Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly
Citaat:Met een tevreden gezicht stapte ik Jeffrey’s kamer binnen, maar dat gezicht veranderde al snel toen ik geen eens een bed in de kamer zag, laat staan dat Jeffrey er was. Teleurgesteld plofte ik op een stoel neer. Hij vroeg of ik wou komen, dan kom ik, en dat gaat hij zelf weg. Lekkerding is het ook he. Ik twijfel of ik zou gaan of zal wachten, misschien is Jeffrey maar heel even weg, en komt hij zo terug. De klok tikte vervelend, dus ik liep weg. Ik was boos op Jeffrey, ik had zo mijn best gedaan hem te verassen, na de ruzie van vanmorgen, en dan is hij er gewoon niet, wie weet zit hij gewoon achter de pc en is hij me gewoon vergeten. 'banketstaaf' fluisterde ik zachtjes.
Op de fiets dacht ik na over hoevaak ik wel niet huilde de afelopen tijd. Als iemand 'hallo' zei, en het mij niet uitkwam op dat tijdstip, moest ik al huilen, bij wijze van spreke dan he. Ik vond het vreemd, en besloot me niet zo aan te stellen.
Toen ik thuis kwam was mijn buurmeisje met haar vriendinnetje aan het spelen in de tuin. Ze riepen dat ik even moest komen, en ondanks dat ik geen zin had ging ik toch even. Ze speelden met één of andere autoracebaan en schreeuwden er keihard bij. Ik werd direct chagereinig, weer direct zo gevoelig. Perongeluk vloog er een autotje van de baan af, tegen mij been. En ik werd woedend. 'Kijk eens uit idioten!' schreeuwde ik keihard tegen het (ongeveer) 6 jarige meisje. En ik rende zo snel als ik kon de tuin uit. Ik hoorde achter mijn rug hoe het meisje in huilen uitbarste, van de schrik...
Citaat:
Thuis baal ik van mijn heftige reactie. Dat arme kind kon toch ook niet weten dat ik zo boos werd, ze deed het vast niet expres.
’s Avonds belde de moeder van Jeffrey.
’Met Amy’
’Hallo Amy, met Sara, de moeder van Jeffrey’
’Hoi mevrouw’
’Zoals je waarschijnlijk hebt gemerkt lag Jef vanmiddag niet op zijn kamer. Hij werd beroerd vanmiddag en er moest opeens een onderzoek gedaan worden. Toen hij terug kwam vroeg hij meteen naar je, maar ik wist niet of je was geweest. Hij zij meteen dat ik je moest bellen. Dus bij deze..’
’Oh ik dacht al, hoe gaat het nu met hem dan ?’Ik voelde mijn buik ineen krimpen, bang voor wat Sara ging zeggen.
’Om eerlijk te zijn.. Slechter.. Hij heeft een terugslag gehad en ze denken dat de kankercellen aan het uizaaien zijn, wat natuurlijk mogelijk is, maar ze gaan morgen nog verder onderzoeken’
Ik voelde dat mijn keel droog werd. Mijn buik kromp ineen. Het enige wat ik nog kon denken was, dat jeffrey het móest redden.
’oh, ik kom morgen wel langs’
’Ik snap dat je even niks weet te zeggen, sterkte meid, en tot morgen’
’Bedankt, tot ziens’.
En ik gooide m’n mobielte op bed. 'Ik haat die klote ziekte, en ik haat mn telefoon' schreeuwde ik.
Huilend liet ik me op de grond vallen. Ik wist ook niet meer wat ik moest hoor. Had ik maar iemand waar bij ik even uit kon huilen. Even iemand die wél tijd voor me maakte. Ik moest even mijn verhaal kwijt. Maar het kon niet, want er was niemand voor me. Ik had geen vrienden, of vriendinnen, geen buurmeisje, geen oom, geen tante, geen neefje, of nichtje, om bij uit te huilen. En het ergste van alles was, dat ook mijn ouders er niet voor me waren.
Opeens bedacht ik dat ik niet de hele avond huilend kon blijven zitten. Ik liep naar de douche en haalde de uitgelopen mascara van mn gezicht.
Uit de garage haalde ik mijn fiets, en fietse ergens heen. Automatisch kwam ik bij de manege terrecht.
En daar kwam ik Emma tegen. 'Vreemd' dacht ik. Het was al 9 uur en Emma liep hier nóg rond.
