit dat ze het al had verteld maar met iets anders. Er liep een koude rilling over mijn rug toen we langs een groot spinnenweb liepen. Nu wist ik waarom het bos anders was, er was geen geluid te horen van krakende takken onder onze voeten en gezang van vogels ontbrak ook.


Ik wil 'm net zo dik maken als de nieuwe HP...Dat is dus 280 pagina's, ik zit nu op de 41
En moet dan ±255000 woorden, en zit nu op de ±37000. Dus dat is nog een beetje meer dan 200000 woorden

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 12-01-06 18:01

Citaat:
Het was eigenaardig licht in voor een bos. De heks stopte bij een boom, een Eksterboom. Het waren rare bomen, de bladeren leken op veren van een ekster, vandaar de naar. Een Eksterboom had hoge wortels die half boven en half onder het aardoppervlak zaten. De heks boog zich en keek onder de wortels. Een tijdje bleef ze kijken maar al snel rechtte ze haar rug.
“Kijk”, zei ze. Ik boog en keek naar het punt dat de heks aanwees. Er zat een schitterende wit blauwe bloem op de wortel.
Terwijl de andere keken legde ze uit.
“Deze IJzelbloemen groeien alleen onder de wortels van een Eksterboom. Deze bloemen zijn het belangrijkste ingrediënt van de drank. Je hebt twee blaadjes van de bloem nodig, maar alleen van twee verschillende bloemen, dus ook niet van dezelfde boom. Ze zitten bijna op elke Eksterboom, dus ze zijn niet zo moeilijk te vinden. We gaan verder”, zei de heks.
“Vier bladeren van een bramenstruik”, zei de heks toen we bij een bramen struik stopte. “Ook deze lijkt mij niet zo moeilijk. De volgende zal wel wat problemen opleveren, maar wees blij dat je die maar één keer in je leven hoeft te gebruiken. Zoals ik al eerder zei zijn de ingrediënten niet moeilijk te vinden maar je moet even weten waar je moet kijken. We hebben het sap nodig van een Lano. Een gevaarlijk werk maar je kan een grote hoeveelheid van het sap aftappen en je kan het sap dus vaak gebruiken, want meestal heb je maar 1 druppel van het sap nodig en tap je een liter of twee af”.
We liepen naar een doodgewone eik. De heks zette vanaf de eik 5 stappen en groef een gat in de grond. Toen ze een hand of vijftien aarde weg had gehaald stond ze op en liep ze achteruit. De aarde begon te beven en in het gat kwam langzaam een minuscuul geel bloempje te voorschijn. Ik dacht altijd dat een Lano een reusachtige bloem was, mar ik zou het niet weten want ik had er nog nooit eentje gezien. Het kleine bloempje begon nu te beven, plots schoot er een gele bol onder het kleine bloempje naar boven. De bol sleet zich door vieren en toen zag ik dat het een reusachtige bloem was. Het kleine bloempje stond op een dun steeltje hoog boven het hart van de bloem. Het bewoog als een slang die een reukspoor wilde ruiken. Het bloempje leek ons allen te onderzoeken, het had ons allen een soort van aangekeken en toen ging het bloempje terug naar Norvale. Het bewoog zich als een gehypnotiseerde slang, zachtjes heen en weer wiegend. Norvale bleef er naar kijken, plots stopte het bloempje en begon te schokken. Het leek nu meer op een kat die haarballen aan het opspugen was. Dit hielt ook op en hel bloempje was aardig dikker geworden. Het begon rond te tollen en stopte weer voor Norvale waarna het in een fractie van een seconde een enorme vuurbal naar hem spuugde. Norvale schok zich rot en sprong omhoog, helaas net iets te laat en de vuurbal raakte zijn benen. Door de kracht van de klap klapte hij voor over en viel op de grond. Aan zijn benen was niks te zien en hij krabbelde overeind. Hij keek ons aan en zei: “Ik voelde niks, alleen dat ik viel”.
“Zoals ik al zei”, zei de heks. “Is het hier ongevaarlijk, maar het was in ieder geval een waarschuwing voor als het in het echt gebeurt. Je moet dit bijna altijd met zijn tweeën doen want tussen de vuurballen door is de bloem ongevaarlijk. In de kelk van de bloem zit het sap wat je nodig hebt. Als de bloem bezig is weer een bal te maken kun je dit sap uit de kelk in een bak gieten. Maar doe dit alleen als de Lano al een vuurbal heeft gemaakt, want na de eerste doet hij er veel langer om, om een nieuwe te maken. Maar dit is nu kinderspel en gaan we naar het laatste ingrediënt. Deze is een tikkie lastiger om te vinden, maar zoals ik al zei, als je het eenmaal weet…”.
De heks liep richting het noordoosten. Natuurlijk volgde wij haar, ik kreeg mijn vraag tekens bij het vrouwtje. Alles wat ze tot nu toe had laten zien waren maar gewone planten, alleen een Lano plant werd vaker voor een drankje gebruikt, ik had het nog nooit van gehoord dat IJzelbloemen kracht hadden, en dood normale bramenstruiken, ik wist het niet. Maar ik had totaal geen verstand van kruidendrankjes dus liet ik de gedachte maar gaan.
Na een tijdje kwamen we bij een greppel.
“Hier groeit de Tiors, een bloem met een hypnotiserende geur. Eigenlijk het belangrijkste ingrediënt, maar alle ingrediënten zijn belangrijk want de combinatie zorgt voor de kracht. Ven de Tiors heb je maar het minste nodig. Je moet van een jong blaadje een klein stukje halen, nog geen centimeter breed en lang. Maar wat je wel moet onthouden is dat je slechts 10 minuten hebt om het stukje blad en de andere ingrediënten te mengen. Daarom is het slimmer om een plantje van de Tiors mee te nemen. Behalve dat je het blaadje dat is gescheurd moet verzorgen oef je hem alleen maar water te geven. Maar niet zo veel want dan gaan ze dood. Nou je ziet de Tiors daar”, zei de heks terwijl ze naar een klein struikje wees dat bedolven zat onder de bladeren. “Ik denk dat jullie de ingrediënten nu wel op eigen houtje kunnen vinden. Oja, uiteraard moet er ook water bij het drankje worden gedaan.” De heks klapte een paar keer in haar handen en toen verdween het bos in de mist die snel oploste en we ons weer in de rare kamer waanden. De heks verliet de kamer en wij namen plaats op de met bloemen gestoffeerde fauteuils. De glazen kat sprong bij mij op school en rolde zich op. Ze kreeg al weer wat haren in plaats van glas. De heks kwam de kamer weer i met een Tiors plantje.
“Oké, laten we beginnen. Schuif allemaal je fauteuils naar die ronde tafel”, zei ze.
Wij schoven onze fauteuils naar de tafel die naast de open haart stond. De heks kwam met een pannetje aanzetten die ze op de tafel zette.
“Ik heb hier de ingrediënten”, zei ze terwijl ze naar de kruiden op de tafel wees. “Allereerst doen we het water in de pan, deze zette we op het vuur tot het ongeveer 50 graden is. Dan doe je de bramenbladeren met de ijzelbloem blaadjes bij elkaar in een andere pot en kneus je ze tot ze, nadat je ze gekneusd hebt doe je ze bij elkaar in het water. Deze moet dan een dunne paarse rook gaan produceren. Maar niet roeren! Nadat deze paarse rook is ontwikkeld doe je het stukje blad van de Tiors erin, en precies 5 minuten later drie druppels van het Lanosap. Twee minuten laten sudderen en dan 7 keer roeren. Één keer links, dan rechts enzovoorts.
Hierna moet je het pannetje van het vuur halen en aflaten koelen, en dan in een fles of net wat doen”, de heks liet ons alle een drankje maken en het in een fles doen.
“Onthoud wel dat je het niet zo mag drinken en per etensware slechts 1 druppel nodig hebt. En het beste is om water bij het voedsel te drinken, maar dat hoeft niet perse, maar je moet er wel iets bij drinken. Verder zit er net meer gevaarlijks aan. Als je niet zeker weet of het goed is dooi het da voor de zekerheid weg. Ik weet niet wat er gebeurt als je het inneemt als het op een andere manier is gemaakt. Koop het daarom ook nooit. Ten tweede hebben we een beter drankje om te leren, door dit drankje wordt je in een paar seconde geheeld en dan ben je weer zo fit als een hoentje, maar ik denk dat ik jullie beter een ander drankje kan geven aangezien deze heel ingewikkeld is. Ook heb ik deze zelf ontwikkeld dus ben ik er ook niet zo’n fan van om het jullie te vertellen. Wel leek ik jullie een seindrankje, maar dat doen we meten. Ga nu maar Lanosap zoeken, dan hebben jullie daar een voorraad van. Want voor zowel het eerste als de seindrank heb je die nodig. En voor nog meer drankjes ook”. De heks deed de deur van de rare kamer open en gebaarde dat we naar buiten moesten.
Eenmaal buiten zei niemand iets. Iedereen had het flesje mee genomen. Luniron stond ongeduldig met zijn voet over de grond te schapen.
“Gaan we dat Lanosap halen?”, zei Parudo. Ik had mijn twijfels over het drankje en Troes leek mijn gedachte te kunnen lezen.
“Nou ze werken wel, dus waarom niet?”, zei hij.
Norvale knikte en stapte naar noordoostelijke richting.
“Waar ga jij heen?”, zei ik.
“De paarden halen”, zei hij.
“We hebben er alleen geen voor Troes”.
“Ik heb mijn eigen”, zei deze.
“Oké”, zei NOrvale. Troes liep ergens anders heen dan Norvale

