Het nieuwe stuk is al af! Hoop dat jullie het leuk vinden
Het blauwe stuk is het oude.
Hoofdstuk 6
“Kan iemand de voordeur open doen!” schreeuwde ik vanuit mijn kamer. Ik zat weer veilig op mijn kamer, wel met een ingetapete enkel. De bel was net geweest. Ik hoorde geen antwoord en hoorde ook geen deur die open ging. De persoon voor de deur belde nog eens aan. Oo nee, er is niemand thuis. Ik zuchtte, zou ik die deur open doen? Met mijn ingetapete enkel zal ik wel wat moeite hebben met die trap. Maar zie nu dat het dringend is. De bel ging nog eens.
“Ik kom!” schreeuwde ik. Met veel pijn sprong ik met mijn éne voet van de trap en deed de deur open.
“Joren!” zei ik verschrikt.
“Hey,” begroette hij me.
“Hoi,” verbaasd keek ik hem aan. Wat doet hij hier nu? En hoe weet hij dat ik hier woon?
“Heeft Karen iets tegen mij?” viel hij met de deur in huis. Is hij daarom alleen hier? Is het Karen die hem alleen interesseert? Komt hij me daarvoor storen? Ben ik daarvoor bijna van de trap gevallen?
“Weet ik veel? Waarom vraag je dat?” er klonk een boze toon in mijn stem, ik hoopte dat hij die gehoord had.
“Ik vraag aan Karen je adres,” dus toch voor mij “Ze stuurt me daar naar een ouwe brompot die tegen mij zit te schreeuwen dat er geen Jenda bij hem woont en dat hij ook geen Jenda kent. Hij heeft gewoon de deur tegen mijn neus gesmeten! Gelukkig was ... Jenda? Wat scheelt er? Doet je oog pijn?”
“Niets,” snikte ik “Er is helemaal niets!” snikkend sprong ik de trap op. Op mijn kamer zakte ik door mijn voet, ik begon te huilen. Waarom zegt hij dat hij me niet kent? En dat ik er niet woon? Ok, dat is wel waar, maar hij kon toch vriendelijk zeggen dat ik nu bij mijn broer logeer? Hij wil me er echt niet meer hebben! En hij had nog voorlopig gezegt, voorlopig wil ik je even niet meer zien. Ik hoor het hem nog zo zeggen! Plots voelde ik een hand op mijn schouder.
“Jenda?” vroeg Joren bezorgd. Ik probeerde te stoppen met wenen, zo mag hij me niet zien, het lukte me nog aardig ook om te stoppen met huilen. Af en toe snikte ik nog wel eens. Joren hurkte voor me neer en gaf me een zakdoek. Dankbaar nam ik hem aan en snoot mijn neus. De zakdoek gaf ik weer. Joren zat er dom naar te staren, ohnee! Vlug nam ik hem weer en gooide hem riching vuilbak.
“Die ouwe brompot dat is ...”
“Mijn pleegvader,”
Hij zweeg en keek me inschattend aan.
“Het spijt me,”
“Voorwat?” ik voelde me te zielig op de grond dus wou ik een poging ondernemen om recht te komen. Ik nam de poot van mijn bureaustoel vast en wou me zo ophijsen. Ik had niet gedacht aan de wielen...
Met een luide bonk viel ik weer op mijn staartebeentje, die nu al dubbel genkeusd zou moet zijn. Dit was te veel! Ik kon mijn tranen niet meer inhouden, Joren of geen Joren.
Opeens drukte Joren me tegen hem aan. Het gaf me een veilig gevoel. Ik kon uithuilen op zijn schouders, mijn hart luchten of uithuilen.
Geen idee hoe lang we daar gezeten hebben, ik wenend, hij stil.
“Gaat het?” vroeg hij stil.
Ik antwoorde niet. Misschien zou hij me dan loslaten en dat wou ik niet.
