Ik ga de komende dagen tot aan zaterdag nog even hard schrijven Ga het wel missen denk ik
In de Betoverde Beestenbazaar was het een groot lawaai van door elkaar krijsende uilen en katten, en potten vielen aan scherven. Ze sloten snel de deur achter zich toen er een grote zwarte raaf voor hen langs zoefde. Een oude heks rende tierend en vloekend achter hem aan. Ze stopte abrupt toen ze hen zag, en de raaf streek neer op de hoogste plank, ver buiten haar bereik. Nog een maal wierp ze een woedende blik zijn kant op, voor ze haar aandacht op hen vestigde. “Sorry,” hijgde ze verontschuldigend, en ze veegde haar voorhoofd af met de mouw van haar gewaad. “Dat beest ontsnapt telkens weer”. Ze liep naar de toonbank en viste haar bril en keek hen glimlachend aan, alsof er niets gebeurd was. “Kan ik jullie helpen?” Hermelien stapte naar voren en knikte. “Drie jaar terug heb ik hier mijn kat gekocht; Knikkebeen…” De heks sperde haar ogen wijd open. “Knikkebeen! Dat is waar ook, wat was ik blij dat ik hem eindelijk kwijt was”. Hermelien schraapte haar keel. “Eh, ja…” zei ze, met een venijnige blik op Ron, die breed grijnsde. “Nou, hij voelt zich de laatste tijd niet zo lekker, ik ben bang dat hij misschien iets onder de leden heeft”. De heks dacht na. “Naar wat ik weet is hij hier nooit ziek geweest, en hij is hier heel lang geweest. Kun je zijn gedrag iets nader beschrijven?” Hermelien zweeg even en antwoordde toen: “hij is sinds de zomer erg lusteloos, en hij eet steeds minder. Ook speelt hij niet meer, en ligt hij maar de hele dag te liggen”. “Hmm…” De heks bukte zich en haalde een flesje toverdrank onder de toonbank vandaan. “Dit drankje pept hem vast en zeker weer een beetje op, ik heb nog geen beest gezien wat hier níet op reageerde”. Hermelien knikte en haalde twee sikkels uit haar zak om te betalen. Buiten de winkel leek het opeens extreem stil op straat. Harry wreef in zijn ogen, onwennig in het felle zonlicht na het schemerige zaakje. “Ik moet hem dit tweemaal daags geven,” zei Hermelien, terwijl ze op het etiket keek. “Ik hoop dat het hem helpt”. “Ik wist niet eens dat Knikkebeen er zo slecht aan toe was,” zei Harry, “maar nu je het zegt heb ik hem amper gezien op Grimboudplein.”
De rest van de middag slenterden ze door de straten en kochten ze nieuwe schoolspullen. Ron kon het niet laten om nog een keer bij de Nimbus 3000 te gaan kijken. “Waarom heb ik niet een jaar gewacht voor ik een nieuwe bezem vroeg,” kreunde hij teleurgesteld. Hermelien trok hem mee aan zijn arm. “Kom óp Ron, we moeten naar huis. Je weet best dat je die bezem nooit van je leven kan betalen”. Beledigd en rood tot aan zijn oren trok hij zijn elleboog los uit haar greep, en liep mokkend een eindje achter haar en Harry aan. “Moest dat nou?” Vroeg Harry, maar Hermelien haalde haar schouders op. “Het was even nodig hem met beide benen op de grond te zetten, voor je het weet was hij weggezweefd”. Harry grijnsde en keek om. “Kom op Ron, we moeten voor zonsondergang op Grimboudplein terugzijn, anders krijgen we problemen”.