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 26-01-06 17:38

Citaat:
“Oké”, zei Norvale. Troes liep ergens anders heen dan Norvale die wij volgde. We kwamen bij de stallen aan.
Daar stond UnSy nog steeds zo groot en schoon als toen ik haar voor het eerst had zien staan. Lunirons’ gevleugelde paard stond ernaast. Ik ging UnSy’s stal in en aaide haar over haar neus heen. Ze drukte haar neus tegen mijn jurk om te ruiken of ik wat lekkers mee had genomen, maar dat had ik niet. Ik liep de stal uit, op zoek naar een appel of iets dergelijks. De paarden hadden misschien wel nooit honger, ze hielden wel van eten. Ik liep naar een staljongen.
“Hé”, zei ik. “Heb je een appel voor mijn paard?”.
De Viggo draaide zich om, en meteen zag ik dat het helemaal geen staljongen was. Onder zijn cape droeg hij een harnas en hij was heel erg gespierd. Zeker geen doorsnee Viggo, hij had een Gele vacht met donkerrood haar en een donker rode staart. Voor zijn mond, net onder zijn neus, had hij een metalen kap zitten. Één van zijn ogen was dichtgenaaid en hij had een groene veer aan zijn oorbel. Hij zag er eng uit dus ik schok van hem.
“Sorry”, stamelde ik met een rood hoofd en ik liep achteruit. Hij draaide zich om en ik ook, snel liep ik weg terwijl de andere mij vanuit hun stallen aankeken Luniron begon te gniffelen toen een kleien jongen met een kruiwagen naar binnenkwam.
“Hé”, werd er van achter mij geroepen. Ik draaide om en zag dat er een appel naar mij werd gegooid door de aparte Viggo. Ik ving hem op en keek ge Viggo aan. Daarna draaide hij zich weer om en liep naar een stal die verstopt lag in het donker. Ik bleef nog even naar het donker staren en liep toen naar UnSy die mijn appel gretig aanpakte. Ik pakte UnSy’s zadel uit de kast en zadelde haar op.

