[VER] fantasie: Aristora

Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly

Toevoegen aan eigen berichten
 
 
solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 19-09-05 14:36

Citaat:
“Ja, daar wou ik een vergadering over”, zei Luniron. “Florie en Fliona zijn geweldige krijgers. Als we hier in de bossen op de rovers oefenen hebben we twee problemen minder. Wel een één op één gevecht anders schiet het nog niet op, lijkt mij. Florie en Fliona zouden ons kunnen coachen en het voordoen”. “Iedereen daar mee eens?”, vroeg Parudo. Het gezelschap knikte als één man. Sonata en Ano scheurde hun gewaden kapot. “Eindelijk vrij”, grapte Ano. Ik lachte. Iedereen deed zijn oude vodden uit en stond in hun mooie kleren. Binnen een paar minuten stonden er een stel rovers om ons heen. “Oké”, zei Fliona. “Eerst de kleine wapens”. Iedereen pakte een dolk. “Florie aan jou de eer om het voor te doen, maar wel rustig zodat we het kunnen zien”, zei Parudo. Florie liep rustig op één van de rovers af. Deze trok zijn dolk. Hij stak naar Florie, deze draaide een rondje waarbij ze uitweek en de rover sneed. “Jij vuile…”, zei de rover, maar Florie liet hem niet uitspreken en sneed behendig zijn keel door. Dood. Ik slikte, liep op een andere rover af en wachtte. Ik keek hem recht in zijn ogen en hief mijn dolk. Hij trok snel een zwaard en zwaaide de rond. Automatisch bukte ik en sneed in zijn benen. Hij zakte door zijn benen en zwaaide nog een keer met zijn zwaard. Ik sprong en landde op het zwaard dat recht bleef. Keek de rover verbaast aan en sneed toen ook zijn keel door. Dood. “Natuurtalent”, zei Florie. Een rover in een boom die ik nog niet gezien had. vuurde een pijl nar mij. In slowmotion zag ik de pijl op mij afkomen, ik draaide mij om waarbij ik de pijl pakte en gooide hem terug. Raak. De rover viel uit de boom. Dood.
Luniron’s beurt. Hij liep naar een kleine rover. Voordat de rover ook maar iets kon doen had Luniron de dolk al in hem gestoken. Als verdoofd liep Luniron terug terwijl de rover stierf. Dood.
Nu vond Parudo dat het zijn beurt was. Vanuit het niets vloog hij op een rover af die een mes in hem zette. Parudo gaf geen kik en zette zijn dolk in de slagader van de rover. Dood.
Norvale ging nu. Langzaam schuifelde hij naar een rover. Deze bleef niet staan en rende op Norvale af. Waarschijnlijk had hij dit verwacht. Novale sprong met een salto over de rover heen en gooide de dolk die de rover in het achterhoofd raakte. Dood.
Sonata en Ano gingen te gelijke tijd. Met hun klauwen trokken ze ieder een rover naar voren waarna ze een dolk in de harten plaatste. Dood.
Er was nog één rover over. Nog een keer ging ik. Ik rende naar hem toe en deed alsof ik rechts langs hem zou rennen. Op het laatste moment week ik uit naar links om tijdens het rennen zijn keel door te snijden. Ik miste, de rover draaide zich om, ik ook. Hij hief zijn dolk om te gooien maar ik maakte gebruik van het feit dat hij zijn hand hief. Ik spurde naar voren en plante mijn dolk in zijn lichaam. Omdat ik hem bleef duwen kon zijn dolk mij raken. IN een reactie van de rover greep hij naar de plek waar ik mijn dolk in had geduwt, maar in zijn hand had hij zijn dolk nog. Deze raakte mijn schouder. Ik liet hem los. De rover zakte op zijn knieën, ik greep zijn dolk uit mijn schouder en sneed zijn keel door. Dood.
Norvale kwam naar mij toe en heelde mijn wond. “Doet het pijn?”, vroeg Luniron. “Nee”, zei ik. “Adrenaline enzo”. “Schitterend gedaan allemaal”, zei Fliona. “jullie handelde allemaal naar instinct”. “Parudo”, zei ik. “Zou jij de paarden terug kunnen roepen?”. Parudo floot. De paarden kwamen al aan gerend. Ik haalde mijn tuig uit mijn zak en vergrootte het weer. Ik vergrootte iedereens tuig. Ik zadelde mijn paard op. Norvale die geen paard had stond maar een beetje tegen een boom aan. “Moeten we de wapens niet meenemen en de rovers bekijken voor iets waardevols?”, zei hij. Dat vond ik een goed plan. Met z’n tweeën liepen we de rovers langs. De kleine rover had een hoop goud bij zich. Dat stopte ik in mijn zakken. Een andere rover had een heel raar medaillon om. Het leek vast geplakt aan zijn lichaam. “Hé”, zei ik. “Kom eens kijken”. De andere kwamen kijken. Ik wees het medaillon aan. “Dat is een medaillon van de Viggo’s. Viggo’s zijn een soort menselijke tijgers. Ze leven in een stad achter Palonze, daar krijgen ze bij de geboorte zo’n medaillon. Deze kan alleen loskomen als de drager vermoord is. Dus er zal daar wel iemand blij zijn als we het medaillon terug brengen. Want zo kant de voormalige drager eindelijk rust krijgen”, zei Parudo. “Waarom gaat hij nu niet los dan?”, zei ik. “Het is geen Viggo, hij heeft er één vermoord”, zei Parudo. Norvale pakte een mes en sneed het medaillon los. Hij stak het in zijn zak. “Misschien als we langs dat dorp komen”, zei hij.
Ik liep naar mijn paard. “Zou er iemand achterop mogen?”, fluisterde ik in zijn oor. Het dier knikte. Ik klopte hem op zijn hals. “Zullen we gaan?”, zei ik. Ik klom op mijn paard en stapte naar Norvale. “Hup, achterop jij”, zei ik. Hij klom achterop. De andere stonden al te wachten. “Oké”, riep ik en we gingen door in galop. We werden niet lastig gevallen door rovers, aan de ene kant jammer aan de andere kant goed.
Binnen een uur waren we bij het einde van het bos. Een stel gieren die i een dode boom zaten keken ons na. We reden langs een grote boom waar iets in gekerfd was. Ik stopte en keek erna. Het was een wegwijzer.
Achterons zou volgens de boom Lione liggen. Waarschijnlijk was dat de stad waar het kasteel lag. Het enigste huis van de stad. Voor ons ligt dan Molveurder, een stad die ik niet kende. West ligt Palonze, daar gingen wij heen. En oost ligt Vacaria. Daar ging ik ook nog wel heen.
Langzaam stapte we verder. Ik had geen zin meer. Het was al heel laat en was dood op. “Is het nog ver”, vroeg ik aan Parudo. “Nog 15 minuten voor de splitsing in stap. Vanuit daar is het nog een anderhalf uur stappen”, zei hij. Daar had ik geen zin in, ik ging wel in galop. “Nou kom op dan”, zei ik en zette mijn paard in galop. De andere vlogen mij achterna.


nog stukske

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 29-09-05 20:56

Citaat:
De hoofdweg kwam al in zicht en ik zette mijn paard in stap. De andere reden in draf langs mij zodat ik weer achteraan reed. Florie en Fliona waren druk in gesprek. Het was een taal die ik niet verstond. In een langzame stap kwamen we bij een soort hoofdweg door het bos. Het was al aan het schemeren. “Wij gaan jullie helpen bondgenoten te krijgen”, zei Fliona. “Wij gaan ende reizen richting Vacaria maar onderweg komen en trekken wij langs verscheidene steden ende dorpen. Wij zullen daar al proberen mensen bij ons aan te laten sluiten zodat jullie er later sneller doorheen kunnen reizen ende trekken”, zei Florie. “Bedankt”, zei Parudo. “Het ga jullie goed”, zei ik. En met die woorden trokken ze hun paarden om en rende weg. Ik keek ze na, maar na een tijdje zag ik alleen nog maar een stofwolk in de schemer. Ik keek om en zag dat de andere ook naar de stofwolk keken. Ook zij keken nu weg. We waren nog met z’n zessen. Zonder Florie en Fliona voelde ik mij kwetsbaarder, ookal konden wij ook wel wat. Zo goed als hun zouden wij niet worden. “Op naar Palonze dan?”, vroeg Ano. Parudo knikte en we reden aan. Niet in galop deze keer. Ano en Sonata gingen naast Parudo rijden. Luniron kwam naast Norvale en mij. “Ik heb geen zin meer”, zei Luniron. “Hoezo?”, vroeg ik. “Het zal toch geen nut hebben”, zei hij. “Barica’s leger is altijd honderden keren groter dan wat wij bij elkaar zullen krijgen. Het zal zelfmoord worden”. Hij kreeg tranen in zijn ogen en ik kreeg medelijden met hem. Norvale echter niet en begon tegen hem te schreeuwen.
“Dus jij wil al die mensen die hij heeft vermoord niet wreken”, riep hij. “Jou vrienden, jou familie. Jij wilt de rest van je leven ergens verborgen in een kasteel zitten, zodat je veilig bent voor alles van buiten”.
Luniron begon nog harder te huilen.
“Je hebt gelijk”, zei hij. “Ik moet het doen en poging tot wraak”.
“Niks poging tot. Gewoon wraak! Wij winnen, wij zijn veel gedrevener dan hij!”, zei Norvale.
Luniron droogde zijn tranen en keek richting Vacaria. Vuur van woede ontvlamde in zijn ogen. Luniron spoorde zijn paard aan om naar Vacaria te stormen. Normave greep hem bij zijn nek en ze vielen beide van de paarden. Parudo kwam naar ons toe gestormd. Luniron en Norvale waren aan het vechten.
“Laat mij los”, zei Luniron. Parudo wilde erbij springen, maar ik hield hem tegen.
“Luniron wilde zelf naar Vacaria rijden tijdens een woede aanval, maar dat leek Norvale geen goed idee”, zei ik.
“Doe dan iets”, zei Parudo
“Nee”, zei ik. “Norvale kan het wel aan en zo kan Luniron zijn woede kwijt”.
“Ja dat is waar”, zei Parudo en hij bleef rustig kijken.
Na een paar minuten waren Norvale en Luniron uitgevochten. Ze zaten hijgend op de grond te snakken naar adem. Niemand had echt pijn volgens mij. Norvale stond op en hielp Luniron overeind.
“Bedankt”, zei deze.
Luniron liep naar zijn paard en steeg op. Norvale sprong bij mij achterop. We reden verder richting Palonze. Iedereen was stil. Luniron reed naast Parudo en Sonata en Ano erachter. Daarachter reed ik.