“Ik moet weg, het spijt me,” zei hij nog stiller dan daarnet. Hij gaf me een kus op mijn haren en liet me voorzichtig los. Zonder moeite stond hij recht, ik verwachtte dat hij me daar op de grond gewoon zou laten zitten. Maar zo is hij niet, hij hielp me voorzicgtig recht. Bijna lag ik weer tegen de vlakte maar hij kon me nog net tegenhouden. Plots waren we heel dicht bij mekaar. Ik keek op naar hem, recht in zijn mooie ogen waar ik direct in verdronk. Voor ik het wist kuste hij me op de mond. Het was een nog warmer gevoel dan zijn arm rond mijn schouders.
“Ga niet weg,” smeekte ik.
Hij glimlachtte.
“Ik wil ook wel blijven, maar het moet...”
Ik knikte.
“Morgen zie ik je weer,”
Ik knikte nogmaals. Hij gaf me nog een tedere kus en begeleide me naar mijn bed. Voorzichtig liet hij me daar op zakken en vertrok.
“Het eten is klaar! riepNatasja van beneden.
“Wil iemand me komen helpen?” riep ik terug. Ik hoorde beneden een stoel schuiven en iemand de trap oplopen. Mijn broer dacht ik.
“Vallen over een stoel. Hoe doe je dat? Daar meot je me alles over vertellen!” geamuzeerd kwam mijn broer mijn kamer binnen. Vuil keek ik hem aan.
“Help me gewoon,” zei ik glimlachent.
“Zo goed gezind?” hij hees me recht “Normaal zou je direct uitgevlogen zijn,”
Ik glimlachte en dacht weer aan daarnet, aan Joren die me kuste.
“Jenda! Het zou makkelijker zijn als je met je andere voet ook meestapt, dan moet ik je niet voortslepen,” haalde Matthias me uit mijn terugblik van daarnet
“Het is al goed,”
Onhandig stapten we de trap af.
“Vanaf hier red ik me wel,” zei ik toen we beneden aan de trap stonden.Matthais liet me los en direct sprong ik op mijn ene been naar mijn stoel. Traag schoof hem achteruit, wou me bijna zetten maar zag nog net op tijd dat de kat er op lag. Boos zat ze me aan te kijken. Wat heeft dat beest tegen mij?
“Kssst!” probeerde ik haar weg te jagen. Ze keek nog bozer en begon haar klauw al uit te strekken.
“Matthias!” riep ik.
“Wat?”
“Die kat wil niet weg,”
“Duw ze gewoon weg,”
Benauwd keek ik de kat aan, die me zat aan te kijken. Ze leek net de denken durf eens en het zal je beste dag niet zijn.
“Mag ik een bezem?” Ik kom echt niet met mijn hand aan die kat! Ik wil nog graag al mijn vingers hebben.
Matthias zuchtte. “Kyra, eten!” riep hij. De kat haar oren gingen naar voren staan, ze sprong direct van de stoel met een lenige sprong. Jaloers keek ik haar na. Kon ik ook maar zo lenug springen. Met een zucht zette ik me neer.
“Brave kat,” mompelde Matthias tegen Kyra.
“Dat beest heeft iets tegen mij,”
“Kyra? Kyra heeft iedereen graag,” Hij pakte haar op en zette haar op zijn schoot. Ze begon direct te spinnen. Geïrriteerd schonk ik een glas water voor me in.
“Wat eten we?” vroeg ik.
“Spruiten,” antwoorde Matthias.
“Leuk ... Is er cornflakes?” riep ik, in de hoop dat Natasja me zou horen.
“Je eet wat te pot schaft,” beval Matthias me. Boos keek ik hem aan. De telefoon ging
plots.
“Ik neem wel op!” zo kan ik heel misschien de spruitjes vermijden. Want als ik de telefoon weer afleg zouden ze al lang koud zijn en zo zou ik toch nog kunnen genieten van een kommetje cornflakes.