Even later liep ik met UnSy naar buiten waar Troes al stond te wachten bij een kleine gezette pony.
“Hé Troes!”, hoorde ik Luniron vanuit de stallen roepen, en hij kwam met zijn paard naar buiten gelopen. “Wie is die gele gozer?”
Troes keek hem raar aan.
“Ja die met die gele vacht, ook een Viggo”, zei Luniron weer. Troes leek even te denken.
“Oh, ik denk dat je Lacs bedoelt. Hij is jaren geleden weggelopen van huis, op 15 jarige leeftijd. Hij moest van zijn vader timmerman worden en dat zag hij niet helemaal zitten. Nu komt hij sinds twee jaar weer 1 maand per jaar hier. Hij is wel veranderd. Hij is wel heel aardig ook al zou je dat niet denken, maart wel een beetje raar. Wart er is gebeurt nadat hij wegliep weet niemand maar dat hij heeft gevochten is duidelijk. Hem je zijn zwaard gezien?”, zei Troes. “in ieder geval is hij nu een best goede vechter volgens iedereen, misschien wil hij ook wel mee. Als hij niet al in zijn eentje wilde gaan. Ik kan vragen of hij mee wil”.
Ik keek Luniron aan die op zijn beurt weer Parudo aankeek die nu ook weer buiten was. Deze knikte, Troes gaf mij de teugels van de gezette pony en rende naar binnen toe waarbij hij Ano en Sonata passeerde die met hun reusachtige paarden naar buiten kwamen. Het paard van Ano schok van Troes en zette eens tap achteruit, precies op de voet van Sonata die schreeuwde van pijn. Hij vervloekte alles en iedereen terwijl hij Ano’s paard opzij duwde. Toen het paard van zijn voet afging begon Sonata te hinkelen op één been, met zijn voet in zijn handen houdend.
“gaat het”, vroeg ik.
“Ja hoor, het gaat zo wel weer weg”, zei Sonata. Hij zette zijn voet weer neer en liep, een beetje mank, naar ons toe.
Norvale, Chiara en Barica kwamen ook de stallen uit.
“Wat ging Troes doen?”, vroeg Norvale.
“Die ging die gele Viggo iets vragen”, zei Parudo.
“Oh ja, zei Norvale weer op zijn aller oudste arrogante toontje.
“Ja”, zei een schorre stem achter hem.
Norvale, Chiara en Barica draaide zich om. Lacs kwam de stallen uitgelopen met een kleine, magere, gitzwarte pony. Der pony was zo mager dat je al zijn ribben kon zien. Lacs pakte een grote bloedrode doek die op een hooi baal lag en gooide die over de pony heen. Deze leek gelijk een stuk dikker. Ook pakte hij een soort masker en deed die bij de pony aan die nu op een echt strijdros leek. Het masker had drie pinnen en was zilverkleurig.
“Ik ga met jullie mee”, zei Lacs terwijl hij op zijn pony steeg.
Wij stegen ook op.
“Waarheen?”, vroeg ik aan Troes.
Hij wees richting het lichtblauwe wolken gebouw, we reden erheen.

Eenmaal uit het meer liepen we rustig het bos in. Iedereen keek in het rond om een teken van onraad te bespeuren.
“Even denken”, zei Troes. “Een eik”
“Eiken staan diepen in het bos, hier zijn alleen maar die fruitbomen te vinden”, zei Lacs.
Ik snapte niet hoe hij zo duidelijk kon praten achter dat ijzeren masker, maar we reden dieper het bos in. Ik had totaal geen besef van tijd meer maar waarschijnlijk was het rond een uur of negen want het begon te schemeren. We keken goed onze ogen uit naar een eikenboom, maar nog steeds stond het hier vol met bananenbomen.
“Luniron”, zie ik.
“Ja”, hoorde ik hem zeggen.
“Kun jij een paar bananen pakken?”
Luniron vloog van zijn paard en plukte een flinke bos bananen waarvan hij iedereen er een stel gaf. Gulzig at ik een banaan op want ik had honger gekregen. Een stuk of 5 bananen duwde ik in mijn zadeltassen, die bewaarde ik voor later. Zo’n reis als deze was niet goed voor je lichaam, want eigelijk at je veelte weinig. We reden nog steeds dieper het bos in en we waren nog geen eik tegen gekomen.
“Zijn eiken hier zo zeldzaam”, riep Barica ineens geïrriteerd.
“Nou langs het water wel, maar dieper het bos in niet meer, daar is het ook een stuk veiliger want het is daar dichter begroeit en kunnen vliegende spionnen van Vliper ons niet zien. Die vliegen hier nogal veel over het bos, om onze stad te vinden. Maar we staan denk ik over een tijdje onze tent op want het word al snel te donker om nog veilig te kunnen zien waar we lopen”, zei Troes. “Ik heb genoeg tenten meegenomen, ik had me er al op voorbereid dat we het vandaag niet zouden vinden”.
Tussen de verschillende fruitbomen stonden nu hier en daar een stel eksterbomen of andere bomen. Waarschijnlijk was het niet verschrikkelijk ver meer, maar het begon nu echt goed donker te worden en Lacs stak een lantaarn aan.
“We komen denk ik niet meer veel verder, dus laten we hier ons kamp maar opslaan”, zei toet terwijl hij zijn pony halt hield en afsteeg. Hij pakte een tent uit zijn zadeltas en gooide die naar Parudo. Troes pakte er nog twee waarvan hij er één aan Luniron gaf en met de andere zelf aan de lag ging.

Na enige tijd stonden de drie grote tenten om een knapperend kampvuur. Ik pakte nog een banaan die ik aan mijn dolk spietste en boven het vuur hield om hem te laten roosteren. Sonata en Ano kwamen met kastanjes aanzette die ze in het vuur gooide. Deze begonnen te knallen en uit het vuur te springen, waarbij Sonata en Ano ze behendig opvingen het was een leuk gezicht om de twee wolven broertjes op een neer te zien springen in het licht van het kampvuur. Iedereen lachte door de gekke sprongen die ze soms maakte. Nadat Sonata en Ano een hoop kastanjes hadden verzameld verdeelde ze deze onder ons.
Nadat iedereen lekker had gegeten doken we de tenten in.
Het was een rumoerige nacht, ik kon niet in slaap komen en dacht de hele tijd dingen te horen en lichten te zien. Na een tijd viel ik toch in slaap.

Ik had een enge droom, ik stond helemaal alleen in het kasteel van Vacaria, Ik zag enge schaduwen en hoorde een valse lach. Ik keek om mij heen terwijl de lach zich verplaatste. Angstig zocht ik naar de andere die vast ook wel ergens in het kasteel moesten zijn, waarom hadden ze mij alleen gelaten? Ik wist niet waar het gelach vandaan kwam en toen hield hij plots op. Ik keek angstig achterom en …Ik werd wakker gemaakt door Chiara die bij mij in de tent lag. Ik keek haar slaperig een terwijl ze een vinger op haar mond legde. Met haar andere hand wees ze naar iets naast mij. Er viel een schaduw op onze tent, een schaduw van een raar beest. Chiara pakte twee messen en gaf er één van aan mij. De schaduw sloop naar de voorkant van de tent, wij kropen ook naar de voorkant van de tent. Een enge hand kwam door de opening tussen de voorkanten van de tent. Chiara en ik stonden klaar voor de aanval. De hand haalde de flap wel en er kwam een gezicht tevoorschijn. Chiara en ik gilde van schik.


