
Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly
Citaat:Voorzichtig probeert Sanne zich om te draaien. ‘Staan!’ wordt er gecomandeert. ‘Wie ben jij?’ vraagt ze voorzichtig. ‘KOP DICHT!’ schreeuwt de onbekende. ‘Jij bent toch Sanne?’ vraagt hij. Voorzichtig knikt ze ja. ‘Mooi’ mompelt de vreemde man. Sanne voelt dat de man iets probeert te pakken. Ze doet haar ogen dicht om haar tranen te verbergen. Als ze haar ogen weer open wil doen, ziet ze niks meer. Ze schrikt maar ze besluit om gewoon stil te blijven staan. Ze krijgt een duw in haar rug en moet doorlopen. Haar handen zijn inmiddels ook aan elkaar vast gebonden. Tot vier keer toe struikelt ze bijna omdat ze niks ziet. ‘Doorlopen trut!’ dreigt de vreemde man. Sanne ruikt de vieze lucht van bier. Terwijl ze door lopen vraagt Sanne zich af wie die man nou kan zijn. ‘Een hulpje van David’ mompelt ze zo zachtjes dat de vreemde man het niet kan horen. Na een kwartier lopen word Sanne op een stoel neer gezet. Haar blinddoek wordt afgedaan. De ogen van Sanne moeten eerst aan het licht wennen. Voor haar staat niemand. Maar ze voelt dat er wel iemand achter haar staat. Omdraaien lukt niet, want haar armen zitten aan de stoel vast. ‘Zo, Sanne!’ hoort ze de persoon achter haar zeggen. ‘Ik heb gehoord dat je David aan hebt gegeven?’ zegt de man achter haar. Sanne zwijgt. ‘ANTWOORD!’ buldert de man door de lege ruimte. Sanne probeert de stem te herkennen maar ze weet het niet. ‘Ja, dat heb ik gedaan!’ antwoord ze dapper. ‘Aha, en waarvan heb je hem beschuldigd?’ vraagt de man. Sanne noemt alles op. Bij alles wat Sanne zegt, praat de man er door heen, ‘Fout’. Sanne snapt er niks meer van maar ze besluit haar mond maar te houden. ‘Wie ben jij?’ vraagt ze voorzichtig. ‘Hahaha’ lacht de man hardop. ‘Heb je het nou nog niet door?’ Sanne denkt diep na. De stem lijkt een beetje op die van Daan. ‘Daan’ mompelt ze voorzichtig. Achter zich hoort ze de man weglopen. Ze zucht diep en sluit haar ogen.
Hoofdstuk 11:
’Herman!!’ roept Sanne’s moeder naar boven toe. Haar man komt naar beneden gelopen. ‘Wat is er?’ vraagt hij bezorgt als hij het gezicht van zijn vrouw ziet. ‘Dancer.. Hij.. hij is alleen thuis gekomen! Sanne…’ verder komt zijn vrouw niet. De tranen stromen over haar gezicht.
Sanne’s vader belt naar Mona toe om te vragen of ze daar zit. Mona neemt de telefoon op en vertelt dat ze daar niet is. Ze biedt aan om, samen met haar vader, te helpen zoeken. Ondertussen belt Sanne d’r moeder Thijs op. Maar daar is Sanne ook niet. Na nog geen kwartier lopen ze in het park te schreeuwen. Ondertussen probeert Mona Sanne te bereiken op haar mobieltje. ‘Stil eens’ zegt Mona. Wat verder het park in horen ze het deuntje van Sanne d’r mobieltje. Als ze bij het mobieltje zijn aangekomen zien ze Sanne nergens. Alleen licht er een envelop onder het mobieltje. Sanne d’r vader maakt de envelop open.
Zachtjes leest hij;
Zo, dus jullie hebben het mobieltje gevonden! Goed hoor. Jammer dat Sanne er niet meer is! Niet op deze plek iniedergeval. Ik wil 2 miljoen euro zien, voor volgende week donderdag. Zie ik die niet, ben je je dochter voorgoed kwijt! Ook wil ik Mona zien! Ik laat nog wat van me horen. Op welke manier, kom je vanzelf wel achter!
Voorzichtig opent Sanne haar ogen weer. Naast haar staat een glas water en een boterham. Gulzig drinkt ze het water op. Nog voordat ze aan haar boterham kan beginnen voelt ze zich duizelig en slap worden.