Het was nacht, er kwam rook inzicht. Ik wees de andere erop. De rook werd steeds breeder, dikker en zwarter.
“Dat is niet meer van een huis, maar dat is brand!”, zei Norvale.
We reden naar de rook toe en kwamen in Palonze aan. De westervleugel van de abdij stond in brand. Er was niemand wakker. Sonata sprong van zijn paard en rende de abdij langs. Wij volgde hem. Achter de abdij was de standplaats. Er stond een grote klok. Sonata rende er op af en begon hem te luiden. Het geluid was oorverdovend. In alle huizen rondom de plaats ontstak licht.
Er steeg een geroezemoes op. Er kwamen veel mensen bij de ramen kijken. Toen ze het vuur zagen rende ze snel weg. Al snel was het plein volledig gevuld met bewoners. In het begin leken ze niet te weten wat ze moesten doen. Maar na een tijdje werd er een ketting gemaakt van de abdij naar het plaatselijke meer. Ik hielp ook mee, niet in de rij, maar met mijn toverkracht.
Sonata, Ano en Luniron hielpen wel mee in de ketting. Terwijl Parudo en Norvale in de abdij waren.
Het blussen leek niet te helpen, het werd één grote vuurzee. De hele abdij stond nu in brand, het leek alsof er met olie geblust werd. Ik werd bang voor de levens van Parudo en Norvale. Ik werd bang voor de levens van de bewoners en hun huizen. Ik zakte op de grond. Uit mijn staf kwam nog een minuscuul beetje water, ik wilde dat het vuur ophield. Weg was.
Ik hoorde mensen roepen en dacht dat de abdij ging instorten. Ik dwingde mijzelf op te staan om van de abdij weg te komen. Ik keek op en zag dat het vuur gedoofd was, plots, ineens. Ik keek naar mijn staf en zag in de bol een klein wezentje van vuur zitten. Het wezentje stond op en liep naar de andere kant van mijn bol, waar hij ineens verdween.
Er werd gejuicht en mensen kwamen mijn kant op gerend. Ik werd op hun schouders genomen en rond gedragen. Ik maakte mij meer zorgen over Parudo en Norvale, maar die kwamen al uit de abdij met een stel monniken. Een paar van hen waren gewond, maar daar wist Norvale vast wel raad mee. Hij was de monniken al aan het helen. Één van de monniken liep naar hem toe en hielp hem, waarschijnlijk ook een parfaat, maar dan een gevorderde. Na het helen knoopte hij een gesprek aan met Norvale.
Ik werd de hele stad door gedragen, op gegeven moment zette ze mij bij een taverne neer, vlakbij de half afgebrande abdij. Ik hoorde een stel mannen praten.
“Nu moeten we Barica vragen voor materiaal voor de opbouw van de abdij”, zei er één angstig.
“Misschien kunnen we dan om extra veel vragen voor de renovatie van de huizen hier”, zei de ander.
“We krijgen het toch niet. Barica haar gelovige gebouwen. Hij heeft onze kerk toch afgebrand. En ons verboden een nieuwe te bouwen. Gelukkig zijn er een paar beelden in de abdij geplaatst. Die zijn in ieder geval gered”, zei de eerste.


Is dit beter te lezen?

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 30-09-05 11:08

Citaat:
De ander schudde zijn hoofd.
“Konden we zelf maar iets doen, we mogen niks. Niet eens onze huizen verbeteren en een grotere abdij is echt nodig. Alle reizigers moeten buiten slapen”, zei hij. “En de monniken nu ook”.
Ik werd er triest van. Ik dacht vurig aan een schitterende abdij, twee keer zo groot al degene die we net hadden gered. Langzaam kwam het beeld voor mij ogen. Ik keek naar de afgebrande abdij. Toen het beeld de echte abdij overschaduwde richtte ik mijn staf ernaar. Langzaam aan werd de abdij afgebroken. Met hele stenen en hele balken. Het materiaal stapelde zich op. Ik verdriedubbelde het en liet het weer opbouwen. De hele stad keek erna.
Langzaam maar zeker kwam er weer een abdij te voorschijn. Twee keer zo groot als de eerste, en twee keer zo hoog. Klaar was hij. Er werd weer gejuicht geklapt. Ik werd beschouwt als een held en dat voelde goed.
De hele nacht lang werd er gefeest. Er werd vrolijke muziek gemaakt, gedanst, gezongen, gedronken en gegeten. Bedankjes en cadeautjes kregen wij in overvloed. Het leek alsof de mensen hun meest waardevolle dingen schonken. Helaas konden we het niet aannemen. Een beetje beledigd liepen ze dan weg. Het was rond middennacht dat de burgemeester om aandacht vroeg.
“Beste bewoners”, zei hij. “Bij deze wil ik de vreemdelingen bedanken uit de grond van mijn hart. Ze hebben onze abdij gered en herbouwt. Waarschijnlijk is het te veel om het nog te mogen vragen. Maar mevrouw, zou u alstublieft ook onze huizen wat willen aanpassen. De meeste hebben geen daken meer. Overal zitten gaten in. Het zou ons zeer blij maken”.
“Natuurlijk wil ik dat, het is een kleine moeite”, zei ik. “Maar zou u iets terug willen doen?”
“Vraag maar”, zei de burgemeester.
“Wij zoeken de zoon van een grote tovenaar”, zei ik.
ER ging een huivering door de mensen.
“De tovenaarszoon is te vinden aan de andere kant van de stad”, zei de burgemeester.
“Niet”, zei een stem.
Alle mensen keken richting de stem. Een oude man die op een kleine staf leunde kwam in beeld. Weer ging er een huivering door de mensen. Er steeg een zwak geroezemoes op.
“Hallo Lanvier”, zei de burgemeester die zijn rug rechtte, zijn schouders naar achteren deed en zijn neus in de lucht stak.
“Hallo meneer Brog”, zei Lanvier.
“Uit je huisje gekomen om te kijken of er nog lijken zijn”, zei de burgemeester.
“Nee ik kwam kijken wat er was gebeur en of ik kon helpen”, zei Lanvier koel.
“Ramptourist spelen zul je bedoelen, helpen pfoe, dat zal wel ja”, zei de burgemeester. “JIJ hoort de bel te luiden, jij houd de stad in het oog”.
“Mijn mechanisme heeft mij waarschijnlijk in de steek gelaten”, zei Lanvier. “Gelukkig kwamen er mensen langs”.
De burgemeester draaide zich om en liep weg.
“U zocht mij”, zei Lanvier kijkend naar mij.
“Ja”, zei ik.
“Volgt u maar”.
Ik liep naar hem toe, op de voet gevolgd door Parudo en Sonata. Ano, Norvale en Luniron liepen een eindje achter ons. De tovenaarszoon hinkte voor ons uit de halve stad door tot we bij een goed onderhouden huisje kwamen.
Hij opende de deur en gebaarde dat we naar binnen moesten gaan. Toen we allemaal binnen waren deed hij de deur op slot.
“Tegen pottenkijkers”, zei hij
Parudo keek hem raar aan.