Helaas wordt er niet heel veel meer getekend. Maar ik verzeker jullie dat er een heel onvoorspelbaar stukje komt.

klunsmuts

Berichten: 772
Geregistreerd: 06-03-05
Woonplaats: Friesland

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-02-06 15:41

Even in "mijn berichten"zetten, gaaf is dit zeg!

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 15-06-06 14:30

Na een ontiegelijk lange stop, mede door school heb ik nu een vervolg. Ik ga nu weer meer schrijven.

Citaat:
“Wat is er?”, vroeg Laks.
“We schokken van je”, zei Chiara.
Laks keek ons raar aan en wenkte ons. Chiara en ik kleedde ons aan en liepen naar buiten, het was mistig en er kwam een fel wit licht vanuit de hemel. Zo’n licht wat pijn doet aan je ogen. De andere stonden zich buiten hun tent uit te rekken. We braken de tenten af.
Na onze tenten in de zadeltassen te hebben gedaan stapte we op. In mijn ooghoek dacht ik iets te zien, een lichtje. Maar toen ik mijn hoofd draaide was er niks. Ik stapte op en wachtte tot iedereen op zijn paard zat. De dikke pony van Troes was erg onrustig, hij stond niet stil terwijl Troes probeerde op te stappen. Uiteindelijk zat Troes er toch op en steigerde de pony waarbij Troes van hem af viel. De pony trok aan de teugels die Troes nog vast had en hij keek onrustig om zich heen. Laks stapte van zijn pony af en nam de teugels van Troes over, de pony ging nog steeds tekeer en Laks haalde uit met zijn voet en gaf de pony een trap. Deze hield acuut op en stond te beven. Troes pakte de teugels over en stapte op. Zijn pony keek nog angstig uit zijn ogen maar bleef nu rustig. Ik keek in het rond en zag een lichtje achter een boom schieten.
“Zag iemand net ook ergens een lichtje?”, vroeg ik onzeker.
De andere keken mij aan, Luniron en Norvale knikte.
“Misschien de brandvuries”, zei Luniron. “Want dat zijn vuurtjes die zichzelf kunnen verplaatsen, en ik zag er verder niks bij”.
Luniron maakte weer dat rare geluid wat hij in het kasteel ook maakte om de brandvuries te lokken. Er kwam geen brandvurie tevoorschijn. Ik liep samen met Luniron richting de boom. Achterons hoorde ik dat de andere ons volgde. Toen we bij de boom aankwamen zagen we niks, nergens meer in de omgeving zagen we iets dat er niet thuis hoorde. Gespannen keken we in het rond. Plots voelde ik een hand op mijn schouder, ik schok en keek om. Barica stond achter mij.
“Wat?”, zei hij en hij keek mij verbaast aan.
“Niks”, zei ik terug en ik keek weer om mij heen.
We liepen verder het bos in en keken om ons heen. Met z’n 7e, Troes, Lacs en Ano waren nog bij het kamp. Opeens hoorde we een schreeuw vanuit het kamp komen. We draaide ons om en rende snel terug, we botste tegen Troes en Lacs aan die vanuit het kamp onze kant op rende. Ik lag op de grond en voelde aan mijn hoofd. Ik was met mijn hoofd tegen dat van Lacs aan gelopen. Lacs zat op de grond en keek mij aan.
“Gaat het?”, vroeg hij aan mij.
Ik knikte en Lacs stond op waarna hij mij ook omhoog hielp.
“Is iedereen er nog?”, zie Parudo. We keken om ons heen en knikte.
“Ano is er niet”, zei Sonata. “Die was toch bij jullie”.
Troes schudde zijn hoofd. “Die ging jullie achterna”.
“Ano!”, riep Sonata. “Ano!”
Er werd niet terug geroepen. Sonata rende terug naar het kamp. Wij bleven verward kijken en ik wist eigelijk niet goed wat ik moest doen. Weer een schreeuw.
“Dat is Ano weer”, zei ik.
Luniron schudde zijn hoofd en rende naar het kamp. Ik rende hem achterna en hoorde de andere ons ook achterna komen. Luniron stopte bij het kamp en keek om zich heen. De paarden waren weg en Sonata was ook nergens meer te bekennen. Paniek sloeg toe, hoe konden die twee ineens verdwenen zin. De andere kwamen ook het kamp ingelopen. Alleen Barica en Chiara waren nergens te bekennen.
“Jongens”, riep ik.
“Het heeft geen zin”, zei Luniron. “Ze kunnen ons niet horen, of ze horen ons wel maar kunnen niets terug zeggen”.
Ik ging met mijn rug naar Luniron staan en hij met zijn rug tegen de mijne. We keken om ons heen.
“Lariksha”, zei ik zacht. De mist in mijn staf verdween en Lariksha verscheen.
“Ja”, zei ze zacht.
“Er zijn vrienden van mij verdwenen en ik weet niet wat ik moet doen.”
“Rustig maar, ik weet het nu ook niet maar zorg ervoor dat je die plant vind”, zie ze.
De mist begon haar langzaam te omhullen tot ze verdwenen was.
“We moeten doorgaan”, zei ik.
Ik voelde Luniron knikken en hij zette een pas van mij af. Ik draaide mij om en keek hem aan. Ik voelde een traan over mijn gezicht rollen. Snel keek ik naar de grond om hem te verbergen. Iemand liep naar mij toe en sloeg een arm om mij heen. Ik probeerde de tranen niet eens meer tegen te houden. Ik zakte door mijn knieën en huilde. Ergens in de verte huilde een wolf met mij terwijl het begon te regenen. Niemand zei iets terwijl ik aan het huilen was. De regen en de stilte hadden me gekalmeerd, ik begon zachter te huilen. Langzaam aan droogde ik mijn tranen en de wolken dreven weg op de wind en gingen ergens anders regenen. Ik keek naast me en zag dat het Parudo was die mij had getroost. Ik zag Luniron er verkleumt bijstaan en Troes schuilde onder en struik. Ik lachte om de uitdrukking op zijn gezicht. Hij leek een doorweekte kat en schudde zijn hoofd als er een druppel op viel. Hij kwam onder de struik vandaan en bij elke stap die hij zette schudde hij zijn poot uit. Ik keek om en verwachtte dat Lacs daar te zien, maar hij stond er niet. Troes kwam naast mij staan. Hij sprong ineens weg en rende het bos in. Ik wilde hem achterna gaan maar Parudo en Luniron hielden mij tegen.
“Wat is hier aan de hand”, hoorde ik Norvale ineens zeggen.
Ik keek om en zag Norvale nog geheel droog staan. Hij leunde tegen een boom aan en keek ons niet aan maar keek naar de roos die hij tussen zijn vingers liet draaien.
“Waar ben jij geweest?”, zei Parudo.
Norvale keek hem even aan en ging toen verder met zijn roos en zei niks.
“Jullie weten toch wel dat er al een hele tijd iemand in die boom ons aan het bespieden is hè?”, zei Norvale na een tijdje.
Ik keek hem aan het schudde mijn hoofd. “Nee hoezo?”.
“Nou die zit er al sinds ik hier sta”.
“En dat zeg je nu pas!”, zei Luniron.
“Tja, ik dacht jullie doen niks dus zullen jullie het wel weten en een plan aan het bedenken zijn”.
Luniron vloog op Norvale af en ze verdwenen in de bosjes.
“Laat ze maar even”, zei Parudo.