’Hey Amy, wat zie jij er overspannen uit' zei Emma. 'Ja ik voel me niet zo goed, je weet wel' zei ik bedroefd. 'Het is Jef he' zei Emma. En weer kan ik me niet inhouden. Huilend val ik in Emma's armen. Eindelijk. Eindelijk iemand die even tijd voor me heeft.
Die avond hebben Emma en ik nog behoorlijk lang gepraat. Natuurlijk over mij, en vooral Jeffrey, maar ook over Emma's problemen. En het voelde goed om eens een oplossing voor een ander te bedenken, en níet voor mezelf.
'Emma ik hou het niet langer alleen thuis hoor' zei ik. 'Hoe bedoel je alleen' vraagt Emma verbaasd. 'Zakenreis, en meer van die dingen, ze zijn nooit thuis, die stomme ouders van mij' zei ik verlegen. 'Misschien kun je bij mij wonen' floepte Emma eruit. En verbaasd kijk ik haar aan, ik bij haar wonen. En blijkbaar was mijn gedachte van m’n voorhoofd af te lezen want Emma zei 'sorry, laat maar, het is een stom idee'.
We nemen afscheid en fietsen beide naar huis toe.
Thuis kroop ik op de bank met een kop warme thee in mijn handen. Ik dacht, zoals ik iedere avond deed, nog eens goed na over de dag, en over wat er gezegd was. Misschien had Emma wel gelijk, hij haar wonen is veel leuker. Hier is toch niemand, behalve Laura heel af en toe. Misschien.. Heel misschien, was Emma’s idee nog helemaal niet zo’n slecht idee...
Citaat:
Die nacht sliep ik slecht. Allerlei gedachten spookten door mijn hoofd heen. Moet ik bij Emma gaan wonen? Of tijdelijk logeren ? Of moet ik gewoon thuis blijven, net zoals elk normaal mens van mijn leeftijd ? En natuurlijk, de standaard vraag van de laatste tijd. Of jeffrey het zou redden ?
Toen ik om 3 uur in slaap viel had ik een nachtmerrie. Het ging over dat ik in een bos liep en ik verdwaald was, en toen kwam er een storm. Ik wou iemand bellen om me op te halen, maar er stonden alleen maar mensen die er voor me waren in mijn telefoonlijst van mn mobiel. En dat waren Emma en Jeffrey. Achter Jeffrey’s naams stond ; ziek. En die kon ik dus niet bellen. Emma nam niet op. De bliksem sloeg in mijn nek, en ik lag daar pijn te lijden, zonder dat iemand me kwam helpen.
’Vreemde droom.. heel vreemd’ zei ik. Ik pakte een handdoek en liep de douche in. Nog net op tijd zag ik een schaar op de badmat liggen, anders was ik er zo op gaan staan. Onder de douche vergat ik mijn rare droom, en kwamen dezelfde vragen als de vorige avond weer naar boven. Moest ik hier blijven wonen ? Zouden mn ouders het eigenlijk merken als ik bij emma ging wonen, of logeren ? Zouden ze het goed vinden ? Zouden emma’s ouders het goed vinden ? Hoe zou het met Jeffrey gaan ? 'jef' fluisterde ik. Ik moest naar hem toe. Hoe kon ik nou vergeten wat zijn moeder aan de telefoon zei. Wat ben ik ook een achtelijk kind. Ik kneep mezelf, heel hard, zo’n heel klein velletje. 'AU’ riep de ene Amy. 'Net goed voor je, stom wijf' zei de andere Amy. Ik bestond uit 2 delen, de Amy die zichzelf zielig vond. En de Amy die zichzelf wou straffen voor al haar domme acties.
Ik stapte de bus in en keek vluchtig even rond of die leraar er niet weer zat, maar gelukkig, de kust was veilig. Ik plofte neer op een bankje naast een bejaarde, en ging een beetje onderuit gezakt zitten. Meteen begon het omatje te zeuren. 'Moet je dat nou zien. De jeugd van tegenwoordig. Ze zijn nu al helemaal uitgeput. ' zei ze met haar oude, krakende stemmetje. 'Weet je hoe vermoeiend mijn leven wel niet is ?' snauwde ik naar het omatje. 'Je hoeft het ook helemaal niet te weten, bemoei je met je eigen zaken!' riep ik ,en ik stond op en plofte ergens anders 3x zo hard weer neer. 'Ouwe' mompelde ik.