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 02-10-05 13:51

Citaat:
“Ga zitten, ga zitten”, zei Tovenaarszoon. “Mijn naam is Lanvier, en U bent?”
“Ik ben Grundura”, zei ik.
Ik wees het rijtje af.
“Dat zijn Norvale, Sonata, Luniron, Parudo en Ano”.
“Waarom zocht u mij?”, vroeg Lanvier.
“Wij zijn op zoek om een staf en een van uw vaders wapens in elkaar te voegen”, zei Parudo.
“Zo, zo”, zei Lanvier.
Hij draaide zich om en schonk wat te drinken in. Ieder van ons kreeg een stomende beker voor zijn neus. Het was warme chocomelk.
“Is het mogelijk?”, vroeg Parudo die smerig naar het drinken keek.
“Waarschijnlijk”, zei Lanvier.
Hij knikte naar mij en pakte mijn staf.
“Een mooie staf voor een mooi meisje”, zei hij.
Ik voelde mij totaal niet meer op mijn gemak.
“Het wapen”, zei hij.
Parudo legde mijn lange zwaard op tafel. Lanvier knikte en mompelde wat woorden tegen zichzelf.
“Morgen rond de middag is hij klaar”, zei hij.
“Ik wacht wel”, zei ik.
“Maar…”, zei Lanvier.
“Ik vertrouw niemand mijn staf toe, zeker niet iemand die ik niet ken”.
“Zal ik uw staf ook beter maken”.
“Nee”, zei ik kortaf. “Alleen de houder veranderen”.
Lanvier strompelde de kamer uit.
“Niet drinken”, zei Parudo tegen Norvale.
Iedereen gooide zijn drinken ergens in. Parudo stond op en liep naar een muis, hij pakte hem op en gaf hem een beetje van het drinken. Daarna deed hij de muis in zijn jaszak. Hij en ik liepen de richting op waar Lanvier naartoe was gegaan. We liepen een werkplaats in. Lanvier was druk in de weer met het zwaard en mijn staf. Parudo hield de muis goed in de gaten, deze werd steeds rustiger. Lanvier stond met zijn rug naar ons toe.
“Kom”, zei Parudo en hij liep de werkplaats uit.
We gingen bij de andere zitten. Parudo haalde de muis uit zijn jaszak, hij was dood.
“Snel Grun, dat zelfde als bij Amorphiiss en Varuna”, zei Luniron
“Mortovinite”, zei ik en ieders hartslaf verdween.
“En ik?”, zei Parudo.
“Geen idee”, zei ik.
Parudo liep naar een andere muis en beet erin. Nadat de muis dood was spuugde hij zo veel mogelijk bloed uit.
“Smerig goedje”, zei hij.
Een paar tellen later hadden we een vampiermuis.
“Wie heeft er nog wat drinken?”, vroeg Parudo.
In mijn beker zat nog een minuscuul beetje drinken. Parudo voerde het de muis. Deze spurde een beetje tegen. Parudo zette de muis neer. Deze begon al te wankelen tot hij ineens in as verdween. We keken elkaar aan.
“Uhm, verstop je maar”, ze ik.
Parudo zocht een plek om zich te verstoppen, maar kon niks vinden. Ik liet Parudo heel klein worden.
“Spring in mijn zakje”, zei ik.
Parudo deed ik in mijn broekzak.
“Laat je op de tafel vallen”, zei ik.
Boenk, boenk, boenk, boenk. Ik toverde een hoop as en haalde de muizen weg, liet de andere zich niet meer kunnen bewegen en liet mijzelf toen ook vallen. Boenk.
Lanvier kwam binnen.
“Oh nee, wat is er gebeurt. Ik ben al raar genoeg in de stad en nu de helden, dood, in mijn huis!”, zei hij tegen zichzelf.
Hij begon te huilen.
“Wat nu, wat nu”, zei hij.
Hij strompelde terug naar de werkkamer en kwam terug met mijn staf. Geheel bruin zoals het hout zo was ook het zwaard. De bol was gevuld met mist. Hij legde hem op tafel en liep naar buiten. Parudo sprong uit mijn zak en achtervolgde hem.

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 02-10-05 20:26

Citaat:
Toen ze een minuut of tien weg waren liet ik de andere weer kunnen bewegen.
“Ik snap het niet”, zei Sonata.
“Waarschijnlijk is chocolade giftig voor muizen”, zei ik.
“En die vampiermuis dan”, zei Ano.
“Denk je dat een vampier gelijk zonder bloed kan”, zei Norvale/
“Ik weet het niet, we wachten wel”, zei ik.

Al snel kwam Parudo onder de deur gekropen, Ik maakte hem weer groter.
“Vlontaru”, zei ik en Parudo had zijn eigen lengte meer.
“Die Lanvier wordt vandaag opgehangen”, zei Parudo.
“Hoezo”, zie ik.
“Hij denkt fat hij ons vermoord heeft en heeft dat tegen de burgemeester gezegd. Die is woedend”, zei hij. “Wat nu?”
Ik keek uit het raam, er kwamen en stel stadsbewoners aan.
“We doen alsof we slapen, vanwege de warme chocolademelk”, zei ik.
“Goed idee”, zei Sonata.
We gingen allemaal half op tafel liggen. De mannen kwamen het huisje binnen.
“Daar liggen ze”, zei er één. “Ze lijken meer te slapen”.
Een van de bewoners begon aan mijn arm te sjorren. Ik deed alsof ik wakker werd.
“Huh”, zei ik, knipperend met mijn ogen.
“Ze leven nog”, zei de man die aan mijn arm had gesjord.
“Echt?”, zei een anders. “Snel maak de andere ook wakker, anders wordt Lanvier straks voor niks opgehangen”.
De mensen in het huisje begonnen aan de anderen te sjorren. Die deden ook alsof ze net uit een diepe slaap ontwaakte.
“Snel, jullie moeten de tovenaarszoon redden”, zei één van de mensen.
“Hè, hoezo?” zei ik heel ontwetend.
“Hij dacht dat jullie dood waren en is dat gaan melden. Hij wordt straks opgehangen”, zie het persoon weer.
“Dood? Oh nee, kom jongens”, zei ik.
We renden het huisje uit. Achter de mannen aan.

“Wacht”, riep een van hen toen we bij het plein aankwamen.
“Ze zijn niet dood, ze sliepen”, zie hij hijgend.
Iedereen keek ons aan. Het werd al bijna ochtend. Lanvier stond al meer een strop om zijn nek op een plateau. De strop werd afgedaan.
“Je hebt geluk vandaag”, zei de burgemeester.
Ik snapte de haat tussen de twee mensen niet. Lanvier liep het plateau af naar ons toe.
“Bedankt”, zei hij.
“Rechtvaardigheid”, zie ik.
“Heeft u uw staf?”, vroeg Lanvier.
Nee die was ik helemaal vergeten.
“Nee die ligt nog bij u”, zie ik.
“Ik zal hem halen”, zei hij.
“Niet nodig”, zei ik. “Staf kom hier”.
Mijn staf kwam met een zeer snelle vaart aangevlogen. Sneller dan normaal, maar toch stopte hij boven mijn hoofd en viel toen naar beneden zodat ik hem uit de lucht kon plukken. Parudo kwam naar mij toe.
“We hebben een slaapplaats”, zie hij. “In de abdij”.
“Mooi”, zei ik. “Maar ik moet nog wat dingen regelen”.
Ik liep naar het eerste huis en verbouwde het tot een groter uit. Geen gaten meer en een mooi dak erop. Zo ging ik de hele stad langs. Daarna was ik wel moe.
“Zullen we gaan slapen”, vroeg ik aan Parudo.
Hij knikte en we gingen de abdij in. Een paar monniken snelde onze kant op. We werden overladen met bedankjes.
“We zouden graag wat rusten”, zei Parudo.
We werden naar de slaapvertrekken geleid.
Heerlijke zachte bedden met donzen kussens en dekens. Ik ging liggen en viel direct in slaap.

De volgende ochtend werd ik wakker. Ik had bijna 24 uur geslapen. De anderen sliepen nog, ik wou ze niet wakker maken. Op mijn tenen sloop ik naar mijn tas waar ik het dagboek uithaalde en liep de kamer uit. In de gang onder een kaars ging ik zitten en sloeg het boek open. Ik wilde verder gaan waar ik was gebleven maar het boek dacht er blijkbaar anders over. Hij bladerde verder en verder tot op een lege laatste pagina.
Hallo Grundura verscheen er. Fijn dat je het boek hebt gevonden en achter de waarheid bent gekomen. Ik had je zo graag zien opgroeien en je van alles te leren. Helaas heb ik je niet zien opgroeien, maar je dingen leren kan nog wel. Het belangrijkste is dat jullie nog ongeveer een week in Palonze blijven. Norvale kan in die tijd alles over parfaten te weten komen. En de anderen kunnen in het bos gaan trainen. Ik zal jou in de kelder van deze abdij les geven. Na de week gaan jullie naar Viggolos, de stad der Viggo’s. Solouvre zal daar op jullie wachten, je moet naar zijn kleinkinderen en het medaillon afgeven, dan kan Salouve rust krijgen. In viggolos kun je van alles leren, dingen die mijn lessen aanvullen. Je bent een machtig tovenaares, Grundura. Gebruik dat.
Toen verdwenen de letters en sloeg het boek plots dicht. Open kreeg ik het niet meer. Ik begon te huilen, mijn tranen vielen op het boek dat zich weer aan het einde opende.
Niet huilen mijn meisje. Het boek zal openen al je in de kelder ben en als ik vind dat het nodig is. De letters verdwenen en het boek sloeg weer dicht.
Ano kam de deur van de kamer uit en zag mij zitten.

angelke

Berichten: 5137
Geregistreerd: 28-04-02
Woonplaats: Brasschaat (België)

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst: 02-10-05 20:31

Ik heb een stuk bijgelezen, en blijf het wel een tof verhaal vinden. Enkel leest het niet meer zo vlot, ik denk dat dit deels komt door een kleine slordigheid(kleine foutjes zoals aanhalingstekens vergeten, of gewoon type/schrijf fouten) en door de korte zinnen af en toe. Ik geraak niet meer ín het verhaal, wat ik wel spijtig vind.
Maar op zich blijf ik het wel een leuk verhaal vinden .

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 07-10-05 21:49

Nouja...Ik ben dus het hele verhaal kwijt. Was best ver na het geposte stukje ik had nog een heel klein stukje op hotmail staan...maar dat sluit niet aan op dit stuk.
In iedergeval ben ik zeer blij dat ik alles had uitgeprint tot het hotmail stukje dus kan het overtype...maar dat houd in nu eventjes geen stukje meer want ik heb dat uitgeprinte niet.
Verder kun je nu Grundura bezichtigen in het daartoe bestemde topic

Kasmir

Berichten: 5694
Geregistreerd: 11-09-05
Woonplaats: Noord Zweden

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-10-05 14:44

Heeeyy! Gaaf hoor alleen haat ik van aan beeldscherm lezen!