Na een half uur kwam Luniron terug.
“Is Norvale al hier?”, zei hij.
“Nee”, zei ik “hoezo?”
“Hij was ineens verdwenen en ik kon hem niet meer vinden”.
Onrustig begonnen wij te zoeken, en hem te roepen.
“Hé”, hoorde ik Norvale roepen. “Ik ben hier”.
Ik liep richting zijn stem. Na een minuutje lopen zag ik Norvale staan. Hij zag er slecht uit. Ik had hem maar een half uur niet gezien en toch was hij flink verander. Zijn ogen lagen diep in de kassen en hij zag extreem wit. Toen pas zag ik zijn hand, deze zat onder het bloed en er lag een grote plas bloed naast zijn voeten. Ik rende naar hem toe.
“Wat is er gebeurt?”, vroeg ik.
“Ik weet het niet”, zei hij met een trillende stem. “Alles werd opeens donker en ik voelde iets scherps tegen me aan komen. Het was geen mes ofzo, iets ander. Ik kan de wond niet helen”.
Laks kwam de bosjes uitgelopen en had iets vast, het wezentje spartelde als een bezeten. Ik keek er met grote ogen naar, het leek op een dwerg maar dat was het niet. Het was een mens, alleen dan vele malen kleiner. Het wezentje zou ongeveer tot mijn knie komen, denk ik. Het had witte dreadlocks en het keek ons brutaal aan met zijn blauwe ogen. Het was gekleed in bruine lompen. Laks gooide het op de grond en ik zag dat hij het wezentje vast had gebonden met een liaan. Het bleef liggen waar hij neer gegooid was, iedereen keek het aan. Laks richtte zijn ogen op Norvale en schok. Norvale zag dat Laks naar hem keek en zei met een trillerige stem, “later”.
“Wat is dat?”, vroeg Luniron.
“Het liep hier in het bos”, zei Laks.
“Waar kom je vandaan”, zei Parudo streng.
Het wezentje keek hem aan en zei niks. Parudo zei nog meer dingen in allerlei verschillende talen maar het wezentje bleef hem aankijken en bleef zwijgen. Laks sloeg het wezentje maar deze gaf geen kik. Norvale zuchtte en steunde tegen een boom. Het wezentje keek eerst naar Norvale, toen naar zijn hand en toen naar het dichte bladerdek boven ons dat rustig heen en weer bewoog. Plots begon deze hevig te trillen er sprongen er tientallen andere kleine wezentjes uit. Alles ging zo snel, ze overvielen ons en haalde ons neer. Ik zag Laks en Parudo nog een poging doen terug te vechten maar dat mocht niet baten, Norvale was in deze staat volledig machteloos en werd ook snel overmeesterd. Ik keek om me heen terwijl de wezentjes me vastbinden ik was zo verast dat ik niks terug deed. Luniron zag ik nergens, alleen op de plek waar hij had gestaan zag ik een stel bebloede veren liggen. Ik kreeg een klap op mijn hoofd en verloor mijn bewustzijn.

marthine

Berichten: 568
Geregistreerd: 13-10-05
Woonplaats: Ridderkerk

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst: 17-06-06 21:43

wooow wat een leuk verhaal veeeeeel fantasie enorm leuk
dit gaan we dus maar weer is volgen
aleen ik vint sommige stukken een beetje langdradig
maar voor de rest super leuk verhaal
kben benieuwt naar het volgende stuk

marthine

Berichten: 568
Geregistreerd: 13-10-05
Woonplaats: Ridderkerk

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst: 14-07-06 10:26

waneer komt er een nieuw stukje??

Duhelo

Berichten: 29859
Geregistreerd: 29-05-03

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst: 14-07-06 17:49

ik ben ook wel benieuwd, ik vond dit topic niet meer terug...

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 16-07-06 21:29

Nu Lachen

Het is iets korter dan 1500, maar anders krijg je een vet warrig stuk omdat ik geen zin meer heb en dan eindigt dit stuk halverwege de alinea Tong uitsteken

Citaat:
Nog een klap op mijn hoofd, nog een en nog ik. Ik was duizelig en opende mijn ogen langzaam. Ik was ingesnoerd in touwen en werd door een rotsachtig gebied voortgetrokken. Ik hief mijn hoofd zodat deze de stenen niet meer raakte. Ik keek om en zag Luniron naast me. Ook hij werd voortgetrokken en zijn gezicht zat onder het bloed. Ook zijn hoofd raakte de stenen keer op keer. Hij was ook helemaal ingesnoerd. Ik probeerde verder te kijken maar mijn hoofd wilde niet, hij leek wel uit elkaar te barsten. Plots stopte ik, een gezicht keek mij aan. Hij voelde aan mijn hoofd en ik draaide mijn hoofd weg. Ik kreeg een klap in mijn gezicht. De handen raakte elke millimeter van mijn gezicht aan. Hij hield op en pakte een flesje waarvan hij een beetje van de inhoud in mijn mond goot. Ik spuugde het uit. Ik werd rechtop gezet en weer goot hij een beetje vloeistof in mijn mond, deze keer werden mijn mond en neus dicht gehouden. Ik kreeg geen adem en moest het goedje wel doorslikken. De pijn in mijn hoofd werd langzaam minder en maakte zich plaats voor slaap. Ik vocht ertegen maar het overwon me, ik was weer weg.