Helaas moet ik nu werken; heb de smaak echt weer te pakken! Beloof dat ik vanavond verder ga schrijven als ik nog tijd heb
Ze liepen door de poort naar de Lekke Ketel, de enige tovenaarskroeg in Londen. Binnen stond het inmiddels blauw van de rook, en de meeste barkrukken waren bezet door heksen en tovenaars die net terug waren uit hun werk en een borrel kwamen doen. Tom, de eigenaar, stak zijn hand op naar de drie en ging weer verder met zijn werk achter de bar. Harry keek om zich heen, maar zag geen bekenden. “Wolkenveldt is er nog niet,” merkte hij, overbodig op. Hermelien plukte ongerust aan de mouw van haar shirt terwijl ze plaatsnamen aan een tafeltje. “Hij had er toch al moeten zijn?” Vroeg ze. “Of zal hij al weggegaan zijn zonder ons?” “Natuurlijk niet,” antwoordde Ron, maar ook hij was ongerust. Harry stond op, en liep naar de bar om te vragen of Tom een lange, donkere man in de kroeg had gehad deze middag. Tom dacht even na en schudde toen ontkennend zijn hoofd. “Misschien is hij opgehouden,” zei Harry tegen de andere twee. “Laten we hier maar op hem wachten, hij komt vast wel. Of iemand anders van de Orde”. De minuten kropen voorbij, en de knoop in Harry’s maag werd steeds groter. De magische klok aan de wand boven heen wees inmiddels zeven uur aan. Ze zaten hier toch al veel langer dan ze hadden verwacht. “Laten we zelf teruggaan, en een briefje achterlaten bij Tom mocht Wolkenveldt nog komen opdagen,” jammerde Ron. “De Orde heeft ons duidelijk opgedragen níet alleen door de straten van Londen te lopen, Ron,” zei Hermelien vastbesloten. “Het is té gevaarlijk”. Zwijgend staarden ze alledrie door het groezelige raam naar de straat. Het werd half acht, acht uur, en nog steeds was er geen enkel teken van een Ordelid te zien. Harry was de eerste die opstond. “Laten we toch maar gaan, het is nog een behoorlijk eind lopen naar Grimboudplein, en als we nu gaan is het misschien nog licht als we terugkomen”. Hermelien gaf met tegenzin toe, en Harry liet wat tovenaarsgeld achter bij hun lege glazen. Buiten de kroeg waren de Dreuzelstraten erg rustig, zeker voor een zwoele zomeravond. Ze liepen de straat uit, en probeerden te vinden welke kant ze het beste op konden gaan. “Volgens mij kwamen we uit die straat,” wees Hermelien, en ze staken de weg over in de richting die ze aangaf. Na enkele minuten gelopen te hebben door de smalle, stille straat leek ze echter steeds onrustiger te worden. “Oh, Harry, ik weet het niet meer. Het komt me helemaal niet bekend voor!” Harry keek om zich heen. De winkels en woningen erboven waren vervallen, en leken al een hele tijd onbewoond. De etalages waren stoffige, donkere ruiten die hen dreigend aankeken. “Laten we een Dreuzeltaxi nemen, die weet Grimboudplein vast wel te vinden,” opperde hij. Even leek Hermelien in te stemmen, maar toen betrok haar gezicht. “We hebben alleen tovenaarsgeld bij ons,” verzuchtte ze. “Daar hebben we hier niets aan”. Plompverloren stonden ze in de steeg. Hermelien wreef over haar armen, en rilde. “Laten we doorlopen,” zei ze klagelijk, “met hier stil te staan komen we helemaal nergens”. Hoe verder ze van de hoofdstraten verwijderd raakten, hoe stiller het om hen heen werd. De wind blies afgescheurde affiches over de straat, en klonk spookachtig door de verlaten steegjes. “Hoe laat is het?” Vroeg