Citaat:
13. Niks
“Ze hebben Jennifer nog steeds niet gevonden lieverd”. Ik slaakte een zucht, ik had eigenlijk gedacht dat ze zou gaan vertellen dat ze Jennifer’s lijk hadden gevonden. Ik werd opeens weer erg moe, maar ik vocht er tegen. “Mam”? wanneer kan ik met de politie praten”? Ze keek me meelevend aan, “ik denk dat het beter is dat je even ophoud met zorgen maken. Je moet eerst weer beter worden, en stress is echt niet goed voor je nu. de politie knapt het nu op. Echt waar ze vinden Jennifer! Het wordt tijd dat je ophoudt met de held spelen in dit verhaal. Dit is afgelopen nu, je moet verder gaan met je eigen leven”. De tranen stroomden over haar wangen, ik wou dat ik kon doen wat ze zei. Diep in mijn hart wist ik, dat dit het eind nog niet zou zijn. Dit hoofdstuk in mijn leven was nog niet afgerond. Ik was een beetje boos op mijn moeder, hoe kon ze nou denken dat ik Jennifer’s kon over laten aan de politie. Ik wist meer ervan, ik had de brief. De aandrang om me bed uit de springen en het ziekenhuis uit te rennen werd groter dan ooit. Ik moest me bedwingen om niks stoms te doen. Ik wist dat Jennifer me nodig had, maar Jennifer had er niks aan als ik nu als over kop door de stad ging rennen, hopend haar te vinden. Mijn vader begon te praten, ik probeerde eerst te luisteren naar hem. Maar naar 3 seconde wist ik dat het me niks kon schelen. Het ging geloof ik over de buurvrouw die met de bakker ging trouwen, de buurvrouw kon me niks schelen. Net zo min als de bakker, wat ik wilde weten was hoe ver ze waren met het onderzoek. Of ze Sofie al hadden gevonden. Toen bedacht ik me dat dat vast niet het geval was, anders hadden me ouders het vertelt. Zal ik haar ooit nog levend terug zien, dacht ik verstrooit?