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 08-10-05 15:56

Citaat:
“Wat is er meis?”, zie hij.
“Het dagboek”, zie ik. “Het spreekt tot mij”.
Ano keek mij raar aan en voelde aan mijn voorhoofd.
“Je gelooft mij niet”, zie ik kwaad.
Ik stond op en het boek viel van mijn schoot. Het opende zich weer op de laatste lege pagina.
Hallo Ano verscheen er. Ano keek erna en keek toen naar mij.
“Ik zei het toch”, zei ik.
Het boek sloeg weer dicht.
“Oké”, zei Ano. “Wat heeft het gezegd?”
“We moeten nog een week hier blijven, Norvale gaat verder met zijn opleiding, jullie gaan in het bos trainen en ik krijg les in de kelder hier”, zei ik. “Daarna gaan we naar Viggolos om het medaillon af te geven. De Viggo’s zullen ons ook les geven”.
“Zijn die niet allemaal gevangen of gedood?”
“Waarschijnlijk niet, Luniron is toch ook ontsnapt?”
“Ja dat is waar”.
“Is de rest al wakker?”
“Nee net niet, ik ging jou zoeken”.
“Oké”.
Norvale kam de deur uit met een slaperig hoofd.
“Ah, daar zijn jullie”, zei hij.
Ano en ik liepen zijn kant op.
“Is de rest al wakker?”, vroeg ik.
“Ja”, zei Norvale.
Hij liep de kamer in en wij volgden. We gingen op bed zitten.
“Vandaag gaan we naar Viggolos”, zei Parudo.
“Ik niet”, zeiden Ano en ik tegelijk.
Iedereen keek ons raar aan.
“Hoezo”, zei Parudo.
“Het dagboek sprak tot mij”, zei ik.
Iedereen keek mij nu heel raar aan.
“We moeten hier nog een week blijven. Zo kan Norvale alles leren over parfaten. In het bos kunnen jullie oefenen, en ik krijg dan les in de kelder hier”, zei ik. “Daarna naar Viggolos daar zijn de kleinkinderen van Salouve, degene waar het medaillon van is. Daar zullen we nog veel meer leren wat nodig is voor onze reis”.
“Onzin”, zei Parudo.
De anderen leken het niet te weten.
“We gaan vandaag nog weg!”, riep hij boos.
“Ga maar”, zei ik boos. “Ik ga niet mee!”
“Ik ook niet”, zei Ano.
“Dan ik ook niet”, zei Sonata.
“Ik blijf ook”, zei Norvale.
“En jij, Luniron?”, zie Parudo.
“Ik uhm, ik weet het niet”, zei hij. “Ik denk dat ik ook hier blijf”.
Parudo keek hem verbaast aan.
“Ja wat jullie willen”, zei hij boos en stormde de kamer uit.
“Die kan ook niet veel hebben”, zei Norvale.
“Niet bepaald nee”, zei Sonata.
“Die draait wel bij”, zei ik. “Maar ik denk dat we maar moeten beginnen. Ik zou even de burgemeester informeren dat we langer blijven en wat we gaand oen. Zeg alsjeblieft tegen niemand dat we hier zijn om Barica te verslaan. We trekken rond door heel Aristora om van alles te leren en mensen te helpen, oké?”
“Oké”, zeiden de andere.
“Maar wat is dan de reden dat we het bos in gaan?”, vroeg Luniron.
“Tijdens het feest gisteren heb ik mensen horen praten over het gespuis in het oosten. Dus dat is één van de redes. Norvale gaat in de leer bij de parfaat-monnik om andere te helpen en ik ben in de kelder bezig om mijn staf uit te proberen”, zei ik.
“Kom dan gaan we naar de burgemeester”, zei Sonata.
We stonden op en liepen de kamer uit. Toevallig kwamen we de parfaat-monnik tegen.
“Oh meneer”, zei ik. “Wij hadden een vraag”.
“Vraag maar”, zei hij.
“Zoals u misschien al weet is Norvale hier een parfaat, maar hij is nooit afgestudeerd. Zou u zo vriendelijk willen zijn om hem alles te leren?”
“Dat is een kleine betaling voor uw dienst”, zei de monnik. “Komt maar mee mijn kind”.
Norvale liep de kleine monnik achterna. We liepen verder. De abdij uit, richting stadshuis.
Maar we zagen de burgemeester al eerder.
“Meneer de burgemeester”, riep ik.
Hij keek op en liep onze kant op.
“We willen graag nog een week blijven. Zo kunnen we hier nog wat dingen leren’, zei ik.
“Dat is een goed idee”, zei hij. “Iedereen zal verheugd zijn met dit nieuws”.
De burgemeester leek niet echt vrolijk. Hij draaide zich om en liep weg.
“Oké”, zei ik. “Dan gaan we maar beginnen toch?”
“Is goed”, zeiden de andere.

We liepen terug naar de abdij om de wapens te pakken. Ik had mijn staf en het dagboek al bij mij.

Nog wat overgetypt voor jullie

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 11-10-05 17:11

Citaat:
In de abdij liep ik naar een monnik.
“Waar is de kelder?”, vroeg ik.
“Bij de grote zaal de rechter deur dor en daar de trap naar beneden nemen”, zei hij.
“Bedankt”, zei ik. “Jongens, tot later hè”.
“Doei”, klonk het.
Ik liep naar de grote hal. Daar was net een gebed bezig. Voor de verandering stond ik die maar bij, ook al was ik niet gelovig. Ik nam een stoel achteraan en ging er zitten. Plots sloeg ergens dichtbij een bliksem in. De monniken keken elkaar aan.
“Krijger”, riep er één.
Een lange magere monnik nam mij bij de arm en sleepte mij naar de rechter deur. Hij duwde mij erdoor.
“Verstop je”, zei hij. “In de kelder”.
Ik rende naar beneden, vurig hopend dat de andere ook gewaarschuwd werden. Wat was er toch aan de hand. Het dagboek begon te beven.
“Even wachten”, zei ik tegen het boek.
Ik kwam in de kelder, waar moest ik heen. Ik opende het boek aan de achterkant. Er is een luik onder een paar kratten, denk ze weg, open het luik en denk de kratten terug. Snel! Verscheen er in het boek. Ik keek naar de kratten. Verdwijn, verdwijn dacht ik. De kratten verdwenen., het luik werd zichtbaar. Ik opende het, sprong in het gat en deed het luik dicht. Licht, licht dacht ik. Er schoten kaarsen aan. Zo klaar. Het boek opende zich. De kratten verscheen er. Oh ja, Kratten verschijn boven mij, nu! Dacht ik. Ik hoorde iets ploffen, op mij vielen een paar kratten.
“Bakstaaf”, riep ik. “Kratten verschijn boven het luik”.
Ik hoorde verscheidene poefen. Stil bleef ik zitten, ik had een bult op mijn hoofd en was een beetje duizelig. Ik hoorde iemand de trap af stuiven.
“Er is hier niemand, heer”, hoorde ik iemand zeggen.
Ik hoorde iets snuiven.
“Malgo kom hier”, zei een rauwe stem.
Opeens hoorde ik hout kraken. Het dagboek opende zich. Hij is alle kratten en vaten kapot aan het slaan verscheen er. Opeens hield het geluid op. Ik hoorde weer gesnuif.
“Malgo vind dat hier wel iemand is”, zei de rauwe stem.
“Nee, ik denk het niet. Er zijn hier reeds wel veel mensen geweest”, zei een andere stem. Het was waarschijnlijk een monnik.
“Alle huizen zijn verbouwt. De abdij is groter en nieuwer. Er staan paarden en de gastenverblijven zijn beslapen. En u zegt dat er niemand is”, zei de rauwe stem.
“Ik weet niet waar de gasten zijn, heer”, zei de monnik. “Er zijn inderdaad gasten geweest, ze kwamen voor Meneer Lanvier”.
“En waar woont die dan?”, zie de rauwe stem.
“Meneer Lanvier woont aan de andere kant van de stad”.
“Dan gaan we die een bezoekje brengen”.
Er klonken voetstappen de trap op. Het dagboek opende zich. Je kan er nog niet uit. Verscheen er. Ik keek rond en zag dat er achter mij een tunnel liep. Ik begon te lopen. Ik kon zo ver kijken als ik wou, maar zag alleen maar de kaarsen aan de zijkant.
“Wie is daar”, hoorde ik zwak iemand roepen.
“Hallo”, riep ik terug.
“Help”, werd er geroepen.
Ik ging iets sneller lopen. Opeens ging het vuur uit. Ver achter mij zag ik dat er licht te voorschijn kwam. Iemand had het luik geopend. Ik begon te rennen.
“Waar wordt dit voor gebruikt?”, hoorde ik de rauwe stem zeggen.
Ik stopte met rennen en bleef luisteren.
“Dat wordt voor verschillende doeleindes gebruikt. Een geheime voorraad eten bijvoorbeeld”, zei de monnik.
“Of iemand die ik niet mag zien”, zei de rauwe stem.
“Als er iemand in zou zitten zou u die toch zien. Het is een vierkant kamertje”, zei de monnik.
“Ja dat is waar”, zei de rauwe stem. “Dan toch maar naar die Lanvier”.
Het luik werd weer gesloten. De kaarsen gingen weer aan. Zeker iets magisch dacht ik bij mezelf.
“Is er nog iemand”, riep ik.
“Hier”, zei de stem.
Ik rende weer verder ik keek naar de grond omdat die nogal oneffen was. Opeens liep ik tegen een muur aan. Weer een bult erbij. Waar moest ik heen. Links of rechts.
“Hallo”, riep ik.
“Hier”, klonk het weer.
Het geluid kwam van links. Ik rende er heen. Nu kon ik 3 gangen in.
“Hallo”, riep ik weer.
“Ja”, klonk het.
“Blijf praten, zo weet ik waar ik heen moet”, riep ik.
“Wie ben je?”, werd er geroepen.
“Ik ben Grundura en jij?”, riep ik.