Ron, met een piepstem die hij niet kon onderdrukken. Harry keek naar de hemel, die grauw was en enkele rode tinten in het westen vertoonde. “De zon gaat onder,” gaf hij te kennen. “Het moet al over tienen zijn”. Hermelien kreunde zacht en begon sneller te lopen. De schaduwen gingen over in schemerduister, die veel sneller inviel dan ze hadden gehoopt. Geen mens kwam op straat, en de stilte was angstaanjagend. In de verte blafte een hond. Harry’s nekharen stonden rechtovereind. “Het bevalt me niks,” zei hij en hij keek over zijn schouder. Ron en Hermelien antwoordden niet, maar leken ook continu nerveus om zich heen te kijken. Voor hen klonk geritsel op tussen een stel containers en ze sprongen verschrikt naar achter. Harry greep naar zijn toverstok, maar Hermelien hield hem tegen. “Nee!” siste ze, “Als jij nog een keer toverkracht gebruikt wordt je zeker van Zweinstein getrapt”. Zelf haalde ze haar eigen echter wel uit haar broekzak tevoorschijn, en ze richtte hem op de containers. “Lumos,” fluisterde ze, en de punt van de toverstok lichtte op. Een kat sprong verschrikt bij het afval vandaan. Ze zuchtte van opluchting. “Een kat… Een kát!” Ze stopte haar toverstok echter niet weg, maar hield hem in de aanslag toen ze verder liepen. “Zijn we er nog steeds niet?” mompelde Ron zwakjes. Harry keek om zich heen naar herkenningspunten, maar zag er geen. Hij schudde zijn hoofd als antwoord. Op dat moment klonk er het geruis van een mantel, en met een gilletje van schrik greep Hermelien Harry’s pols vast. Voor hen stond een lange figuur in een zwart gewaad gehuld. Zijn gezicht ging schuil onder een zwart masker, waaronder een grijns van blinkende tanden zichtbaar werd. “Harry Potter,” zei een zachte stem, en hij likte gretig langs zijn lippen. Harry aarzelde geen moment. “Rennen!” Riep hij, en ze draaiden zich vliegensvlug om en vluchtten door de steeg. Daar werd hun weg echter versperd door een tweede Dooddoener. “Boe,” zei hij, spottend grijnzend, en hij richtte zijn toverstok op hen. “Duiken!” Ze lieten zich plat op de straatstenen vallen, en een paarse lichtstraal scheerde over hun hoofden. De Dooddoener gromde en Harry duwde tegen Ron en Hermelien terwijl hij naar de schaduwen van de containers sloop. Ze volgenden hem. Gehurkt achter de stinkende metalen containers hielden ze alledrie hun adem in, terwijl de twee Dooddoeners in verwarring naar hen zochten. “Jij dwaas,” siste de eerste. “Waar zijn ze gebleven?” “Ik weet het niet,” antwoordde de ander verongelijkt. “Ik sprak een verlammingsspreuk over hen uit, maar toen waren ze verdwenen”. “Houd je ogen dan ook goed open de volgende keer. Lumos”. Een lichtstraal viel over de muren van de steeg. Harry drukte zich plat tegen de containerwand aan. Het licht gleed vlak over hen heen. Hij durfde het niet opgelucht adem te halen. Geruisloos kroop hij achter de containers langs. Ron en Hermelien volgden hen. Bij de laatste waagde Harry het zijn hoofd om de hoek te steken. De Dooddoeners waren nog aan het zoeken in het begin van de steeg. “Volg me zodra ik ga rennen,” fluisterde Harry, en hij zette zich schrap. Op dat moment nieste Ron luidruchtig. In een moment vol afschuw keken de Dooddoeners in de richting van het geluid en zagen Harry. Hij rende weg, met Hermelien en Ron op zijn hielen. Een spreuk schampte zijn arm, maar