Citaat:
Ooit naar de Apenheul geweest? Zo ja, dan weet je waar ik het over heb. Zo nee, heb ik één goede tip ; ga er nooit(!!) heen. Het is werkelijk waar levensgevaarlijk daar. Wij moesten dus met school op schoolreis. Joepie. Uhum. Niet dus. Ik ben zo bus-ziek als de pest en moet dus bij elke hobbel mijn kots weer inslikken als ik het niet uit wil spugen. Twéé paasei uren hebben we in die rotbus gezeten, dat kwam omdat er file was. File. Wat is dat nou weer voor dom gedoe. Als iedereen gewoon hard doorrijd, kan er toch geen file ontstaan door drukte? Want bij zo’n ding waar je van de snelweg af kan, kan je er af, en daar word het dus niet drukker van. En bij zo’n ding waar je er op kan, moet je gewoon met 120 kilometer per uur aan komen scheuren, en je er dan asociaal tussenproppen. Dan heeft niemand meer last van je. En dan kan er ook geen file ontstaan. Tenminste, dat denk ik. Maar het is vast niet zo, want ik zwéér je, er was écht file. En ik had ook nog een goede mop. Ik zei tegen mijn aardrijkskundeleraar, want ja, die was ook mee, ‘zeg eens, auto, auto, auto enzovoort’. Dus die kerel is zó dom, die zegt ‘auto,auto,auto,auto,auto,auto’ . Dus ik onderbrak hem zo, en riep. ‘FILE!’. Ik vond het een érg leuk grapje, maar de hele bus kende hem al, en ik stond onwíjs voor banketstaaf, maar goed. Toen ben ik snel naast mijn beste schoolvriendin gaan zitten, roken. En ja hoor, toen begon het gezeur. We mochten niet roken in de bus. Dus ik zeg ‘want?’. Ik vroeg dus om argumenten. Zegt die buschauffeur ‘want het mag gewoon niet’. We stoken iedereen op om het met ons mee te zijn dat het een slecht argument was, en het lukte. Iedereen die rookte, en trouwens ook degene die niet rookte maar het gewoon deden omdat het toch niet opviel, omdat iedereen al rookte, stak een sigaret op. Binnen no-time stond de hele bus blauw van de rook. En ik verzon er een leuk lied bij. Nou ja, verzon. Hij bestond al, maar ik stelde voor hem te zingen. Ja, dat deed ik. Hij ging zo. ‘Hé buschauffeur, de hele bus moet piesen ! Hé buschauffeur, de hele bus moet piesen!’ Alleen dan met een leuke melodie erbij. Natuurlijk zong mijn hele fanclub(dat was dus de hele bus behalve de buschauffeur) mee. Na een poosje werd de buschauffeur woedend en zette de bus stil aan de kant van de snelweg. Oeps. Woedend stond hij op en bulderde. ‘EN NU WIL IK ABSOLUTE STILTE’. Ik kreeg een geniaal plan. Hoe kon het nou stil zijn als hij zo blèrde. ‘Als je zelf zo schreeuwt word het er niet stiller op hoor’ zei ik kattig. En blijkbaar was dat brutaal. Want hij werd heel boos, en de aardrijkskundeleraar ook, en eigenlijk alle leraren werden boos. Ik moest alleen zitten, voor in de bus tussen het groepje leraren, en náást de buschauffeur. Wát een feest.