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 12-10-05 18:44

Citaat:
“Barica”, werd er geroepen.
Ik had het vast verkeerd gehoord. Ik rende rechtdoor.
“Ben je er nog?”, riep ik.
“Ja”, klonk het zwak.
Ik had de verkeerde weg gekozen en rende terug.
“Roep eens”, riep ik.
“AAAAAH”, werd er geroepen.
Duidelijk van rechts komend. Ik rende de rechter gang in.
“Blijf praten”, riep ik. “Wat doe je daar?”
“Ik ben gevangen. Al sinds een jaar of 10 denk ik”werd er geroepen.
Ik kwam bij een muur boven zag ik een rooster. Ik keek er door er kwam een zwak licht uit. Ik zag iemand op de grond zitten met een ketting aan de grond en aan zijn nek.
“Hé, hierboven”, riep ik.
Het persoon keek naar boven, de kamer rond.
“Ik zie je”, zei hij.
“Waar is de deur?”
"Die moet zijn waar jij bent. Daar wordt altijd wat voedsel door gegooid"
Ik keek de muur langs. Muur verdwijn dacht ik. De muur verdween. Ik rende de ruimte in.
"Wat was je naam zei je", vroeg ik.
"Barica", zei hij.
"WAT?"
"Hoezo? Ken je mij?"
"Ja iedereen kent jou, jij vuile..."
Ik maakte mijn zin niet af. Het klopte gewoon niet. Hoe kon iedereen zo over Barica spreken terwijl hij hier zit.
“Waar heb je het over?”, vroeg hij.
“Nou de hele wereld is overgenomen door Barica”, zei ik.
“Door mij? Ja hoor. Ik heb de ratten zo ver gekregen dat ze de wereld voor mij overnamen”.
“Ja hé. Dat snap ik nou ook wel. Maar hoe kom je hier?”
“Jaren geleden heeft mijn broer mij opgesloten. Één keer per dag komt er een wezen van hem mij eten brengen. Maar ik kan niks doen. Het is brood en meld dus ik ben zo zwak dat ik niks kan”.
“Wie is je broer dan?”
“Hij heet Vliper, hij is mijn tweelingbroer. Wij komen uit Drooming, ken je dat?
Ik knikte.
“Waarom heeft Vliper je hier opgesloten?”
“Hij bestaat uit pure slechtheid en was altijd het lieverdje van mijn ouders. Ik was jaloers en wou ook eens in het middelpunt staan. Toen ben ik Drooming over gaan nemen. Ik vermoorde de koning en greep de troon. Nu was ik het lieverdje van mijn ouders en werd Vliper jaloers. Hij is toen op zoek gegaan naar drie wijze oude heksen en die heeft hij gevonden. Daar is hij in de leer gegaan en na een paar jaar keerde hij terug en ging met mij in gevecht. Ik verloor en hij heeft mij hierheen gebracht. Ik weet niet waar ik ben en wat mijn broer van plan is. Maar één ding weet ik wel. Ik wil wraak”.
“Maar in Drooming wonen toch alleen maar wezens die in slechtheid leven?”, vroeg ik.
“Niet allemaal, ik bijvoorbeeld. Ik ben een krijger, maar zal niks ten onrechte doen. Die koning uit Drooming, daar was iedereen mij dankbaar voor. Ik had Drooming helemaal veranderd, net voor mijn broer terug kwam. Er waren zelfs weer vlinders. Maar nu? Ik weet niet wat er van Aristora over blijft als Vliper klaar is”, zei Barica.
“Nou daar is niet meer zo veel van over”, zei ik. “Hij heeft bijna alles in Aristora over genomen”.
“Nee het is niet waar!”, zei Barica. “Hoe dat?”
“Hij gebruikt krachtige toverspreuken en laat de doden onder zijn bevel terug komen. Zo beschikt hij over een groot leger”.
“Ik zal hem krijgen”, zei Barica.
“Hé”, zei ik “Dat ga ik al doen”.
Barica keek mij aan.
“Hoezo”, vroeg hij.

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re: [verhaal] fantasie: Aristora

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 28-10-05 19:42

Citaat:
“Uit de legende is gebleken dat ik degene zal zijn die hem kan verslaan”, zei ik.“Ik ben door die drie heksen meegenomen als baby, maar mijn vader heeft mij toen terug gehaald. Hij heeft die drie heksen vermoord”.
“Zou ik dan mee mogen?”, vroeg Barica
“Uhm, ja hoor. Even wachten dan maak ik je los”.
Ik richtte mijn blik op de ketting die Barica aan de grond hield. In mijn gedachte brak ik de ketting door. In het echt begon een schakel te scheuren maar daar bleef het bij.
“De spreuk van mijn broer, waarmee hij de ketting heeft betoverd is te sterk voor je”, zei Barica.
Ik mijn gedachte brak ik met grof geweld de ketting. In het echt scheurde de schakel helemaal en was Barica vrij. Verbluft keek hij mij aan. Hij pakte de ketting en staarde erna.
“Vliper. Vanaf deze dag is er een nieuw begin. Het begin van jou eind”, riep hij. “Kom we gaan”.
“Wacht even”, zei ik. “Ga eens zitten zoals ik je vond. Of beter ga liggen”.
Barica ging op de grond liggen. Ik kopieerde het beeld.
“Sta maar op”, zei ik.
Barica stond op. Op de plek waar hij lag, lag hij nogsteeds.
“Ik heb je gekopieerd. Ze denken ze niet dat je wegbent. Als iemand dat aan raakt ontploft het”, zei ik.
Ik pakte het dagboek.
“Is het veilig?”, zei ik ertegen.
Barica keek mij raar aan. Het dagboek opende zich. In de kelder is niemand meer, ga maar snel verscheen er. Ik klapte het boek dicht en begon te rennen. Barica rende achter mij aan. “Stop”, zei Barcica.
Ik stopte.
“Wat?”
“De muur”.
Ik draaide mij om en liet de muur weer verschijnen. We renden verder. De kaarsen achter ons gingen uit. Voor ons bleven ze branden. We renden hoeken om, langs de kaarsen.

We kwamen bij het luik, ik opende het een stukje en gluurde door de opening. Er was niks te zien. Ik opende het hele luik en klom eruit. Barica volgde mij. De hele kelder lag vol houtsplinters en houtstukken. Ik liep de trap op.

Boven aangekomen luisterde ik aan de deur, ik hoorde niks. Ik keek door het sleutelgat maar kon er niks door zien. Voorzichtig opende ik de deur, ik keek om mij heen. Ook hier waren vernieligen aangedaan. Het was allemaal mijn schuld. Ik liep de hal in. Ik keek om, Barica stapte ook de hal in. Hij knipperde met zijn ogen tegen het licht. Er kwam inderdaad ergens een raar licht vandaagn. Ik keek rond, vanachter een kruis kwam een helder fel wit licht. Ik wenkte Barica dat richting het kruis gingen. Onderweg de glassplinters ontwijkend. We liepen om het kruis heen. Allebei aan een andere kant. Aan de achterkant van het kruis zweeefde een vrouw. Het was een engel. Ze draaide zich om.



edit: Nooh, wat een typfouten, rotword :@ Haal ze eruit!!!

Ayasha
Blogger

Berichten: 60169
Geregistreerd: 24-02-04

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst: 29-10-05 12:01

zo ik ben weer bij gelezen!
super verhala blijft het!

NTuinenburg
Berichten: 1502
Geregistreerd: 05-11-04
Woonplaats: Den Haag

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst: 29-10-05 15:28

Heeey!
Echt een superverhaal! hopelijk ga je snel verder? =)

groetjes Naomi

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 29-10-05 16:38

nu???
Citaat:
“Mam?”, zei Barica.
“Hallo zoon”, zei ze met een zachte stem.
“Wat doe je hier?”
“Ik woon hier en bescherm de mensen hier”, zei ze. “Helaas heb ik geen goed werk geleverd, ik heb gefaald”.
Triest keek ze vanachter het kruis de grote hal in. Gouden tranen stroomde van haar witte gezicht.
“Jullie zijn het gevaar van Palonze haar vrijheid”, zei ze.
“Hoezo?”, vroeg ik.
“Palonze wordt geregeerd door Vliper. Als hij merkt dat de inwoners gastvrij zijn naar de mensen die hem willen verslaan, wordt Palonze van de kaart geveegd en worden de inwoners vast en zeker vermoord. Ik vraag jullie deze stad zo snel mogelijk te verlaten. De Krijger zal zo nog wel terug komen. Pak jullie spullen en ren!”, schreeuwde ze terwijl ze een nog witter licht uitstraalde. “Ga nu!”.
Barica en ik keken elkaar aan en rende richting de deur. Glas deerde ons niet meer.

We opende de deur en keken rond. Niemand was er te zien. Snel rende ik naar ons slaapvertrek. Ik pakte alle spullen die er nog lagen, gelukkig was het niet veel. Een monnik kwam het vertrek binnen.
“Gelukkig”, zei hij. “U bent hier”. Hij negeerde Barica totaal. “De Krijger heeft een van jullie te pakken. De Parfaat. De andere zijn nog in het bos, de krijger is ze nu aan het zoeken. Dood hem niet! Barica zal ons alle vermoorden”.
“Vliper”, zei ik.
“Wat?” vroeg de monnik.
“Vliper, niet Barica. Vliper. Barica staat aan onze kant”.
“Hoe weet u dat?”
“Omdat ik Barica ben”, zei barica.
De monnik keek met grote ogen naar hem.
“Nee dat kan niet waar zijn”.
“Toch is het zo. Geen tijd om het uit te leggen”, zei ik. “Waar is Norvale, de Parfaat?”
“Buiten op het stadsplein”, zei de monnik.
“eerst de andere?”, vroeg Barica.
“Ja”, zei ik. “De Krijger moet zien dat het niet de bewoners zijn, maar wij die Norvale bevrijden. Dus hebben we maar weinig tijd. Alles moet snel gebeuren”.
“Kom”, zei barica.
We rende de kamer uit.