hij negeerde de brandende pijn en sloeg de hoek om. Ze hadden een bredere straat bereikt en bleven doorrennen. Hermelien haalde hortend adem en hield haar hand tegen haar zij gedrukt. “Volhouden Hermelien!” riep Harry haar toe. Als ze toch maar het einde van de straat konden bereiken..! Achter hen hoorde Harry de voetstappen van de Dooddoeners, die steeds meer op hen inliepen. Hij wilde verspreiden, maar wist dat ze elkaar nooit terug zouden vinden. “Sneller!” spoorde hij de andere twee aan, en hij zag de splitsing van de winkelstraat steeds dichterbij komen. Een auto passeerde hen toeterend. Een nieuwe spreuk miste hen met een haar, en ketste af tegen een ruit. Ze sloegen de hoek om, en op dat moment herkende Harry de straat. Ze waren vlakbij Grimboudplein! Ook Ron en Hermelien leken de plaats te herkennen, want hun tred werd sneller en hoopvoller. “Verspreiden, nu!” riep Harry. Ze mochten niet regelrecht naar Grimboudplein rennen, en zo de locatie van het Hoofdkwartier verraden! Harry schoot een steeg in, niet wetend wat Ron en Hermelien deden. Hij sprong over een zwervende vuilniszak en het rondslingerende vuil. De Dooddoeners waren stil blijven staan, besluiteloos welke richting ze in zouden slaan. “Potter ging naar rechts,” hoorde Harry één van hen spreken. “Maar ik durf er op te weden dat hun Hoofdkwartier hier vlak in de buurt is,” zei de ander, “en Potter is slim genoeg om er niet halsoverkop naartoe te rennen”. De eerste maakte een instemmend geluid. “Laten we opsplitsen, ik volg Potter, en jij de andere twee. Één van hen zal je ongetwijfeld de goede richting naar de Orde wijzen”. Harry hoorde de voetstappen van de Dooddoener in de steeg en sloop verder. De steeg maakte een bocht, en hij begon weer te rennen. Plotseling voelde hij de weerstand van een muur, en met een klap viel hij achterover op de grond, zijn handen geschaafd. De steeg liep dood. Verschrikt keek Harry over zijn schouder, en hij hoorde de voetstappen van de Dooddoener naderen. “Oh Pottertje,” riep hij, met een valse zoetsappige stem. “Je kunt je verstoppen, maar ik zal je hoe dan ook vinden”. De lichtstraal van zijn toverstaf gleed over de muur. De Dooddoener was slechts enkele stappen van de hoek verwijderd. Harry keek wanhopig omhoog, maar de muur was te hoog om tegenop te klimmen. Hij drukte zich plat tegen de grond, achter een omgevallen vuilnisbak en een opengescheurde vuilniszak. De voetstappen van de Dooddoener kwamen steeds dichterbij, en het licht wierp spookachtige schaduwen op de muren om hem heen.
Lees het topic nu pas maar vind het helemaal geweldig. Kan niet wachten op het volgende stuk. Misschien maar goed ook dat ik het zo laat heb gevonden want nu heb ik alles in 1x kunnen lezen. Kan niet wachten op je volgende stuk. Het heeft mijn geheugen ook goed opgefrist, was sommige dingen weer vergeten
Oei, het is weer spannend. Je maakt er iemand heel erg blij mee als je nog veel schrijft voor zaterdag. Mijn broertje namelijk. Hij kent nog niet voldoende engels, dus moet wachten op de Nederlandse edite. En hij is een beetje jaloers op zijn twee grote zussen die wel lekker de engelse gaan lezen. Maar nu kan ik hem weer deze fanfic geven. ik had al eens een stuk voor hem onder elkaar gezet en geprint en hij vinbd het erg leuk (ik trouwens ook) Veel sucses en plezier met schrijven.