“Jij blijft zitten!” beval matthias me en liep naar de telefoon.
“Hallo met Matthias Thiemess,” zei hij toen hij de telefoon opnam.
“Hoe is het” Het zal wel iemand zijn dat hij kent. “Voor hoelang?” Dat gaat toch niet die ene zijn die maandag heeft gebeld voor zijn paard te stallen? “Hier is er wel nog een kamer vrij,” Gaat hij een paard stallen in een kamer? “Ja ok, ik zal het eerst vragen aan Natasja. Ik bel je wel nog weer, dag.” En hij legde af. Tuurlijk dat hij toestemming moet vragen aan Natasja. Een paard in een kamer, waar haalt hij dat idee nu? Natasja zou dat nooit toelaten. Ze kwam net de eetkamer binnengestapt met de beruchtte kom spruiten. Ze stonken verschrikkelijk.
“Ruikt heerlijk,” zei Matthias. Verbaasd keek ik hem aan. Die moet zo iets hebben...
Nadat ons bord leeg was, ik had in totaal zo’n 3 spruiten gegeten en heel veel aardappelen, ruimde Matthias af. Iets wat hij anders nooit doet uit eigen beweging. Meestal moet Natasja het hem zeer lief vragen, soms zelfs smeken.
“Natasja? Aaron heeft daarnet gebeld,” begon hij. Daar gaan we ... Aaron?
“Ja? Wat zei hij?”
“Dat appartement waar hij woont is onbewoonbaar verklaart,”
Verbaasd keek Natasja op.
“Dat gebouw was toch nog niet oud?”
“Nee maar er is een gevaarlijke stof ofzo,”
“Ahja,”
“En hij vroeg of ik een oplossing wist,”
“Wacht! Laat me raden, je hebt voorgesteld dat hij hier komt longeren?”
Matthias knikte.
“Alleen maar tot hij een oplossing heeft gevonden,”
Ze zuchtte.
“Je weet dat ik Aaron niet echt graag heb. Hij heeft altijd commentaar op mijn eten,”
“Maar het is iemand waar ik altijd kan op rekenen. Net zoals vandaag met Jenda,”
“Ja dat is wel waar maar ...”
“en hij kan me helpen in de stallen,”
“Ok, het is goed. Maar als hij één negatief woord over mijn kookkunst zegt dan vliegt hij buiten,”
Hoofdstuk 7
Opgewekter dan ooit stapte ik de schoolpoort binnen. Hopend dat Joren er al was, keek ik op de speelplaats rond. Waar is Joren?
“Jenda!”
Verschrikt keek ik om. Op de trap stond Karen te zwaaien naar mij,. Ik zwaaide terug. Keek nog één keer de speelplaats rond zodat ik er zeker van zou zijn dat Joren er nog niet was en liep de trap op.
“Hoi, schat,” begroette ik Karen.
“Hoi, je loopt zo raar,” merkte Karen op.
“Ik ben gisteren heel nonchalant over een stoel gevallen,”
Karen lachte. “Handig om je strafstudie te vermijden,”
Ik knikte “Het was alleen niet echt de bedoeling,”
“Wat moest je doen?”
“Kauwgommen van de banken krabben,”
“Je had Bendrix zeker?”
“Altijd,”
“Kijk! Joren is daar,”
Joren kwam de school binnengestapt. Zou ik het vertellen van gisteren aan Karen? Ik keek haar aan, haar ogen waren wijdopengespert, heel enthousiast was ze naar hem aan het kijken.
Hij zag ons en kwam de trap opgestapt. Meteen klampte Karen zich aan hem vast.
“Hoi,” zei ze opgewekt.
“Hoi,” zei hij afweziger. Hij liep recht op me af.
“Jenda? Ik moet je spreken, over gisterenavond,” zei hij. Ik kreeg het warm en koud tegelijkertijd. Hij heeft er spijt van!
Wat denken jullie? Zou hij er spijt van hebben?