Citaat:Om de beelden te verjagen opende ze haar ogen weer en liep terug naar beneden. Besluiteloos bleef ze in de deuropening staan en keek naar de telefoon, die nog steeds op de plaats lag waar ze hem had achtergelaten. Ze liep erop af en tilde hem langzaam op. Even raakt haar knokkels het koele hout van het tafelblad en een rilling ging door haar heen. Met haar duim begon ze op de knopjes te drukken en zo zocht ze de laatst oproepen. Boven aan zag ze het telefoon nummer staan.
Geen geheim nummer. Ik zou hem kunnen bellen. Terug kunnen bellen en hem kunnen zeg.. ja, wat kan ik hem zeggen? Dat hij niet meer moet bellen? Misschien is dat al duidelijk geworden. Maar toch, ik moet iets zeggen. Hij zal me nog eens bellen, misschien neemt mijn moeder dan op. Of mijn vader. Dan hebben we de poppen aan het dansen. Ik moet hem zeggen dat hij niet meer kan bellen. Of misschien mijn mobiele nummer geven. Wil ik dat wel? Zucht, daar ga ik weer. Terugkrabbelen. Ik moet sterk zijn. Weet je nog Elise? Sterk zijn. Ik bel hem nu. Ik zeg hem dat hij niet meer kan bellen naar dit nummer.
Heel kort stukje.
Ik moet namelijk even goed denken wat ik hierna wil hebben etc.
Anders gaat het verhaal mis.