Citaat:Ik denk dat ik ontplof maar houd me rustig. ‘Fijn’ zeg ik. ‘Vind je het leuk?’ Vraagt mijn moeder verbaasd. ‘Nee, maar ik ga niet mee’ antwoord ik. ‘Sascha, je moet mee. Ik snap ook wel dat dit een grote stap voor je is, maar het word vast leuk.’ Zegt mijn moeder. Leuk?! ‘Jij snapt het blijkbaar niet goed genoeg anders had je me hier gelaten of helemaal geen huis daar gekocht!’ Roep ik boos en loop weg. ‘Sascha wacht!’ roept mijn moeder nog maar kwaad loop ik verder. Hoe kan ze dit nou doen? Mijn vader deed er ook aan mee. Het is eigenlijk zijn schuld! Nou ze moeten niet denken dat ik naar zo’n stom land als Australië ga.
Een halfuurtje later wordt er op de deur geklopt. Zonder op mijn antwoord te wachten komt mijn vader binnen lopen. ‘Ga weg!’ Roep ik en verstop me onder mijn dekens. Me vader loopt naar mijn bed en gaat op de rand zitten. ‘Versta je nu al geen Nederlands meer? Go away!’ Roep ik kwaad. ‘Sascha…ik weet dat je boos bent maar het wordt vast leuk…Kim heeft nu toch ook veel nieuwe vrienden?’ probeert mijn vader. ‘Zei verhuisde naar de andere kant van het land niet van de wereld!’ Zeg ik boos. ‘Wat wil je dan hebben zodat je meegaat? Een paard misschien?’ Probeert mijn vader. ‘Nee! Ik hoef helemaal niks ik ga toch niet mee’ Roep ik en loop snel lang mijn vader en ren naar buiten. Eenmaal buiten ga ik achter de bosjes naast de vijver zitten, dit was vroeger de geheime hut van Kim en ik. Hij is goed verscholen en zelfs Mitchel heeft hem nog nooit gevonden. Ik zucht diep en kijk rond in de hut. Er hangen nog wat plaatjes van mensen en er liggen nog wat oude snoep papiertjes. Ik kan het gewoon niet geloven dat ze echt naar dat stomme Australië willen verhuizen. Er rolt een traan over mijn wangen als ik denk aan alles wat ik moet achterlaten.
De volgende ochtend besluit ik Kim er maar over te bellen. Meteen als ik wakker wordt loop ik naar beneden om de telefoon te halen en loop dan weer snel naar mijn kamer. Vlug tik ik Kim haar 06-nummer in en wacht tot ze opneemt. ‘Sascha? Weet je wel hoe vroeg het is?’ Vraagt Kim slaperig. ‘Ja, half 10’ antwoord ik. Ik hoor een diepe zucht aan de andere kant van de lijn. ‘Waarom bel je?’ Vraagt Kim die nog steeds erg slaperig klinkt. ‘Ik ga verhuizen’ zeg ik. ‘Naar Perth?!’ Vraagt Kim plotseling veel wakkerder dan net. Ik knik maar bedenk me dan dat zij dat natuurlijk niet ziet. ‘Ja’ fluister ik. ‘Sas…wat erg voor je’ zegt Kim geschrokken,’waneer ga je?’ Ja, dat weet ik eigenlijk niet eens. Er komt weer een klein beetje hoop. Misschien pas over een paar jaar zodat ik oud genoeg ben om hier op mij zelf te wonen. ‘Kim je bent een schat!’ Roep ik door de telefoon. ‘Hoezo?’ Vraagt Kim verbaasd. ‘Misschien duurt het nog wel heel lang tot we gaan en kan ik hier gewoon mijn school af maken en zo’ antwoord ik. ‘Houd je me op de hoogte?’ Vraagt Kim. ‘Ja’ antwoord ik en verbreek de verbinding. Snel trek ik mijn gewone kleren aan en vrolijk loop ik naar beneden om te ontbijten. Mitchel, pap en mam zitten al aan de ontbijttafel. Vrolijk ga ik naast Mitchel zitten en kijk mijn ouders aan. ‘Pap…mam… waneer gaan we eigenlijk naar Australië?’ Vraag ik. Naast mij verslikt mijn broertje zich in zijn broodje. ‘Gaan we naar Australië op vakantie?’ Vraagt hij nog hoestend van zijn verslikking. ‘Nee’ antwoord mijn moeder ‘we gaan er wonen:’ Verbaasd kijkt mijn broertje ons omstebeurt aan. ‘Dat kan niet!’ Roept hij. ‘Waarom niet?’ Vraagt mijn vader. ‘Ik heb morgen een voetbalwedstrijd.’ Zegt mijn broertje. ‘O, daar kan je nog wel aan meedoen we gaan pas over een week.’ Zegt mijn moeder met een glimlach op haar gezicht. Nu ben ik degene die me en me broodje verslikt. ‘EEN WEEK?’ Gil ik. Dit is toch te belachelijk voor woorden? Eerst wordt het naar Australië verhuis plan voor mij geheim gehouden, en dan word er hier doodleuk verteld dat we al over een week gaan. Met een ruk sta ik op en mij stoel valt op de grond. ‘JULLIE DENKEN ALLEEN MAAR AAN JULLIE ZELF!’ Schreeuw ik en boos ren ik naar boven. Ik kook gewoon van woede, om te kalmeren gooi ik een plens koud water in mijn gezicht en probeer rustig te ademen. Na een kwartiertje ben ik weer wat rustiger en bel Kim. ‘EN? Hoelang blijven jullie nog?’ Vraagt ze. ‘Een week’ antwoord ik somber. ‘WAAT…’ het wordt even stil aan de andere kant van de lijn. Kim begint allemaal dingen te roepen van: Dat kan echt niet hoor en weet ik veel wat het gaat me allemaal voorbij. Nu pas dringt het echt tot mij door. Over 1 week zit ik in een ander land aan de andere kant van de wereld. ‘Ben je er nog?’ Hoor ik Kim aan de andere kant van de lijn vragen. ‘Nu nog wel, over een week niet meer’ antwoord ik somber.
