Citaat:Klaarwakker bleef ze in haar bed liggen en dacht na over haar droom. Na een uur sliep ze weer in en bleef de rest van de nacht rustig.
Ook deze ochtend brak er een nieuwe dag aan. De tijd was niet stil blijven staan en de zon was weer bezig de duisternis te verdringen. Langzaam kwam zij boven de horizon uit en gleed naar boven, naar haar plekje aan de horizon. Elise was opgestaan en bleef een tijdje staan kijken naar deze ronde vuurbal die achter de bomen zichtbaar werd. Ze zag er slecht uit. Onder haar ogen waren nog steeds donkere wallen zichtbaar en haar mondhoeken hingen slap naar beneden. Haar haar viel als een gordijn voor haar ogen langs. Ze was diep in gedachten verzonken en merkte haar moeder dan ook niet op, die haar kamer binnen was gekomen en achter haar ging staan.
‘Elise?’ Haar moeder stem was zacht, maar Elise schrok er toch van. Met een ruk draaide ze zich om en bewoog haar hoofd iets naar voren, als een soort half afgemaakt knikje.
De ogen van haar moeder stonden radeloos en ze hakelde wat, op zoek naar de goede woorden. Elise zette een pasje terug en verplaatste haar gewicht tegen de koele vensterbank. ‘Is er iets?’ Ze probeerde nuchter te klinken, maar haar ogen verraaden hoe ze zich echt voelde. Angstig, verlegen, bang. Haar moeders handen frunnikte nerveus aan de knoopjes van haar ochtendhemd. ‘Het is.. Sanne. Wilma belde net op. Ze hebben haar vanochtend gevonden, compleet van de wereld. Ze dwaalde rond over straat, duidelijk onder invloed van verboden middelen.’ Elise haar ogen verwijdden zich en ze staarde haar moeder aan of ze gek was geworden. ‘Maar.. je maakt een grapje hè?’ Elise glimlachte en schudde haar hoofd. ‘Het zal wel één april zijn. Ik trap er niet in.’ Opnieuw die nuchtere houding, maar haar ogen waren weer degene die niet meewerkten.
Ik zat er net weer in, maar toen moest ik eten.