Bij het bos aangekomen hoorde we allemaal lawaai. Het leek wel of iemand alle bomen uit de grond aan het rukken was. Opeens hield het geluid op. Barica en ik rende het bos in. Ik had geen idee waar we heen moesten.
“Grundura?”, zei Barica.
“Ja”.
“Hoe moeten we ze ongezien vinden?”
Ik dacht na.
“Als we onzichtbaar zijn”, zei ik.
“Waar ben je?”
“Hier”.
Ik keek rond en zag Barica ook niet.
“Oh, we zijn al onzichtbaar”.
“Oké, waar moeten we heen?”
“Uhm, ieder een andere kant op, en als je ze hebt gevonden zo snel mogelijk het bos uit. Je herkent ze vast wel als je ze ziet. Als je de Krijger tegen komt loop dan stil weg, hij heeft een beest dat je gelijk ruikt. Ik ga oost, jij noord-oost oké?
“Ja is goed”.
Ik rende weg en hoorde voetstappen ook weg rennen. Ik rende door en door, maar hoorde of zag helemaal niks.
“Psst”, hoorde ik iets zeggen.
Ik keek rond maar zag niks.
“Hierboven”, zei dezelfde zachte stem.
Ik keek omhoog. Op de onderste tak van een berk zag ik een nimf zitten.
“Degene die u zoekt zin veilig. Ze zitten in het Nimfenwoud. Hier staat alles onder invloed van Manouf, onze koningin. Volg mij”.
Ze steeg op en vloog weg. Ik rende achter haar aan, maar verloor haar uit het oog.
“Waar ben je!”, riep ik.
De grond leek te verdwijnen onder mijn voeten en ik viel naar beneden. Ik lande op een donzige ondergrond. Uit die ondergrond kwamen takken. Ze wikkelde zich om mij heen en tilde mij op en lieten mij in de lucht bengelen. Min ogen hield ik stijfdicht uit angst. Ik voelde mij worden verplaatst door de lucht. Ik kreeg weer grond onder mijn voeten. Nog hield ik mijn ogen stijf dicht. De takken lieten mij los. Nu durfde ik een van mijn ogen een klein beetje te openen. Ik zag lichtjes. Ik opende mijn beide ogen. Wat was het hier mooi. Een hele stad lag er onder het bos. Lichtgevende paddestoelen als lantaarns in alle kleuren van de regenboog. Maar alles leek zo groot, zeker in vergelijking met de nimf die ik net zag. Plots voelde ik twee armen om mij heen, ik schok. De arme tilde mij van de grond. Ik keek naar de arme maar zag dat het geen armen waren.

Ayasha
Blogger

Berichten: 60169
Geregistreerd: 24-02-04

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst: 29-10-05 17:10

schrijf dooorr!

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 30-10-05 18:39

het is neit veel. Ik loop super achter met schrijven (uittypen) Vanwege tentamens :'( Maar nu dus klein stukje, het word een beetje afgekapt ineens...Maar dat komt nog wel goed ooit

Citaat:
“Luniron!”, riep ik.
Hij liet mij los. Ik draaide mij om.
“Ik schok mij rot!”, zei ik. “Wil je dat nooit meer doen?!”
Luniron begon te lachen.
“Sorry, maar ik dacht dat je dood was”, zei hij met tranen in zijn ogen, of ze van blijheid waren wist ik niet. “Jongens, Grun is er!”, riep hij.
Parudo, Sonata en Ano kwamen aangelopen.
“Waar dan?”, zei Ano.
“Oh, sorry”, zei ik. Ik verscheen weer. “Luniron, hoe kan jij mij zien?”
“Hoezo?”
“Ik was onzichtbaar”.
Luniron keek mij raar aan.
“Maakt niet uit. Ze is er!”, riep Ano. “Waar is Norvale?”
“Gepakt door die Krijger”, zei ik triest.
Ik zag de grond openen en er viel weer iets.
“Wat is dat?”, vroeg Sonata.
“Oh, ja natuurlijk”, zei ik.
Ik liet Barica weer verschijnen.
“Dit is uhm, Sakrou”, zei ik snel.
Barica keek ij raar aan.
“Sakrou, dit zijn Luniron, Parudo, Sonata en Ano. Jongens, dit is Sakrou. Ik heb hem net gevonden. Hij komt ons helpen”, zei ik.
“Wij hebben ook iemand, Chiara”, zei Parudo.
Een meisje kwam tevoorschijn, ze zag er vervaarlijk uit met haar twee kleuren haar.
“Weet je zeker dat hij Sakrou heet?”, vroeg ze aan mij.
“Hoezo?”
“Omdat hij dat niet is, loop maar even mee”.
Ik liep naar haar toe. We gingen een huis binnen. Ik keek achterom en zag de jongens met elkaar praten. Chiara haalde een boek tevoorschijn. Ze bladerde het door.
“Kijk”, zei ze en ze liet mij een foto zien. Op de foto stond Barica, zijn moeder en de andere twee waren waarschijnlijk Barica’s vader en Vliper.

Ayasha
Blogger

Berichten: 60169
Geregistreerd: 24-02-04

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst: 03-11-05 19:47

schrijf je nog?

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 03-11-05 20:30

sorry net te laat

Citaat:
Onder stond het onderschrift. V.l.n.r. Barica, Vliana, Balaar, Vliper.
“Ja ik wist dat het Barica is, maar dat kan ik toch niet zeggen? De jongens denken dat ze tegen Barica gaan vechten en dan kan ik toch niet met hem aanzetten?”, zei ik.
“Waarschijnlijk moet je de waarheid maar gewoon vertellen”, zei Chiara.
“Maar hoe weet jij dat hij Barica is?”
“Ik kom ook uit Drooming. Ik ben daar gekomen vlak voor Vliper het over nam. Ik was met de vlinders mee gereisd. Ze vertelde mij dat het daar nu veel beter was dan overal rond te reizen en honger te lijden. Ik weet dus alles en zal Barica steunen in alles. Hij is mijn koning!”.
“Maar hoe breng ik dat bij de anderen? We moeten Norvale, een vriend, ook nog redden”.
“Ze hebben mij al gehoord, dus zeg maar gewoon dat je hen wou beschermen. Ik spring dan wel bij al het nodig is. Daarna gaan we die vriend redden”, zei Chiara.
We liepen naar buiten.
“Jongens, kom eens”, riep ik.
De jongens kwamen erbij. Ik ging zitten en de anderen gingen in een kring erbij zitten.
“Ik uhm, heb gelogen, maar ik kan het uitleggen”, begon ik. De jongens keken mij aan. “Dat is eigelijk niet Sakrou, maar uhm”.
“Barica”, zei Barica.
“Wat?!”, zei Ano rustig en zacht. “Je lijkt er niet eens op”.
Chiara liet het boek zien. “Kijk”, zei ze. Het boek ging de groep rond terwijl Barica zijn verhaal deed. Hoe hij Drooming had over genomen, hoe zijn broer bij de drie heksen in de leer was gegaan, dat Vliper hem had verslagen en had weggestopt en hoe Vliper in zijn naam Aristora heerst. Chiara viel hem steeds bij en zei dat het allemaal waar was. Ano en Sonata hadden Vliper gezien en zeiden dat het waarschijnlijk ook wel waar zou zijn.
“Maar nu iets anders”, zei ik. “Norvale. We moeten, voor het welzijn van Palonze laten zien dat wij hem bevrijden en niet de stadsbewoners. De Krijger kunnen we ook niet doden. Later kan dat pas, hij is het bewijs dat wij het waren en niet Palonze’s inwoners. Iemand ideeën?”.
Iedereen bleef stil.
“Geen plan, alleen geluk”, zei Parudo. “Grun, het spijt me. Maar wil jij zo min mogelijk doen, met name met je toverkracht. Anders wordt die informatie door gespeeld naar Vliper over jou kracht, en dat werkt niet in ons voordeel. En Barica, jou hou ik het liefst ook wel uit het zicht. Die Krijger zal waarschijnlijk wel weten over jou en je broer”.
Ik en Barica knikte.
“We kunnen ons verstoppen en alleen in het ergste geval bijspringen. En dat beest wat die Krijger bij zich heeft, dat mag wel dood. Als waarschuwing laat maar zeggen”, zei ik.
“En onze spullen?”, vroeg Ano.
“Die heb ik bij me. Ik denk dat ik ze bij mijn val naar hier ben kwijtgeraakt dus die zullen wel op dat land ding liggen”.


30 pagina's
27.492 woorden
236 alinea's (mijn alinea's kloppen niet)
1.802 Regels

Ayasha
Blogger

Berichten: 60169
Geregistreerd: 24-02-04

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst: 03-11-05 23:19

das veeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeel

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 06-11-05 18:53

kort stukje. helaas.

Citaat:
“En onze spullen?”, vroeg Ano.
“Die heb ik bij me. Ik denk dat ik ze bij mijn val naar hier ben kwijtgeraakt dus die zullen wel op dat land ding liggen”.
“Niet alleen die, ook degene die we bij ons hadden, die zijn wij ook kwijt geraakt tijdens de val”, zei Ano.
“Oh, dat. Dat komt omdat hier wapens verboden zijn”, zei Chiara. “En je zou er toch niks aan hebben. Alleen levende wezens worden verkleind tijdens de val. Dus jullie kleinste dolken zijn waarschijnlijk nog tientallen keren zo groot als jullie zelf”.
“Kunnen we ze wel terug krijgen? Want we hebben ze toch wel nodig?”, zei ik.
“Ja, natuurlijk”.
Ze stond op en liep weg. Wij bleven zwijgend zitten. Ik staarde wat naar de grond, ik voelde mij ontzettend schuldig. Zonder mij zou die Krijger er nooit zijn geweest. Dan zouden de bewoners niks te vrezen hebben en zou Norvale niet gevangen zijn. Ik begon te huilen. Mijn tranen maakte kleine kringetjes op de grond. Gelukkig leek niemand het door te hebben, dat wou ik zo houden.