Binnen een paar minuten wordt alles zwart voor haar ogen en valt ze met stoel en al om.
Als ze weer bijkomt merkt ze dat ze ergens in een kleine kamer is neergezet. Het ruikt er muf. Door een klein raampje kan ze naar buiten kijken. Ze ziet niks anders dan een donkere vlek.
Ze zucht diep en gaat op het bed zitten. Als ze bijna in slaap valt, hoort ze de deur open en dicht gaan. Pas als de persoon bij het raam gaat staan ziet ze dat het de man van daarnet is. ‘Lig je lekker, schoonheid?’ Sanne zegt niks en doet net alsof ze slaapt. ‘Ik weet dat je niet slaapt Sanne.’ Zegt de man. Voorzichtig gaat Sanne overeind zitten. ‘Wie ben je nou?’ vraagt ze. ‘Dat heb je al geraden.’ Atnwoord de man. ‘Daan?’ vraagt ze verbaast. ‘Ja! Dat ben ik!’ De man steekt het kaarsje, wat naast het bed staat, aan. Nu ziet Sanne het gezicht goed. ‘Daan’ mompelt ze weer. Op Daan’s gezicht verschijnt een brede glimlach. ‘Ja Sanne! Ik ben het. David is het nooit geweest! Ik ben het geweest van de mailtjes. Ik heb Mona neer gestoken. Ik heb haar moeder vermoord! Ik was het!’
verteld Daan luid lachend. ‘Maar… maar’ stottert Sanne. ‘Waarom?’ vraagt ze verbaast. ‘Ik wouw je altijd al voor mezelf hebben! Mona liep daarbij in de weg! David ook! En dat vriendje van je al helemaal!’ buldert Daan. Sanne staat versteld en weet niks om terug te zeggen. ‘Wanneer laat je me vrij?’ vraagt Sanne. ‘Ik heb mijn mannen de opdracht gegeven om je mobieltje ergens neer te leggen en daaronder licht een envelop. Daarin staat dat ik 2 miljoen euro wil hebben voor jou! En Mona erbij. Van Mona wil ik nooit meer last hebben. Maar dan ook nooit meer!’ zegt Daan. Voordat Sanne wat terug kan zeggen is Daan verdwenen.
Hoofdstuk 12:
Sanne zucht diep. Ze zit nu al 3 dagen in hetzelfde kamertje. Ze hoort voetstappen voor de deur en ziet Daan in de deur opening verschijnen.
’Hooi schatje van me!’ roept Daan. ‘Ik ben je schatje niet’ mompelt Sanne. Daan draait zich om maar doet net alsof hij niet heeft verstaan wat Sanne zei. ‘Wanneer mag ik nou weg?’ zeurt Sanne. ‘Dat heb ik je nu al 20 keer vertelt trut! Als je ouders voor 2 miljoen hebben gezorgd!’ schreeuwt Daan. Sanne besluit haar mond te houden en kijkt naar buiten toe. Ze hoort aan de tikjes van Daan’s mobiel dat hij iemand aan het bellen is. ‘Is me 2 miljoen er al?!’ hoort ze Daan praten. Ze kijkt verbaasd opzij. Zou hij naar haar ouders bellen. ‘Nee, ik wil eerst weten of me 2 miljoen er is.’ Praat Daan weer door de telefoon. ‘Mooi zo!’ zegt Daan. Voordat Sanne het door heeft krijgt ze een telefoon tegen haar oor aangeduwd. ‘Hou het kort’ mompelt Daan. ‘Mama? Papa?’ vraagt ze verast. ‘Sanne!’ hoort ze haar moeder door de telefoon schreeuwen. ‘Mama, haal me hier alsjeblieft weg. Ik mis jullie zo verschrikkelijk.’ Snikt Sanne. ‘Wij jou ook lieverd! We halen je zo snel mogelijk weg! Weet je waar je ergens zit?’ zegt haar moeder. ‘Ik weet het niet, ik kan alleen door een raampje naar buit..’ ruw wordt de telefoon uit Sanne haar handen gerukt. Daan gooit de telefoon op de grond. De achterkant vliegt er vanaf. De batterij beland 1 meter naast het toestel. ‘Dat was niet slim Sanne!’ zegt Daan. Hij grijpt Sanne bij haar haren en gooit haar op de grond. ‘Dat was zeker niet slim!’ zegt hij nu iets harder. ‘ZITTEN!’ schreeuwt hij en hij trekt haar aan haar haren omhoog. Sanne voelt een straaltje bloed langs haar wang lopen. Haar hoofd bonst. ‘Daar gaat je mooie gezichtje’ fluisterd Daan. Hij heft zijn hand op en slaat haar midden in haar gezicht. Sanne slaat achterover en valt met een klap op de grond. Alles wordt zwart voor haar ogen.