Later baalde ik er van. Dat omatje bedoelde het vast allemaal niet zo naar. Ik had normaal moeten reageren, niet meteen zo overdreven geiriteerd. Ik was gewoon veel te snel op mijn teentjes getrapt. 'Je hebt die oma laten schrikken met je brutale gedrag, je zult er voor moeten boeten' zei het duiveltje in mij. En weer kneep ik mezelf.
In het ziekenhuis leek het net alsof er een begravenis aan de gang was. Iedereen liep met een grafgezicht door de gangen heen. En omdat alles zo wit was, leek het alleen maar saaier. 'Joehoeee is er iemand thuis' joelde ik toen ik bijna bij Jeffrey’s kamer was. Ik opende de deur en schrok. Hij had 3 aparaten meer dan eerst, hij had een blauwe wang, en wallen tot aan z’n knieen. Met moeite tilde hij zijn hand op, als teken dat hij zwaaide. 'Schat, wat is er allemaal met je gebeurt' zei ik in paniek. Jeffrey wou het wel vertellen maar er kwam bijna geen geluid uit zijn keel, waardoor ik maar de helft verstond. 't..g..g , ui..aaiingen, pijn, moe' was wat ik er van opving, niet veel dus. Gelukkig kwam de dokter binnen en die kon me meer vertellen. 'Je zult wel zijn geschrokken' zei hij vriendelijk. 'J...Jaa' zei ik zacht, terwijl mijn lip trilde van zenuwen, ik was bang voor wat hij ging zeggen. 'Ik zal proberen het zo makkelijk mogelijk uit te leggen, maar als je iets niet snapt moet je het vragen, he meid’ zei de dokter, die Willemsen heette, dat zag ik op zijn naambordje. Ik knikte. 'Om maar meteen met de deur in huis te vallen, Jeffrey is enorm achteruit gegaan de laatste 2 dagen. De kankercellen zitten nu niet alleen in zijn darm, maar ook in zijn maag, ze zijn dus uitgezaaid. Dat uitzaaien gebeurt vanzelf, en daar kunnen we vrijwel niks aan doen. Jeffrey is erg zwak, omdat hij veel behandelingen, tests, en proefjes heeft gehad. Misschien is het beter als je gaat, dan kan hij slapen' vertelde meneer Willemsen. Hij pakte mijn hand en wou me meenemen. Maar ik liep naar Jef toe. 'Ik hou van je, alsjeblieft lievert, zorg dat iemand me belt als er wat is, want ik kom meteen.' Fluisterde ik in zijn oor. 'Ik wil je niet kwijt, echt niet.. soms wens ik dat ik je nooit had gekend, dan had ik dit niet mee hoeven maken. Want het doet me zo’n pijn, om jou hier te zien liggen. Je ligt hier pijn te lijden, en ik kan niks doen.. helemaal niks' zei ik nu wat harder, en verder kwam ik niet, want ik moest huilen, alle spanning kwam er uit. Ik gaf je een kus en liep met de dokter mee.
Hij nam mee mee naar de kinderafdeling, en ik kreeg een soort les. Dat was nou net wat ik nodig had... Niet dus. Een redelijk aardige zuster legde me uit wat kanker nou eigenlijk was. Ik heb niet alles onthouden, maar het kwam er op neer, dat je 2 soorten cellen had. Goede en slechte, om maar even makkelijk te zeggen. De slechte waren de kankercellen, en die hadden oorlog met de goede. Maar de slechte verdubbelen zich veel sneller, en zijn dus veel sterkter dan de goede. Daardoor komen er steeds meer slechte, en minder goede. Totdat je lichaam het niet meer aankan.
(en als het 'goede' kankercellen zijn, kunnen de doktoren het bestrijden, maar dat was bij Jef niet het geval).
Totdat je lichaam het niet meer aankan.. dat zei ze. Dat zinnetje deed me zo’n pijn. 'Als je lichaam.. je lichaam.. het niet meer aankan..dan.. dan...ben je...dan kun je.. kun je niet meer leven.. ' fluisterde ik, tegen de stoelpoot. En ik barste in tranen uit.. Ik had nooit geweten dat ik zoveel tranen had, want ze bleven komen, en ze bleven stromen.. En ze hielden dan van buiten na een poosje wel op, maar van binnen stroomden ze verder... Voor altijd..
Citaat:
Verward stond ik op, en vroeg mezelf af hoe het verder moest. Moest ik dan eeuwig blijven huilen, zoals mijn gedachten zeiden. Of ging het ooit weer over. Kwam er misschien ooit een dag dat al deze ellende voorbij was ?
