Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly


Citaat:
Iedereen heeft het wel eens meegemaakt. Een goede vriendschap die verbroken word, om welke reden dan ook. En dan af en toe heb je van die dagen, dat je verlangd naar die persoon, die vroeger een vriend was. Je stelt je voor hoe het vroeger was, en krijgt een glimlach op je gezicht. Herinneringen komen naar boven, je voelt je blij. Zo’n gevoel, heb ik nu dus.. Maar het is anders, dan bij anderen. Andere mensen kunnen die persoon nog zien, voelen, ruiken.. Maar ik, ik kan alleen maar je graf zien, je bloemen, en je steen. Ik kan alleen maar dénken aan hoe het vroeger was, en hoe het nooit meer zal zijn.
Ik weet het nog goed. Het was een koude nacht in februari. We waren uit geweest en fietsten samen terug naar huis. Ladderzat waren we. We gingen van links naar rechts de weg over. Maar who cares ? Wij niet in ieder geval. Heerlijk was het. Ik was vrolijker dan ooit, en jij ook. Wij, samen. Onderweg kwamen we nog een stel leuke jongens tegen, nou ja, dat dachten we. We praatten wat met de jongens, en het werd als maar gezelliger. Toen de jongens wel ‘iets met ons wouden’ werd het ons toch een beetje teveel. Langzaam dropen we af. ‘Niet doen, ik wil niet’ hoorde ik je zeggen. Maar toch gingen de jongens door. We begrepen elkaar, dit was niet veel goeds. Ik liep even weg, zogenaamd bellend, terwijl ik een steen van de grond raapte. Ik strekte mijn arm naar achter en gooide de steen zo hard als ik kon door de ruit van de supermarkt. Meteen ging het alarm af en ik deed net alsof ik me rot schrok. Ik rende terug naar de groep en we sprongen allemaal op de fiets. De één ging links, de ander rechts. We raakten elkaar kwijt. In paniek om de rest van die jongens tegen te komen sloeg ik links en rechts af. Gewoon ergens anders heen. Na een poos was ik iedereen kwijt, gelukkig. Maar jou was ik ook kwijt. Ik belde je, maar ik kreeg je voicemail. Vreemd vond ik het. Maar goed, misschien was je batterij wel leeg. Ik keek op mijn horloge, maar dat was al niet meer nodig. Ik hoorde de kerktoren 4 uur slaan. Vier keer, ding-dong, ding-dong,ding-dong,ding-dong. Op dat moment kreeg ik een rilling over mijn rug. Opeens hoorde ik een énorme klap. Nieuwsgierig als ik was stapte ik op de fiets, en ik fietste richting het lawaai. Ik heb me geen moment bedacht, dat jij het zou kunnen zijn. Nog een beetje aangeschoten fietste ik de straat in. Ik zag auto’s, glasscherven. En ik hoorde mensen gillen en krijsen uit paniek. Nog harder dan dat ik al ging, fietste ik door. Ik kwam als maar dichterbij. En een nachtmerrie werd werkelijkheid. Ik zag je liggen. Ik zag bloed. Jij, onder het bloed. Ik zag glas, bloed, jou, tranen. En toen zag ik je ogen. Ze waren open. Een helemaal wit. Angstig, en pijnlijk om te zien. Even stond ik stil, mijn hart sloeg een slag over. En toen krijste ik, harder dan ooit. Ik pleurde mijn fiets neer en rende op je af. ‘LINSEY’ schreeuwde ik hard. Ik sloeg je zachtjes op je gezicht. Maar er kwam geen reactie. ‘Linsey’ riep ik nogmaals naar je. Maar weer, geen reactie. Een moment van angst overspoelde mijn verdriet. Je leek wel.. Dood. Dat moment was, hoe pijnlijk ook, even van ons. Ik hoorde en zag niemand meer, behalve jou. Ik keek je aan, en nam afscheid, voor zover dat kan op zo’n moment. Ik bleef bij je zitten, en steunde je. Ondanks dat je niet meer leefde, voelde ik je nog wel als vriendin. Opeens hoorde ik sirenes loeien. Het was een ambulance, een politie. En mensen, heel veel mensen. Iedereen was zijn huis uit gerend. Ik hoorde vrienden van Linsey schreeuwen. Schreeuwen van onbegrip, en van de pijn. Ik was de enige die wist hoe dit kwam. En ik zei het tegen je. ‘Het kwam allemaal door die poedersuiker jochies.. Hadden ze míj maar verkracht, dan had jij misschien nog geleefd’ fluisterde ik naar je. Ze namen je mee. Mee naar vreemde plekken, vreemde dingen. Enge dingen. Ik wou zo graag dat ik nog éven met je kon praten, nog even met je kon lachen. Nog één keer samen stappen, of gewoon, lekker niks doen. Alles nog één keer. Maar het kon niet meer.
De drang die ik nu voel om bij jou te zijn, is verschrikkelijk. Die drang om jou warme hand en jou zachte gezicht te voelen. Zo graag zou ik nu uithuilen op jóuw schouder, maar het kán niet meer. Nooit meer. Ik leg mijn bloemetje neer. En ik kijk naar je graf. Opeens hoor ik een stem. ‘Meisje, kom je?’. Het is iemand van de begraafplaats. ‘We gaan sluiten’ zegt de man vriendelijk. Hij zet met buiten het hek en sluit de piepende deuren. Nog één keer kijk ik om, naar die vreselijke, maar toch zo fijne begraafplaats.
(Tenminste als jullie een engelstalig verhaal willen lezen)