Een tijdje later kwam Chiara terug, achter haar liepen een stel nimfen. Tussen de nimfen liep een kleine nimf die versierd was met edelstenen.
“Ik ben Manouf. Ik heb van Chiara vernomen dat u uw wapens terug wil en daarna terug gaat naar Palonze. Dit zal geregeld worden. Terwijl u groter wordt zal ik de wapens in het zicht leggen. Ga nu en zorg dat wij weer bovengronds kunnen wonen. Het gaat u goed”, zei ze. Na deze woorden te hebben uitgesproken draaide ze zich om en liep weg.
“Hoe komen we hier uit?”, vroeg ik.
“Op het landgingsvlak moet je springen, dan pakken de takken je, daarna brengen die je naar het bos”, zei Chiara.
Ik stond op en liep richting het landingsvlak. Luniron kwam snel naast mij lopen.
“Weet je zeker dat die Barica te vertrouwen is?”, vroeg hij.
“Nee’, zei ik. “Maar hij is sterk en kent z’n broer. Ga jij eerst?”

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 08-11-05 14:42

Citaat:
Luniron knikte, hij liep het landingsvlak op en begin te springen. Na een paar sprongen pakte de takken hem en zette hem op de grond ver boven mij. Ik liep ook het vlak op, sprong ook en na een paar sprongen werd ook ik opgetild en een paar tellen later zat ik naast Luniron in het bos. Onze wapens lagen om ons heen verspreid. Snel stond ik op en pakte mijn stad. Sonata kwam uit het gat in de grond.

Nadat iedereen weer in het bos was en zijn spullen had gepakt, liepen we aan.
“Zou die Krijger nog in het bos zijn?”, vroeg Barica.
“Ik denk het niet”, zei Parudo. “Hij was al uren in het bos voor jullie bij ons waren”.
“Hé? Waar zijn de paarden eigelijk?’, vroeg ik./
“Die lopen ergens rond. Ik heb er een paar meer laten komen. Al zeker vijf”, zei hij terwijl hij mij en Barica aankeek. “We splitsen ons op bij de rand van het bos”.
We liepen verder terwijl niemand sprak.

Bij de rand van het bos aangekomen liepen Barica en ik richting de abdij. De andere richting stadshuis. We liepen om de abdij heen.
“Barica”, zei ik zacht. Hij keek om. “We moeten weer onzichtbaar zijn en heel stil. Bij het stadsplein staat een rood met groen geverfd huis. Daar gaan we in”.
Hij knikte terwijl hij leek op te lossen. We waren weer onzichtbaar. Ik liep achter de huizen, naast de abdij, langs. Vlakbij moest ergens een steegje zijn waardoor ik bij het plein uit zou komen. Ja daar was het steegje. Ik liep erin. Aan het einde zag ik al een deel van het plein. Er waren veel mensen en heel veel herrie. Vrouwen die huilden, mannen die schreeuwde en kinderen die gilden. Ik rende erheen. Daar stond Norvale, in een kooi. Om hem heen stonden bewakers, en bij elke straat stonden mensen van de Krijger. Ik liep naar het rood groen geverfde huis, vlak voor ik de deur opende keek ik naar Norvale. Hij keek strak mijn kant op, het leek wel of hij mij zag. Een klein lachje verscheen er op zijn gezicht. Hij knipoogde. Ik ging het huis binnen en liep de trap op.

Achter mij ging de deur open er kwam niemand. Zacht ging de deur dicht.
“Barica”, zei ik zacht.
“Ja”, klonk het.
Ik liet ons weer verschijnen. We liepen naar boven en gingen en kamer in die uitkeek op het plein.
“Het is allemaal mijn schuld”, zei ik. “Door mij is Norvale nu gevangen. Ik had niks met de huizen moeten doen. En zeker niet hier moeten blijven”.
“Nee joh, zonder jou leefde de mensen hier in nog meer ellende”, zei hij.
Ik keek nog op het plein. Een enorme man liep naar Norvale, het was de Krijger.
“Waar zijn je vrienden!”, riep hij. Ik kon het helemaal in het huis horen.
Ik zag Norvale iets zeggen maar kon hem niet horen.
“Ik wil hem hier horen”, zei ik.
“Dus jij zegt dat je hier alleen bent?!”, riep de Krijger. “En waarom heb ik dan anders gehoord?!”
“Omdat ze jou willen pesten?”, zei Norvale.
Ik hoorde Norvale alsof hij in de kamer was. Ik kreeg een lach op mijn gezicht.
“Geen steek verandert. Nog steeds zo arrogant als altijd”, zei ik.
De Krijger leek te ontploffen.
“Jij brutale hond!”, riep hij. “Malgo! Kom hier!”
Zijn beest kwam het podium opgelopen. Hij ging naast de Krijger zitten.
“Dit is Malgo, die zal jou het liegen wel eens afleren”, zei de Krijger.
“Och, zit ik nu in therapie? Leuk, voor niks. Zonde van het geld om mij in therapie te zetten. Is dat ding wel gediplomeerd therapeut?”, zei norvale. “Vast niet, anders zou hij wel begrijpen dat het toch niet werkt. Ik zeg de waarheid hoe kan hij mij dan het liegen afleren? Knap beest heb je dan. Maar die heb je niet, want dan ding is wel lelijk!”.
De Krijger zag eruit alsof hij Norvale ter plekke ging wurgen.
“Malgo, pak hem”, zei hij.
Terwijl Malgo sprong werd er een pijn afgevuurd. Deze raakte het beest in zijn nek. Hij viel om en spartelde wat. Toen verliet de beweging voor altijd zijn lichaam.

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 08-11-05 18:50

Citaat:
De Krijger keek naar zijn trouwe beest en begon te trillen. Hij sprong naar Norvale die rustig bleef staan, veilig in zijn kooi. Parudo sprong het podium op en zette een roestig zwaard in de Krijgers voet. Hij zat nu vast aan het podium, net buiten het bereik van Norvale. Luniron vloog over het plein met Chiara vasthoudend. Hij liet haar los boven het podium. De bewakers rende door de mensen menigte, die rond het podium stond, heen. Maar die lieten zich niet wegdrukken. Langzaam kwam ze bij het podium aan waar Chiara bezig was met Norvale’s kooi open te maken en waar Parudo aan het vechten was om Chiara haar werk te kunnen laten doen. De krijger was druk bezig om zijn voet los te krijgen. Een stel bewakers sprongen het podium op, het werden er veel te veel voor Parudo. Waar waren Sonata en Ano? En waarom vocht Luniron niet mee?
Opeens verdwenen er twee bewakers van het podium in het niets. Even later verschenen Sonata en Ano op de plek van de bewakers. Ze begonnen Parudo te helpen om Chiara rustig haar werk te kunnen laten doen. De ene na de andere bewaker sneuvelde, ze waren echt goed. En ze hadden nog niet eens getraind. Chiara had de kooi van Norvale open. Hij sprong eruit en kreeg een wapen toegegooid van Parudo. Chiara trok ook twee wapens en draaide in het rond. Ze leek wel een levensgevaarlijke tol.
“Nu”, riep Parudo.
Iedereen sprong van het podium en verdween in de mensen massa.
“Verdwijn”, zei ik.
De hemel werd ineens gitzwart en donker grijze wolken kwamen in een snelle vaart richting Palonze. De bewoners van Palonze keken angstig naar de lucht. Toen brak er paniek uit. De mensen renden zo snel mogelijk hun huizen in. Ik hoorde der deuren van het huis waar wij in zaten openen en dichtvallen.
“Snel naar de schuilkelder”, hoorde ik een man zeggen.
Ik liet mij en Barica weer verdwijnen, maar we gingen niet weg. Op het plein sloeg een bliksem in, er verscheen iemand.
“Dat is Vliper”, zei Barica zacht.
Daar stond Vliper dus. Dit was eigelijk het goede moment om aan te vallen, hij was helemaal alleen. Waar waren de andere nou. Het begon te stort regenen. Al snel vormde er plassen op het plein. De plassen begonnen te borrelen en er verschenen monsters uit van Vliper’s leger. Nadat het plein zich had gevuld met een flink leger stopte de regen en werden de plassen weer rustig.
“Moeten we het raam niet dicht doen?”, zei Barica zacht.
“Nee”, zei i.
Ik ging een beetje uit het raam hangen om een beter overzicht te krijgen van het leger.
“Psst”, hoorde ik. “Zijn jullie hier?”.
“Chiara?”, zei ik.
“Ja, Luniron brengt ons één voor één hier binnen”, zei ze.
Ik zwaaide wat met mijn armen tot ik iets voelde.
“Oké, kom maar naar binnen”, zei ik.
Ik hoorde Chiara’s schoenen op het hout.
“Ik breng de rest”, hoorde ik Luniron zeggen.