Ik ben blij dat ik mensen een plezier doe met m'n schrijven
De vuilnis bak werd opzij getrapt, en de Dooddoener stond voor hem. Harry sprong meteen overeind en richtte zijn toverstok op de borst van zijn aanvaller. “Geen stap dichterbij,” zei hij rustig, terwijl hij meteen bedacht hoe belachelijk die uitspraak was tegenover een Dooddoener. Deze grijnsde en richtte zijn toverstok op Harry. “Gevonden,” siste hij, en hij keek Harry doordringend aan. Harry staarde terug, en de gedachten raasden door zijn hoofd. Waarschijnlijk wilde Voldemort hem uitgeschakeld hebben voordat hij terug was binnen de beschermde muren van Zweinstein. Hij had gewacht totdat hij op zijn kwetsbaarst was; alleen, in het donker, op de Dreuzelstraten van Londen. Was deze Dooddoener gestuurd om hem te doden? Harry geloofde van niet; Voldemort wilde zélf met hem afrekenen. Zou het ontwapenen van de Dooddoener effectief genoeg zijn om weg te komen? Harry besloot het erop te wagen. Maar op hetzelfde moment dat Harry “EXPELLIARMUS!” riep, bulderde de Dooddoener: “PARALITIS!”. De twee spreuken botsten tegen elkaar op, en zowel Harry als de Dooddoener werden naar achter geworpen. Harry smakte hard met zijn rug tegen de muur, alvorens hij op de grond terecht kwam. Het duizelde hem voor zijn ogen, en pijn sneed door zijn ribbenkast als hij ademhaalde. De Dooddoener was opgestaan en liep weer op Harry af. “Gaan we een spelletje spelen, hm?” Vroeg hij, en hij schopte wat vuilnis in Harry’s richting. “Sta op, of heb je soms nu al genoeg van je spel?” Hij lachte en hief zijn toverstok op. Harry hief zijn hoofd op en keek de Dooddoener vanachter zijn gebarsten brillenglazen aan. Moeizaam kwam hij overeind, en hij greep zijn toverstok stevig vast. “Nooit,” siste hij, en hij richtte vastberaden op het punt tussen de ogen, dat bedekt werd door het zwarte masker. De Dooddoener grijnsde. “Probeer het,” zei hij spottend. Harry aarzelde, te lang. “IMPEDIMENTA!” Hij dook om de spreuk te ontwijken, die afketste op de muur. De Dooddoener keek woedend, en siste: “Wacht maar Potter, ik zal je leren niet vals te spelen tegenover mij. CRU-..” Zijn vloek werd afgebroken door een ferme “PETRIFICUS TOTALUS!” Het gezicht van de Dooddoener bevroor, en als vertraagd viel hij langzaam voorover. “HARRY!” Hermelien kwam door het afval op hem afgerend, sprong over de verstijfde Dooddoener heen en omhelsde Harry. Harry moest houvast zoeken aan de muur achter hem maar glimlachte. “Oh Harry, gelukkig! We waren net op tijd!” Riep Hermelien opgelucht uit. Dwaaloog Dolleman boog zich over de man die hij geveld had met zijn verstijvingspreuk, en haalde het masker los. “Hmm..” mompelde hij, maar zweeg verder. Hij legde het masker weer op het gezicht voor Harry kon zien wie zijn aanvaller was geweest. Dolleman zag Harry’s vragende blik. “Jeweetwel ziet steeds meer tovenaars aan zijn kant te krijgen,” zei hij, “zelfs zij van wie we het niet hadden verwacht”. Het antwoord was voor Harry voldoende om te beseffen dat hij niet verder moest vragen. Dolleman liet de Dooddoener geboeid voor hem uitzweven terwijl hij Harry en Hermelien voorging naar Grimboudplein. Aan het begin van de steeg stond meneer Wemel met zijn toverstok in de aanslag om hen op te wachten. Hij was opgelucht toen hij hen zag naderen. “Harry, godzijdank! We waren al bang dat we te laat waren”. Harry grijnsde met een pijnlijk gezicht, niet wetend wat hij moest zeggen. In plaats daarvan wendde hij zich tot Hermelien. “Heeft Ron het ook gehaald?” Hermelien knikte. “De