Als Sanne weer bijkomt licht ze op haar bed en staat er een glas water met een aspirine naast haar bed. Sanne drinkt het niet op. Ze vertrouwt hem niet meer. Gister moest ze wel wat drinken. Dat was gelukkig gewoon water.
Als ze haar ogen dicht wil doen om te slapen wordt de deur open gegooid. Ze wordt ruw vast gegrepen en voelt dat er een soort handboeien om haar polsen word geslagen. De wordt vooruit geduwd. Ze voelt voor het eerst in 4 dagen weer een lekkere koud wind over haar gezicht waaien. Ze ademt diep in en kijkt om zich heen. Het huisje stond op een groot stuk veld. Om haar heen was niks anders te zien dan akkers en weilanden. Ze struikelt over haar eigen voeten en valt op de grond. Ze krijgt een schop na en wordt dan weer omhoog getrokken. Als ze bij een auto aankomen wordt Sanne er ruw ingesmeten en geblinddoekt. Ze voelt dat de auto gaat rijden en weet dat ze nu alleen nog maar kan wachten.
Na ruim een half uur stopt de auto weer. De deur wordt open gemaakt en Sanne wordt eruit getrokken. De blinddoek wordt afgedaan. Sanne herkent waar ze zijn. Het park. Het park waar ze is ontvoerd. Ze kijkt om zich heen. Ze ziet Daan staan en een vriend van hem. Daan steek nerveus een sigaret op.
Na 5 minuten hoort Sanne een auto aan komen. Ze herkent de auto. Het is de auto van haar ouders. Achterin ziet ze Mona zitten. ‘Hier blijven!’ befeelt Daan. Sanne ziet dat haar ouders uitstappen. ‘Waar is het geld?’ vraagt Daan ongeduldig. ‘Achterin’ antwoord Sanne d’r vader. ‘Haal het!’ dreigt Daan. Sanne haar vader versnelt zijn pas en gaat naar de achterbak. Daar haalt hij een grote tas uit. De vakantie tas, denkt Sanne.
’Heb je Mona bij je?’ vraagt Daan redelijk rusitg. De moeder van Sanne knikt. ‘Haal haar!’ beveelt Daan. ‘Maar..’ probeert Sanne d’r moeder. ‘Gaan we zeuren?’ vraagt Daan, trekt zijn pistol uit zijn jaszak en zet het tegen Sanne d’r slaap aan. Er gaat een rilling door Sanne heen.
Sanne d’r moeder haalt Mona uit de auto. ‘Zet de tas en Mona in het midden!’ schreeuwt Daan. Braaf doen Sanne d’r ouders wat hun gezegd wordt. Sanne krijgt een zet richting de vriend van Daan. Hij trapt tegen de benen van Sanne aan zodat ze op haar knieën in de aarde valt.
Sanne voelt de pijn door haar knieën schieten maar blijft sterk. Mona staat in het midden, samen met de grote tas. Hebberig loopt Daan er op af.
Zodra hij bij het midden is grijpt hij Mona en de tas met geld. Hij sleurt Mona mee naar Sanne toe. ‘Bedankt!’ grinnikt hij en is van plan om weg te lopen. Als hij zich omdraait kijkt hij in de ogen van een agent. Zijn vriend licht knokout op de grond en Sanne staat bij een agent. Daan trekt zijn pistool en begint in het wild rond te schieten. Mona laat zich op de grond vallen en de agent die voor hem staat schiet in zijn been. Daan valt op de grond en schreeuwt van de pijn. De agent wil hem net in de boeien slaan als hij zijn college achter zich hoort roepen. ‘Hij heeft haar geraakt!’ De agent en Mona draaien zich razend snel richting de andere agent. In haar armen hangt Sanne. Bij haar borst vloeit een grote rode vlek. Ze ademt niet meer.