Toen iedereen binnen was, was er een klein gevecht van wie er mocht kijken. Vliper had tot nu to alleen maar rond gekeken.
“Grun?”, zei Parudo. “Maak je bij hem beent als hij er naar vraagt. Ga op het dak staan en als hij iets vraagt van wie heeft dit gedaan zeg dan ik en verschijn”.
Ik keek verbaast, maar niemand zag dat. Ik liep de kamer uit en klom naar de zolder. Daar was aan der achterkant een raam, ik opende het en klom zodoende op het dak. Toen ik weer op het plein kon kijken zag ik Vliper met de Krijger praten.
“Ik wil jullie horen”, zei ik zacht.
“Wat is er nou precies gebeurd?”, hoorde ik Vliper zeggen.
“We hadden iemand gevangen genomen en toen stuurde ik Malgo erop af. Die is neergeschoten en toen werd ik aan het podium vastgenageld, heer”, zei de Krijger.
“Door wie?”, zei Vliper met een heel nep aardig toontje.
“Ik weet het niet, heer. Ze hebben de bewakers gedood en de gevangene bevrijd. Het spijt mij, heer”.
“Met hoeveel waren ze?”
“Ik heb er vijf geteld, heer”.
“Jij hebt je laten verslaan door vijf amateurs. Idioot!”, schreeuwde Vliper.
“Het spijt mij, heer. Ik kan er niks aan doen”.
“Jij stuk onbenul”.
Vliper richtte zijn hand op de Krijger.
“Nee, heer”, prevelde die.
Vliper vuurde een spreuk af en de Krijger stortte in. Hij gilde het uit tot hij de dode malgo in zijn armen nam en stierf.
“Wie is er verantwoordelijk voor dit gebeuren!”, schreeuwde Vliper. “Nou?1”
De burgemeester kwam aangelopen.
“Een heks, heer”, zei deze.
“Wie?!”, schreeuwde Vliper.
“Ik!”, schreeuwde ik.
“Laat je zien”, zei Vliper.
“Hier”, zei ik.
Vliper keek mijn richting op. Ik verscheen.
“Jij? Wie ben jij?”.
Ik verdween en verscheen op het huis dat hij de rug toe keerde.
“Jou nachtmerrie”, zei ik.
Hij draaide zich om en zag mij op het dak zitten. Ik staarde rustig geïnteresseerd naar mijn nagels.
“Hoe durf je”, schreeuwde Vliper.
Ik verdween weer en verscheen geluidloos een paar centimeter achter hem.
“Gewoon, een kwestie van doen”, zei ik.
Hij draaide zich weer om. Een paar seconde bleven we elkaar in de ogen staren. Toen verdween ik weer. Op het rood groen geverfde huis verscheen ik.
“We zullen elkaar weer zien, Vliper. En dat, wordt jou ondergang!”
“Ik heet Barica!”, zei hij.
“Weet je het zeker”, zei ik terwijl ik langzaam verdween.
Onzichtbaar liep ik terug naar de anderen.

solarpleure

Berichten: 2809
Geregistreerd: 04-04-05
Woonplaats: Oss

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter : 10-11-05 16:03

Citaat:
“Mooi gedaan”, zei Parudo toen ik de kamer inliep. Ik keek naar buiten. Vliper keek de hele tijd verbaast en onrustig om zich heen. Toen begon het weer te regenen. De plassen werden groter en begonnen weer te borrelen. Zijn leger verdween er weer ik. Ook de Krijger verdween alleen Malgo bleef liggen. Vliper bukte zich over Malgo, al snel stond hij weer rechtop. Om Malgo kwam een witte rook dat sneller en sneller ronddraaide. Toen hield het draaien op en was Malgo gehuld in een dikke mist die langzaam verdween. Er kwam een silhouet te voorschijn. De mist verdween helemaal. Malgo stond weer op zijn benen. Er was alleen iets veranderd. Malgo was een zombie. Ook hij en Vliper verdwenen toen, en die regen hielt op.
We bleven nog even zitten. Omzeker te weten dat er niemand meer was. Langzaam liepen er weer mensen op het plein, en het duurde niet lang voor de dagelijkse sleur weer verder ging. Wij verlieten het huis en liepen naar het bos.

Bij het bos aangekomen liet ik ons weer verschijnen en floot Parudo op zijn vingers en de paarden kwamen gelijk te voorschijn.
“De tuigen liggen onder de bomen”, zei Parudo.
Chiara liet de bomen kantelen. Er kwam een lawaai, en de tuigen kwamen te voorschijn. Iedereen pakte er één, Norvale, Barica en Chiara hadden er geen. Ik toverde weer een tuig. We zadelde de paarden op.
“We rijden om Palonze heen en dan naar Viggolos”, zei Parudo.
We stapte op en reden weg. Ik ging naast Parudo rijden.
“Hoe kwam het dat die Krijger niet los kwam?”, vroeg ik. “Het was een recht mes”.
“Als dat mes door hout kwam zatte de punten zich uit. Dus zat hij als het waren vastgenageld”, zei hij. “Maar even over Barica, hoe kom je daaraan?”
“Ja, ik ging dus naar de kelder van de abdij, maar toen kwam die Krijger. En er was een luik in de kelder, daar sprong ik toen in. En daar was een gang die mij naar hem leidde. Toen heb ik hem eruit gehaald en ben naar jullie toe gegaan. En jullie met Chiara?”, zei ik.
“Ja, dat was ook toeval. Wij werden gered door en nimf en toen werden we ondervraagt en dat soort dingen. En Chaira wilde ons helpen”, zei hij.
“Waarom moest ik mij nou eigelijk aan Vliper laten zien?”, vroeg ik.
“Aangezien hij denkt dat hij alles kan doen en laten wat hij wil wou ik hem angst inbrengen. En dat s volgens mij goed gelukt. Leuke improvisatie trouwens”.
“Dankje”.

We waren Palonze al weer voorbij en kwamen in een dichtgegroeid bos terecht. Er kwam een vogel aangevlogen. Een kraai. Hij lande op mijn schouder.
“Bericht, bericht”, kraste hij.
“Vertel”.
“Barica woedend op baas. Veel bomen dood, dood!”, zei de kraai.
“Vertel hem dat Barica Vliper heet. Wij hebben ze beide ontmoet. Wij reizen nu naar Viggolos en daarna gaan we verder, waarheen is nog niet bekend”, zei ik.
De vogel vloog weg.
“Waar gaan we eigelijk heen?”, vroeg Chiara.
Luniron schoot uit zijn slof.
“Jij maakt je druk over waar we heen gaan terwijl er onschuldige bomen zijn vermoord!”, schreeuwde hij.
“Bomen?”, zei ze. “Waarom bomen, die doen toch niks? En het is nou eenmaal gebeurd. Je doet er toch niks meer tegen”.
“Ze heeft gelijk”, zei Parudo. “Geen van ons kan er nog iets tegen doen”.
Luniron hield zijn mond en bleef voor zich uit staren.
“Maar waar gaan we heen, na Viggolos?”, vroeg Chiara weer.
“Langs Lionazar”, zei Parudo.
“Een spookstad?”, zei Chiara.
“Ja daar”.
We hielden stil. Parudo leek het zat te zijn en spoorde zijn paard weer aan voor galop. Wij achter hem aan.

Na een paar uur te hebben gereden kreeg ik het besef dat ik honger had. Ik had al een tijd niks meer gegeten. Het was pikkedonker dus we reden weer in stap. Ik probeerde iets te zien maar het lukte niet. Ik hoopte maar dat Parudo iets zag want die reed ik achterna. Mijn maag hielt niet op met knorren. Ik werd er misselijk van.
“Parudo, kunnen we stoppen? Ik heb honger”, zei ik.
“Nee”, klonk het streng. Wat kon hij bot doen.
“Parudo doe even normaal. We hebben allemaal nog niks gegeten vandaag. Dat jij geen honger voelt”, zei Luniron.
“Ons eten is weg”, zei Parudo.
“Wat!”, schreeuwde Luniron. “Hoezo?”
“Ik heb alles aan de inwoners van Palonze gegeven”.
“Waarom? Die hadden genoeg!”, zei Luniron.
“Nee dat hadden ze niet. Toen ik boos was ben ik de huizen afgegaan. Overal lag een klein brood in dekast en waren de kinderen uitgehongerd. Niet in het stuk waar wij zaten, maar in de buurt van de tovenaars zoon. Ik dacht dat Grundura wel iets nieuws kon toveren”.
“Wat ben jij voor een rare? Natuurlijk kan dat niet, toch Grun?”, zei Luniron.
Ik schudde mijn hoofd maar dat zagen ze toch niet.
“Hier dat bedoel ik”, zei hij
Het dagboek in mijn zadeltas begon te trillen. Mijn paard begon er met zijn hoofd naar te happen. Ik haalde het eruit. Het opende zich op de laatste pagina. Deze gaf licht, er verschenen weer letters. Eten toveren kan helaas niet, maar je kanhet wel makenvan alles wat om je heen is verscheen er. De bomen die om je heen staan zijn allerlei soorten fruitbomen. Appels, peren, noten en nog veel meer. Zelfs Bananen. En voor jullie doorrijden. Jullie zijn Viggolos al voorbij. De woorden verdwenen weer.
“Parudo”, zei ik. “Weet je wel waar Viggolos is?”
“Ja het moet hier ergens zijn, het lijkt nu verder dan de laatste keer”.
“We zijn er al voorbij. Dat zei het dagboek”.
“Hoe kan dat? Het was groot en leek op Palonze”.
Parudo draaide zijn paard. Hij riep: “Hé, is hier iemand?”.
Niemand riep iets terug. Hij reed verder lans ons. Wij draaide ook om en gingen hem achterna. Het begon weer te schemeren, hier was het lang niet zo lang donker als in Vacaria.
“Hallo!”, riep hij weer.
“Volgens mij is hier niemand meer”, zei Ano.
Op dat moement werd er uit een hoge boom een pijl geschoten, deze raakte Parudo in zijn borst.

Ayasha
Blogger

Berichten: 60169
Geregistreerd: 24-02-04

Re:

Link naar dit bericht Geplaatst: 10-11-05 18:58

mooie stukken!