tweede Dooddoener ging achter hem aan, dus ik kon ongezien naar Grimboudplein glippen om hulp te halen. Ron is blijkbaar met de hand op de vuist gegaan, hij heeft het voor elkaar gekregen de toverstok van de Dooddoener te breken, zodat deze zich niet kon verdedigen toen wij hen vonden. Hij rende weg, maar Dolleman verstijfde hem zoals hij met jouw Dooddoener deed.” “Is Ron niet gewond?” Vroeg Harry bezorgd. Hermelien haalde haar schouders op. “Niet ernstig, maar hij had wel een bloedneus en een blauw oog.” Ze liepen Grimboudplein op, waar Tops de gebonden eerste Dooddoener bewaakte met haar toverstok. Ook zij was opgelucht om hen te zien. “Wat gaan we nu doen met deze twee?” vroeg ze, met een knikje naar de Dooddoeners. “Azkaban is niet veilig meer,” gromde Dolleman. “Maar ik heb Mollie een uil laten sturen naar het Ministerie, dat ze hen op kunnen halen. Eerst zullen ze getest worden op de Imperiusvloek, en ik denk dat ze daarna vastgehouden zullen worden op het Ministerie zelf. Tops knikte, juist op het moment dat met vijf luide knallen vijf tovenaars gehuld in zwarte gewaden op het Grimboudplein verschenen. Direct liepen ze op de twee Dooddoeners af, en spraken zacht met Dolleman. Harry kon niet verstaan wat ze zeiden. “Kom Harry, Hermelien,” zei Tops, en ze pakte hen bij hun armen. “Laten we naar binnen gaan, dit kan Dwaaloog zelf wel af.” Harry liet zich onwillig naar binnen loodsen, waar mevrouw Wemel al op hen zat te wachten. Meteen trok ze Harry mee naar de keuken. “Jongen toch, je bent helemaal rillerig!” Ze duwde hem op een stoel en gaf hem een beker met een dampend goedje. “Drink op, je knapt er in een oogwenk van op!” Harry liet een beetje van de stroperige vloeistof door zijn keel glijden, en moest de neiging te kokhalzen onderdrukken. Een warme gloed verspreidde zich door zijn lichaam, en nam de pijn in zijn ribbenkast weg. “Kom op,” spoorde mevrouw Wemel hem aan, “drink helemaal op”. Met tegenzin nam hij nog een slok, maar toen Dolleman de keuken binnenkwam vond hij een mooi excuus de beker voor hem op tafel neer te zetten. Dolleman wreef in zijn ogen en zuchtte. “Wat sterks, alsjeblieft Mollie”. Mevrouw Wemel keek afkeurend maar deed wat haar was gevraagd. Ook meneer Wemel en Tops waren aan tafel komen zitten, en vroegen iets te drinken na Harry te hebben geïnformeerd of hij echt niet gewond was. Harry schudde geërgerd zijn hoofd. Ron hield ellendig een doek tegen zijn linkeroog gedrukt, en zijn beide vuisten waren gezwollen. Hij kreunde toen mevrouw Wemel een beker met hetzelfde goedje als dat in die van Harry in zijn handen duwde. “Ma, niet nóg één!” riep hij klagelijk uit, maar mevrouw Wemel deed alsof ze hem niet hoorde. Plotseling kwam er een vraag bij Harry op die hij er meteen uit flapte. “Wolkenveldt, waarom kwam hij niet opdagen?” Een stilte daalde neer in de keuken. Harry aarzelde. “En eh.. waar is hij nu?” “Als we dat eens wisten,” gromde Dolleman, na een tijdje, waarmee hij de stilte doorbrak. Harry’s hart leek een slag over te slaan. “Is hij..?” Tops keek een andere kant op, en meneer Wemel schudde zuchtend zijn hoofd. “Hij is verdwenen,” verklaarde Dolleman resoluut. “Net zo spoorloos als Lupin”.
Maar als je met fanfic deel 7 wilt beginnen moeten eerst alle mensen wel deel 6 gaan lezen en jij ook Anders kan je de gebeurtenissen toch niet aanpassen? Je fanfic is trouwens wel super, heb zelden zulke goede fanfics gezien!! Ik denk dat ik ook het Engelse boek ga kopen.. zit nu in 4 VWO dus zou moeten lukken denk ik!