Zonder Jeffrey, kan ik niks.. Ik kan toch niet leven met het idee dat Jef er straks niet meer is. Wat moest ik nou, wat moest ik.
Toen ik thuis kwam was alles zo saai.. Alles leek wel perfect. Een groot en mooi huis, grote tuin. Alles groot, en alles duur. Ik had ook alles wat ik wou, maar gelukkig was ik niet. Iederen die langskwam wees met open mond naar ons huis, en ik hoorde vaak genoeg mensen zeggen. 'Ik wou dat ik een kind van die mensen was'. Maar ik wou het niet. Die mensen, zo waren ze voor een vreemde, en zo waren ze voor mij.
Ik plofte onderuitgezakt op de bank, en trok mijn knieen op. Zachtjes zat ik te huilen op de bank, toen de bel ging. 'Lauraaaa, de bel' blèrde ik. Maar en kwam geen reactie. Ik zuchte diep, 'dan ga ik zelf wel'.
Toen ik de deur open deed stond Emma daar met haar lieve bezorgde hoofdje. 'Wat is er meid, je ziet er zo..verward uit' zei ze zachtjes. Ik antwoorde niet en liet haar binnen. Ik liep voor haar naar de woonkamer, en plofte daar weer op de bank. En begon hard te huilen. Emma sloeg haar arm om me heen, en liet me even lekker uithuilen. Ze vroeg niks, en ze zei niks. 'Eindelijk' fluisterde ik. Eindelijk iemand die me trooste, eindelijk het moment waar ik zo naar verlangde. Eindelijk een schouder om op uit te huilen.
’Vertel me alles maar meid, je kunt me vertrouwen' was het enige wat Emma zei. Al stotterend begon ik mijn verhaal. 'Hett.. i.. iis.. g.g..gewoon alles. Ik k..kan er niet meer t..tegen. ' 'Vertel alles maar, ik heb de tijd' zei Emma, en ze kroop dicht tegen me aan. 'Jeffrey, hij heeft uitzaaiingen, en ze weten niet, of hij het wel gaat redden. Emma, ik kan niet zonder hem. Dit is een nachtmerrie. En niemand, behalve jij nu, is er voor me, ik kan nergens uithuilen. Mijn ouders zijn er nooit, en ze weten dat Jef ziek is, maar werken vrolijk verder. Echte vrienden heb ik niet. Dus ik zit de hele dag maar thuis, ik spijbel van school, en het enige ritje wat ik maak is van hier naar het ziekenhuis, en weer terug. Ik weet niet meer wat ik moet.. Wat doe ik hier eigenlijk nog. Niemand geeft wat om me. Wat doe ik hier nog?Ik kan beter verdwijnen, ik ben overbodig. Ik ben een stom wijf, ik ga.. en kom niet meer terug.. ik haat mezelf.' 'Zo is het wel weer genoeg, ík hou van je, en Jeffrey ook. Het is niet goed om weg te lopen bij je problemen, want Jeffrey heeft je nodig, juist nu' zei Emma. Ik huilde en huilde, en hield niet meer op. Een half uur zat ik daar, naast Emma op de bank, en ik staarde voor me uit. Ik kon geen woord meer uitbrengen, mijn woorden waren op, alles was op. Mijn hele leven was op. Alleen die tranen, die bleven stromen.
Emma bleef de hele avond bij me, ze was echt heel lief voor me. Om 10 uur bracht ze me naar bed, ik leek wel een klein kind. 'je kunt me altijd bellen' zei ze voordat ze ging. Het was een schat van een meid.
Ik kon niet slapen, en staarde naar het plafond. En af en toe liep er een traan over m’n wang. Ik wou wel eeuwig zo blijven liggen, ik hoefde alleen maar naar het plafond te kijken, en verder had ik nergens last van. Geen stomme huishoudster, geen vriendloos gevoel, niet het gevoel dat je ouders niet om je geven, en vooral, je niet druk hoeven maken om je vriend, die kanker heeft.
Kanker, het maakte mn leven kapot. Ik wist zeker, heel zeker, dat ik niet verder kon leven op deze manier. Ik had geen vrienden, geen echte vrienden. Geen vrienden die ik kende vanaf groep 3. Alleen Emma, die me zo af en toe steunde. Er was maar 1 groep waar ik vrienden mee was, en dat waren mijn tranen, want ze waren altijd bij mij. Opeens kwam er iets in me op, en ik sprak het hardop uit : 'Soms zijn tranen je enige vrienden, terwijl je er tegen vecht als vijanden'