De week die daarna volgt vliegt veel te snel om. De dag van ons vertrek is aangebroken. De hele week kwam Laura elke dag langs om te helpen al mijn spullen in te pakken. Vaak zaten we ook gewoon huilend op mijn kamer.
Ik veeg de tranen van mijn behuilde wangen. Met tranen in hun ogen kijken Laura en Kim mij aan. Al mijn koffers met al mijn spullen die ik heb staan naast me. ‘Alsjeblieft’ zegt Sara en drukt een tasje in mijn hand. ‘Van ons’ snikt Laura, ‘je mag hem pas open maken als je in Australië bent’ Zegt Kim. De tranen beginnen weer over mijn wangen te rollen en ik omhels mijn vriendinnen. Huilend staan we daar met zijn drieën. ‘Sascha, we moeten gaan’ zegt mijn moeder die haar hand op mijn schouder legt. Ik knik en pak mijn koffers op. Ik zucht diep en zwaai naar mijn vriendinnen. Samen met mijn vader, moeder en broertje loop ik steeds verder van ze vandaan om alleen nog maar verder te gaan.
Ik beef. Het is koud in het vliegtuig. Ik trek de blauwe KLM dekens nog wat verder over mij heen en luister naar de muziek die uit mijn koptelefoon komt. Ik houd niet van vliegen. Nooit van gehouden ook. Niet dat ik vaak in een vliegtuig zit, ik heb er maar 4 keer in gezeten of zo. Het is gewoon het idee dat je meerdere kilometers in de lucht zit in een loeizwaar blikken ding. Niet aan denken, zeg ik tegen mezelf en rommel wat in mijn tas om te kijken of er nog wat in zit om de tijd te doden. Niets, ik heb van alles ingepakt waarvan ik dacht dat het handig was, meer dan de helft is onzin. Oké, gezichtscrème is handig maar als je je verveeld kun je jezelf daar toch moeilijk een uur mee bezig houden? Niet dus…
‘Vliegtuigeten’ zucht ik terwijl ik naar het dienblad kijk wat ik net voorgeschoteld krijg. Ik weet het, ik moet blij wezen dat ik eten krijg mensen in derde wereld landen zouden een moord voor dit doen. Nou bespaar de mensen maar die ze ervoor wouden vermoorde ze mogen het zo ook wel hebben. Het is ten eerste veel te veel, en dan ook nog eens niet te eten. Ik bedoel ik was heus wel blij geweest met een broodje kaas of zo. Maar nee, het geluk om vandaag een broodje kaas te mogen eten heb ik niet. Jambroodjes, yoghurt en fruit. Ik weet niet hoor maar dat is geen lunch. Meer een gerecht van iemand die niet kon kiezen tussen zoet zuur of gezond. Ik werk het fruit dat waarschijnlijk al 3 weken in een blik zat naar binnen. Ik ben niet verwend hoor, maar is fruit van minder oud dan een week nou echt zoveel gevraagd? De yoghurt en de broodjes laat ik staan en wacht tot de stewardessen het weer op komen halen. Door dat dienblad wordt mijn beenruimte nog beperkter dan hij al was.
Na een lange reis wat bijna een nacht en een dag, een dag en nacht van taxi’s, bussen, stressen, huilen, zelfmedelij, koffers sjouwen en haasten word ik hevig wakker geschud door Mitchel. ‘SASCHA!’ roept hij in mijn oor. Ik schrik wakker. ‘Mitchel, doe eens normaal ik lag te slapen’ sis ik kwaad. ‘Maar ik moest je wakker maken van mama, we zijn bijna in kangoeroe land’ zegt hij opgewonden. ‘Kangoeroe land? Hoezo, noem je Australië kangoeroe land?’ vraag ik. ‘Er leven kangoeroes’ Antwoord mijn broertje trots alsof hij net een wereld ontdekking gedaan heeft. ‘Ja dúh, dat weet mijn neus ook wel’ zeg ik. ‘Je neus kan niet denken’ antwoord mijn broertje. O, soms kan ik zo gek van hem worden. ‘Mijn neus wel’ antwoord ik en kijk uit het vliegtuigraampje. Heel ver onder ons zie ik al land liggen dat langzaam dichterbij komt. Het valt nog mee, ik had verwacht dat we de struisvogels en kangoeroes moesten ontwijken terwijl we in het rode zand ergens in de middle of nowhere moesten landen.
Een paar minuten later raken de wielen de Australische grond aan. Landen… een van de ergste dingen van vliegen. Oké niet het ergste. Dat was het eten, de beenruimte of beter gezegd het tekort daar aan en de hoogte al. Dus na het eten, het tekort aan beenruimte en hoogte vind ik landen het ergste van vliegen. Ik heb het gevoel alsof mijn oren elk moment uit elkaar kunnen ploffen en een juichend broertje naast me maakt dat gevoel alleen maar erger. De achterste wielen raken nu ook de grond en snel rijden we over de lange landingsbaan. Ik zucht diep, ik ben in Australië. Of hoe mijn broertje het zal zeggen; Kangoeroe land.
mag ik verder?


!! ben benieuwd hoe het verder gaat !
dankje

dankje gangster