Ik werd wakker in een zwak verlichtte ruimte, ik knipperde met mijn ogen want het licht was nog te fel voor mij. Ik voelde een natte doek op mijn voorhoofd, ik haalde hem eraf en ging rechtop zitten.
“Grundura!”, hoorde ik iemand blij zeggen. Ik keek om en zag Parudo en Laks zitten. Laks had een grote snee in zijn arm en Parudo leek ongedeerd. Luniron lag in de hoek hij werd verzorgt door Troes.
“Barica en de andere zitten in een cel naast ons”, zei Parudo.
Ik knikte en merkte dat ik geen pijn meer had in mijn hoofd. Ik voelde nergens pijn. Wel voelde ik de koude vloer waar ik op lag.
“Hoe is het met Luniron?”, vroeg ik.
“Niks ernstig, hij heeft een goed gevecht gegeven, direct nadat we weren aangevallen vloog hij omhoog, daar werd hij gepakt door de wezens die nog in de boom zaten. Ik hoorde er nog één gillen”, zei Laks.
“En hoe is het met jullie?”
“Wij zijn oké, een kleine schram en Parudo en Troes hebben niks”.
“En Norvale?”
“Daar hebben we niks meer van gehoord”, zei Parudo. “Hij zit niet hiernaast”.
“Hij is toch niet dood hè?”, vroeg ik onzeker.
Het bleef stil, niemand wist iets van Norvale. Ik voelde een rare kronkel door mijn lichaam gaan alsof ik een levende slang had opgegeten. Ik voelde tranen opkomen maar vocht ertegen, geen conclusies trekken voordat je iets zeker wist. Ik ging tegen de muur zitten, vlakbij Luniron en streelde hem over zijn hoofd. Zijn veren zaten alle kanten op.
“Luniron, waarom ben je nog niet wakker, Skyrons helen altijd snel, dat heb je me zelf gezegd”, zei ik.
“Hij komt zo wel bij”, zei Parudo troostend. Hij legde een arm om mij heen en ik kon de tranen niet meer bedwingen. Plots hoorde ik Laks schreeuwend naar de voorkant van de cel rennen. Ik keek op. Hij schreeuwde allerlei verwensingen naar de mannetjes die langs liepen.
“Hou op”, zei een stem uit de cel naast ons. “Het heeft geen zin, ik roep al jaren verwensingen tegen ze, maar ze lijken mij niet te horen”.
Laks hield op en ging weer zitten.
“Zit je hier echt al jaren?”, zei hij.
“Ja, nu zo’n 4 en half jaar. Het is niet zo erg als het lijkt. Je krijgt voldoende te eten.”, zei de stem.
“Maar wat doe je hier dan?”
“Ik ben gevangen genomen met mijn familie, hun zijn vrijgelaten. Ik niet, ik weet niet waarom. We moeten hier in mijnen werken. Knollen uitgraven en allerlei andere klusjes.”, zei de stem.
“Zijn er nog meer hier?”
“Ja ik denk dat we met een goede honderd gevangen zitten hier”.
“En jullie proberen hier dan niet uit te komen?”
“Het heeft geen zin, die mannetjes zijn met een ontiegelijke overmacht, die kunnen wij niet verslaan”.
“Dus jullie gaan echt niks doen?”
“Ik zou wel willen, maar in mijn ééntje kan ik echt niks uit voeren”.
Laks hield zijn mond, hij zag er woedend uit. Ik snapte het zelf was ik ook boos, boos op de mannetjes, boos op de man naast ons, maar vooral boos op mezelf. Ik was degene die ons hierin had gesleept. Ik moest zonodig mijn eer redden. Ik moest zo nodig Vliper terug pakken. Ik moest alles zo nodig, hun gingen maar mee omdat ze anders ook niet wisten wat ze moesten doen, maar dit hele gebeuren was mijn schuld. En nu was Luniron gewond, zaten Laks, Parudo en Troes gevangen bij mij. Was Norvale verdwenen, en misschien wel dood. En zaten de andere ook in een cel. En alleen omdat ik zo egoïstisch was, alleen omdat ik wraak wilde.

Ergens diep in mijn hart wist ik dat dit niet waar was, maar toch, op zulke momenten dacht je daar niet aan. Je moest iemand de schuld geven van de tegenslag, en in dit geval moest ik dat zijn.

Ik keek naar Luniron, hij moest een flinke strijd hebben geleverd, anders was hij er nu niet zo aan toe. Ik stond op en keek de cel door, nee het zou ook te mooi zijn om waar te zijn. Mijn staf was er niet. Ik ging tegen de celdeuren aanstaan en merkte dat deze van hout waren.
“De deuren zijn van hout”, zei ik.
“Doe niks geks met die deuren”, zei de stem van de cel naast ons. “Ze zijn vervloekt. Iedereen die ze probeert te open zonder sleutel zal eeuwige pijn kennen. Hetgeen dat jij de deuren aan doet krijg jij ook te voelen, voor de rest van je leven. Ik heb eens een verhaal gehoord van een man die geprobeerd heeft ze in brand te steken. Hij heeft weken geschreeuwd tot hij zelfmoord heeft gepleegd. Zo zijn er nog veel meer verhalen van mensen die geprobeerd hebben de deur uit te breken, helaas hebben geen van hen het lang uitgehouden”.
Ik legde mijn armen door het tralies heen en hing tegen de deuren aan. Een klein mannetje kwam aangerent en voor ik doorhad wat er gebeurde sloeg hij met een zweep tegen mijn armen. Ik deinsde achteruit en Laks en Parudo schoten naar voren en probeerde het mannetje te grijpen, deze deinsde op zijn beurt achteruit en durfde niet meer in de buurt te komen.
Ik ging in een hoekje zitten en staarde in het niks.