Na een kwelling die toen nog een half uur duurde kwamen we dan eindelijk bij de Apenheul aan. Ik stapte als eerste uit de bus en liep naar de kassa toe. ‘Ik wil graag naar binnen’ zei ik tegen de vrouw aan die balie. ‘Dat word dan €25,-‘ zei ze. ‘Denk je dat ik geld ga dokken omdat ik naar binnen móet!’ riep ik kwaad uit. Gelukkig kwam er iemand van school aan, en die betaalde voor alle mensen die mee waren. Dát vond ik nou nog eens aardig. We liepen naar binnen en het eerste wat me opviel, was dat ik géén aap zag. Even dacht ik na, was het niet schapenheul, in plaats van apenheul. Maar dat was nogal onwaarschijnlijk, want er hingen over knuffels en posters van apen. Ik was diep teleurgesteld. Een poster-dierentuin, dat had ik nou nog nooit gezien. Treurig liep ik met de groep mee en opeens stonden we bij een hokje waar ze tassen uitdeelden. Normaal wil ik graag een gratis nieuwe tas, maar deze waren zó uit de mode, dat ik er geen een wilde. Ik deed mijn nieuwe zonnebril op en liep door een hekje heen. ‘Eureka, ik zie een aap’ riep ik toen ik een schim door de bosjes zag vliegen. Binnen de kortste keren, zag ik niet één, maar wel twintig apen. Voordat ik het door had zat er een kleine blonde aap op mijn schouder, en hij begon aan mijn nieuwe oorbellen te knagen. ‘Ben je nou helemaal betoeterd, naar je kamer’ riep ik boos tegen hem, maar hij trok zich er niks van aan. Ik gaf hem en duw en lachte hem hard uit toen hij op de grond viel. Snel rende hij weg en hij sprong zo bij iemand op z’n hoofd. Alsof ik nog niet genoeg aangerand was kwam er nog zo’n langharige aap op me af en die maakte zo mijn tas open, hij pakte mijn telefoon, en zijn vriendje pakte mijn broodjes. Snel rende ze de bomen in en in rende er hard achteraan. Wat ik niet gezien had was dat er nog een vijver voor die boom lag, en voordat ik het wist lag ik in de vijver. Al lachend kwamen een paar mensen me uit het water halen. En het kikkerdril zat óveral. Het was zó vies. Boos liep ik naar het dichtstbijzijnde toiletgebouw en boos ging ik een hokje in. Het hokje was vies, ik was vies, en we waren dus samen vies. Ik ging op de wc zitten en staarde boos voor me uit. Na een paar minuten, die uren leken te duren, kwam er iemand het toiletgebouw binnen wandelen. ‘Wie ben je en wat mot je?’ vroeg ik. ‘Ik ben iemand die hier werkt en ik kom je kleding brengen’ antwoordde een mannenstem. Snel deed ik het hokje open en ik pakte de kleding, en een handdoek aan. Met dat ik het aanpakte gaf ik de jongen een vétte knipoog, want hij was érg leuk! Zo snel als ik kon trok ik de kleding aan. Het waren best lelijke kleren. Namelijk een beige tuinbroek, en een knal rose topje,zonder mouwtjes. Ik liep het hokje uit en keek in de spiegel. Ik zette mijn verleidelijkste dierentuinglimlach op mijn gezicht en liep de apenheul weer in, op zoek naar die jongen. Ik wou éven dollen. Na een half uur lopen zag ik hem, hij was een hek ergens achterin het park aan het repareren. Zo schattig als ik kon ging ik voor hem staan, en ik lachte heel lief. ‘Bedankt voor de kleding’ zei ik zachtjes. Hij keek op en glimlachte overdreven verliefd. ‘Voor zo iemand als jou regel ik dat wel’ antwoordde hij. Ik nam een stap richting hem en gaf hem een kus op zijn wang. Daarna draaide ik me snel om en ik liep weg. ‘Wacht ‘ riep hij opeens, en toen ik omkeek stond hij vlák voor me. Centimeter voor centimeter gingen we dichter bij elkaar staan. Onze hoofden bogen zich naar elkaar toe. En nét toen hij me wou zoenen nam ik een grote stap achteruit. ‘Wat dacht je? Dat je zomaar met mij kon zoenen? Hahahaha, niet dus! Daar moet je moeite voor doen jongentje’ riep ik gemeen, waarna ik me omdraaide en weg huppelde. Ik giechelde zachtjes, want wat ik deed was zó leuk. Ik was van plan om die jongen de hele dag stapelgek te maken. Ik liep verder en kwam bij een restaurant aan, waar óók een leuke jongen uit dat dierentuin gebeuren zat. Hij was lang, blond, maar had lelijke wenkbrauwen en vergeleken met zijn haarkleur waren zijn ogen véél te donker. Ik keek hem de hele tijd heel lief aan, en uiteindelijk kwam hij naar mijn tafeltje toe. ‘Wil je iets bestellen’ vroeg hij. ‘Doe maar een cola light, goed voor de lijn’ antwoordde ik. De jongen knikte en liep weg. Nog geen 20 seconden later stond hij alweer bij mijn tafeltje. ‘Deze krijg je van mij’ zei hij, en hij liep weer weg. Toen ik mijn drinken op had kwam de jongen weer naar mijn tafel om m’n flesje op te ruimen. Nét op dat moment kwam de jongen van de kleding weer binnen. Ik trok de ober naar me toe en zoende hem bijna. Vanuit mijn ooghoeken zag ik de kleding jongen toe kijken, heel jaloers. En nét voordat de ober mij zoende, duwde ik hem weg. ‘Alsof je denkt dat ik jóu leuk vind. Ik vind hem véél leuker’ zei ik terwijl ik naar de kleding jongen huppelde. Ik pakte zijn hand en samen liepen we naar buiten toe. Hij had een aapje uit de winkel bij zich, en ik pakte het vast. ‘Wat lief’ zei ik. Ik gaf hem een zoen op zijn lippen, en hij zoende terug. Meteen duwde ik hem weg en zei heel arrogant ‘Voor zo’n poedersuiker zoen ik je niet’. Ik stond op en liep weg. Ik had nu dus al twéé jongens gek gemaakt, het werd telkens leuker. Opeens zag ik een meisje uit mijn klas, ze was echt dé nerd, en zo te zien was ze behoorlijk verdwaald. ‘He Rosa, ben je verdwaald?’ vroeg ik geïnteresseerd, alsof ik haar wou helpen de groep te vinden. Met tranen in haar ogen antwoordde ze ja. Samen met haar ging ik op het bankje zitten, en alsof de kleding jongen mijn leuke plannen wou helpen voortzetten kwam hij er precies op het goede moment aanlopen. ‘Kun je ons helpen, we zijn verdwaald’ zei Rosa bezorgd. ‘Zo doe je dat niet Rosa, je moet hem zoenen, anders helpt hij ons nooit’ zei ik terwijl ik opstond en mijn arm om de jongen heen sloeg. Rosa werd rood en begon te stotteren. ‘Hoe.. hoe.. ehm.. hoe bedoel.. hoe bedoel je?’ vroeg ze verlegen. Ik begon irritant hard te lachen. ‘Nou je loopt naar hem toe, drukt je lippen op de zijne, opent je mond en steekt je tong in zijn bek’ schreeuwde ik grof. Rosa wíst dat ik boos werd als ze het niet deed. En stiekem liep ze op de jongen af. Ik gebaarde hem dat hij haar weg moest duwen. Ze liep naar hem toe en deed haar mond open. Ik zag een vieze speekselklodder in haar mond zitten, gátver. Ze bracht haar hoofd naar zijn hoofd, en op precies het goede moment duwde hij haar weg. Zo stom als ze was viel ze achterover op de grond. ‘Duidelijk geval van ik-moet-je-niet !’ zei ik vrolijk. Ik pakte de hand van de jongen en ging met hem achter een boom staan. Hij was écht knap, en zó leuk dat ik nog even door ging met plagen. ‘Goed gedaan’ antwoordde ik en ik gaf hem een stomp op z’n schouder. We liepen samen weer richting een wat drukker deel van het park, en onderweg kwam ik een jongen uit mijn klas tegen, die hem blijkbaar ook was gepeert. Hij was best knap, en dus goed genoeg om een rol in mijn leuke plannen te spelen. ‘Oh Danny’ riep ik hard en ik rende op hem af. Ik omhelsde hem en fluisterde ‘speel even mee’. Hij omhelsde mijn ook en ik gaf hem een zoen. De jongen van de kleding stond jaloers, en verbaasd over mijn rare gedrag toe te kijken. ‘Bedankt’ zei ik tegen Danny terwijl ik terug liep naar de jongen. ‘Dat is nou nog eens overtuigend verliefd op iemand zijn’ zei ik geheimzinnig en ik liep weer weg. De jongen bleef stilstaan, en zag hoe ik de bordjes naar de ‘rondvaart’ volgde. Na een kwartier lopen kwam ik bij een bootje in een riviertje aan. Ik zag al helemaal voor me hoe de jongen en ik een romantische rondvaart gingen maken, en ik wist het zeker. Ik was zó verliefd. Zoals ik had gehoopt stond opeens de jongen achter me. Hij ging bij de rand staan en gebaarde dat ik hem voor moest gaan, het bootje in. Ik keek recht in zijn mooie blauwe ogen. Na een beetje gestuntel zaten we dan eindelijk allebei in het bootje en konden we gaan varen. Eerst deed de jongen net alsof hij aan het werk was en vertelde heel serieus welk soort aapjes er zaten op het gebied waar we dan langs vaarden. ‘Doe niet alsof je aan het werk bent’ zei ik opeens. Hij ging naast me zitten, en uiteindelijk liet ik het toe dat hij me zoende. Opeens voelde ik het bootje kantelen, en vielen we allebei in het water. Het volgende moment wat ik nog weet, was dat ik wakker werd in een kleine witte kamer, in een onstabiel bed, met witte dekens, en een wit kussen, en ik had énorme hoofdpijn.