Later, hoeveel later dat weet ik niet meer, maar later kwamen er een groep mannetjes met een soort trolley langs gereden waarop een stel kommen stonden. Wij kregen een 6 kommen, in 5 zat een soort pap die heel zoek rook en in de 6e kom zat een kruidenmix. Ik rook er aan en herkende het meteen, vroeger gebruikten wij dat als zalf voor de oorlogsgewonden. Het mengsel bevorderde de heling en liet meestal geen lidtekens achter. De mannetjes wilde dus dat Luniron beter werd. Even dacht ik dat het wel meeviel, maar al snel had ik door dat ze niet wilde dat hij doodging want hij zou een goede werkkracht zijn. Toch gebruikte ik het mengsel en smeerde kleine beetjes op de vele wondjes die hij had.
Er kwam een mannetje terug en hij begon voor onze cel een raar dansje te doen, en raar te schreeuwen. Of je het echt schreeuwen mocht noemen weet ik niet. Het leek meer op een huilend dier. Hij wees naar mij en het bord kruiden, toen naar de kom pap en maakte van zijn handen 2 kommen. Hij bewoog zijn ene hand schuin over de andere en bracht toen de hand naar zin mond.
“Hij wil dat je de kruiden met de pap mengt en het aan Luniron te eten geeft”, zei Troes zacht. Het was de eerste keer dat ik hem weer hoorde praten sinds we hier waren.
Ik deed de inhoud van de kom kruiden bij de pap en maakte het iets vloeibaarder met water. Ik tilde Lunirons hoofd op en goot de inhoud in zijn mond. Ik zag hem slikte en zuchtte van opluchting. Nu zou het wel weer goed komen.
Ik at mijn eigen pap op en schoof de kommen weer naar de celdeuren. Ik keek de andere één voor één aan, niemand zei een woord en staarde snel terug naar de grond.
Ook zij gaven mij de schuld van dit alles. Ik voelde het, ze durfde mij niet meer aan te kijken uit angst dat ze hun woede niet meer konden bedwingen. Ik kon ze geen ongelijk geven.


Ik hoop voor mijn vakantie nog een stuk te schrijven, maar kan dat niet beloven. Anders over 3 weken pas weer.

marthine

Berichten: 568
Geregistreerd: 13-10-05
Woonplaats: Ridderkerk

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst: 18-07-06 10:16

oke leuk stuk topie Haha!

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 04-09-06 14:15

Citaat:
Ik sliep onrustig, een droom verpeste mijn nachtrust. Weer diezelfde droom als in de tent. Ik had deze droom al een tijdje niet gehad. Het was een angstaanjagende droom, er gebeurde niks. Vliper en ik stonden maar tegenover elkaar, gewapend naar elkaar te starten. Ik durfde niet achterom te kijken, bang dat hij mij in mijn rug zou aanvallen. Toch deed ik het en werd ik weer wakker. Ik knipperde van het licht, het was niet veel maar in mijn droom was het nog donkerder. Ik kon Vliper bijna niet onderscheiden van de rest van de ruimte maar toch stond hij helder in mijn netvlies gebrand.
Ik zag de andere slapen, niemand had eigenlijk slaap nodig maar wat moesten we hier anders doen? Ik kroop naar Luniron toe, die met zijn ogen open lag, eindelijk was hij wakker. Ik streelde zijn hoofd en hij glimlachte.
“Waar zijn we? Wat is er gebeurt?”, zei hij zwakjes.
“We zijn aangevallen door die kleine mannetjes en zitten nu in een cel ergens in het bos”, zei ik. “denk ik”.
Luniron gromde.
“Hoe gaat het, gezien de omstandigheden?”, vroeg ik.
“Over het algemeen wel goed, heb alleen een kruidige smaak in mijn mond”, zei hij. “En met jou?”
Ik had deze vraag graag willen ontwijken, maar besefte dat deze vraag wel moest komen na de mijne, dus staarde ik naar de grond, Lunirons blik ontwijkend. Ook hij vond dit alles mijn schuld, maar dat was het ook. Alsof hij mijn gedachte kon lezen zei hij: “Het is niet jou schuld, niemand had dit kunnen voorspellen. Ieder van ons wist dat het een zware, afschuwelijke taak zou worden. Ieder van ons heeft zelf kunnen kiezen of hij / zij mee wilde en die keuze hebben ze zelf gemaakt”.
Tranen drongen zich in mijn ogen en langzaam vonden ze een weg naar mijn wangen. Luniron tilde mijn veel moeite zijn arm op en raakte mijn wang aan. Ik legde mijn hand op de zijn en we sloten ze in elkaar.
“Ik ben blij dat je mee bent”, zei ik.
“Ik ben blij dat ik met jou op deze reis ben”, zei hij.
Ik kuste hem op zijn voorhoofd, liet zijn hand los en stond op. Hoe laat het was en welke dag, ik had geen idee, ik hoefde het ook niet te weten. Wat hielp het mij? Parudo gaapte en stond op. Hij kwam naast mij staan en sloeg een arm om mij heen. Samen staarde we in het niets, niemand die de stilte verstoorde. Tot de verschillende beelden van de droom terug kwamen. Vliper in een verscheurde, rood fluwelen mantel, een bebloede ax in zijn rechtenhand waarnaast in zijn linkerhand een met groen gif doordrenkte bol met pinnen rustte. Snel keek ik naar Parudo, maar het beeld verdween niet langzaam veranderde Parudo in Vliper die vuil naar mij lachte. Ver weg hoorde ik een schaterende lach. Vliper pakte mij vast en schudde mij door elkaar tot hij weer een duidelijke Parudo werd.
“Sorry”, zei ik beschaamd.
“het maakt niet uit, er rust een zware last op je schouders waar je door onder gebukt gaat”, zei hij.
“Ik weet ook wel dat jullie allemaal gekozen hebben om mee te gaan, maar zonder mij zouden jullie niet in zo’n situatie zitten”, zei ik onzeker.
“En dat is het goede dat je hebt gedaan. Zonder jou hadden we waarschijnlijk jaren onder een tiran geleefd en nu is er een groep die er tegen wil vechten”, zei hij.
Ergens hoorde ik hout tegen de spijlen slaan, het kwam dichterbij. Bij onze cel aangekomen hield het mannetje op, het was het zelfde mannetje dat mij had geslagen. Hij keek ons aan en Parudo keek furieus terug, snel liep het mannetje door en ging bij de volgende cel verder. Troes en Laks werden wakker en rekte zich uit.
“Ik heb spierpijn”, zei Troes.
“Ja, op die grond kun je moeilijk comfortabel liggen”, zei Laks.
Ze stonden op, Troes ging bij Luniron kijken die zich al zichtbaar beter voelde en Laks kwam bij ons staan. Ergens hoorde ik iets knarsen en in de verte zag ik een groep mannetjes aankomen.
Na een tijdje kwamen ze bij onze cel aan, Luniron was ondertussen opgestaan en ijsbeerde nu door de cel. De cel deur werd geopend en wij allen bleven op onze plaats staan. De mannetjes kwamen binnen, wij bleven staan. De mannetjes liepen naar ons toe, wij bleven staan. Steeds langzamen kwamen ze onze kant op, alsof ze niet goed durfde. Misschien waren ze niet gewend aan gevangene die niet terug deinsde. Toen ze eindelijk bij Luniron waren keken ze minachtend omhoog. Er werden boeien gepakt en deze werden om handen en voeten vast gemaakt. Luniron stond als een standbeeld, en wij ook.
Toen iedereen van ons vast zat werden we naar buiten de cel geleid en vast gemaakt aan de rij gevangene die er al stond. Sommige van hen waren niet geboeid, waarschijnlijk waren zij hier al zo lang dat ze niet eens meer weg durfde, uit angst voor de wereld. Het begin van de rij begon te lopen, langzaam kwamen ook wij in beweging. We strompelden voort to we alle cellen hadden gehad. Daarna werden we naar buiten geleid, het schemerde. De zon kwam net op. Welke dag het was wist ik nog steeds niet, maar het moest rond acht uur ’s ochtends zijn aangezien de winter langzaam in aantocht kwam.
Vanuit mijn ooghoeken zag ik Parudo gespannen naar mij kijken. Alsof ik iets zou gaan doen, maar ik deed nis. Ik wilde niets doen, niet nu, niet meer. De rij stopte met lopen, zo abrupt dat ik tegen mijn voorganger botste.
“Sorry”, mompelde ik.
Mijn voorganger gromde iets terug. Ik keek achterom en zag Luniron op zijn tenen staan, iets of iemand te zoeken. Vooraan werden er ketens losgemaakt en een groepje van een man of 10 werd richting het westen geleid. Ik hoorde een vrouw van de groep jammeren en ze bleef staan, ze sprak in een taal die ik vaag herkende. Het was een dode taal, een taal die in deze tijd alleen nog als geheimspraak werd gebruikt. Ze had het over kinderen, dat kon ik er uithalen. De rest van de woorden begreep ik niet en gingen verschuilt achter het gejammer. De vrouw werd weggesleurd door twee mannen die angstig naar de kleine mannetjes keken. De vrouw spreidde haar armen alsof ze iets aan het grijpen was. De angst op haar gezicht was anders dan die van de mannen. Het was moederlijke angst. Waarschijnlijk hadden haar kinderen ermee te maken. Laks, die achter mij stond, pakte mijn arm. Een waarschuwing dat ik mij er niet mee moest bemoeien, waarschijnlijk had Parudo hem dat influistert. Hij had een plan, iets in mijn zei dit. Ik balde mijn vuisten maar ontspande ze bijna weer gelijk. Laks liet mij los alsof ik een teken had gegeven at het goed was. En dat was het ook, na mijn bemoeienis in Palonze wilde ik niemand meer helpen. De bewoners hadden ngo meer problemen gekregen en wij ook. Niet dat ik het niet aankon, een ontmoeting met Vliper of die Krijger, maar ik was bang. Voor het eerst in mijn leven was ik echt bang. Ik had de andere thuis moeten laten, ik had alleen achter Vliper aan moeten gaan. Waarom wist ik niet, het voelde alsof ik hem met gemak alleen aankon, maar ik wist dat het niet mogelijk was. Ik schok uit gedachte toen ik iets aan mezelf voelde sjorren. Ik werd meegevoerd met een groep mensen. Snel keek ik achterom en tot mijn blijdschap zag ik dat Laks ook bij deze groep hoorde. Ik keek de groep langs en zag een rode pluk haar heen en weer zwiepen. Ik stootte Laks aan en wees ernaar. Hij staarde geïnteresseerd naar de rode pluk haar.
“Dat is Chiara”, zei hij ten slotte.
Ik glimlachte. We werden een grot in genomen waarna we een grote hamer kregen. We werden losgemaakt en de toegang tot de grot werd afgesloten. Even was het pikkedonker maar al snel gloeide er overal vuurvliegjes. Hun licht weerkaatste tegen de diamanten die eerst niet zichtbaar waren. Ik hoorde hamers tegen de muur aanslaan en begon zelf ook.
Uren en honderden diamanten later werd de toegang weer geopend. Het felle licht deed pijn aan mijn ogen. De gevangene die er al langer waren liepen naar buiten. Ik volgde hen, al mijn spieren deden pijn. Ik was moe en mijn krachten waren op. Ik was blij dat de dag erop zat. Ik kreeg een kom pap aangereikt en ging tegen een boom zitten. Laks kwam naast mij zitten. Als een van de laatste kwam Chiara naar buiten, ze zag ons zitten en liep nonchalant naar de boom en ging erbij zitten.
“Alles oké aan jullie kant?”, vroeg ze.
Ik knikte terwijl ik mijn mond vol pap had.
“Luniron is weer goed en de rest had op een paar schrammen en builen na niets. En bij jullie?”, vroeg ik.
“Ook iedereen goed, hetzelfde als bij jullie, een paar schrammen en builen. Ik ben echt zo blij dat ik jullie weer zie. Ik dacht dat jullie dood waren of ons lieten zitten. Hé kijk!”, riep ze en ze wees in de lucht.


Omdat ik zo veel tussen uren heb op school nu ben ik maar alles aan het uit typen dat ik op vakantie heb geschreven. Helaas had ik in de vakantie zelf weinig tijd om uit te typen, dus vandaar dat ik het nu doe. ik hoop dat hij bevalt.

Postman
Berichten: 36
Geregistreerd: 01-04-06

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst: 04-09-06 15:28

Leuk om weer een vervolg te lezen Lachen Hoop dat je nu wat actiever kunt gaan schrijven als je zoveel tijd over hebt op school.

CindyUniek

Berichten: 2528
Geregistreerd: 10-02-07
Woonplaats: Cothen

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst: 29-08-07 07:14

grappig hoor!!!!!
verzin je dat gewoon zo ter plekke??? ik zou best een stukje kunnen verzinnen, maar een heel boek vol?!?!?! hihihi
knap hoor!!