Nieuw stukje, eindelijk af
Hoofdstuk 11
Het etentje was raar. Er is geen woord gezegd, alleen maar stilte die heel onaangenaam aanvoelde. De soep was weer aangebrand en de kat luste het nog altijd niet. Nu heb ik er nog een krab bij ook. Het vlees dat we voorgeschotelt kregen, zag er nu eens niet zo aangebrand uit. En dit had die stomme kat ook gemerkt. Ze is gewoon weg met mijn stuk vlees gaan lopen. Ik was alleen maar achter een nieuwe fles water in de keuken. En toen ik weer kwam zag ik nog net dat ze van de tafel sprong met mijn lekker stukje vlees. Niemand zei er wat op, dus gaf ik haar een schop op haar achterwerk. Daar kreeg ik natuurlijk een berisping op. En dat was zo denk ik het enigste wat er is gezegt aan tafel.
Eindelijk ging Natasja haar klaar maken. Dus ging het niet meer lang duren. Met een zucht van verlichting plofte ik in de zetel naast Joren.
“En waar gaan jullie vanavond naar toe?” vroeg ik geïnterreseert aan Matthias
“We zien nog wel. Misschien kunnen we naar een restaurant gaan. Ik verhonger momenteel,” antwoordde hij me. Ik glimlachte, wat is hij saai geworden. Ze gaan niet eens naar één of andere fuif of disco, gewoon op restaurant.
“Moet ik de paarden eten geven?” het schoot me in eens binnen.
Matthias schudde met zijn hoofd “Aaron gaat dat doen,”
“”Aaron?” verbaasd keek ik Matthias aan “Ga je niet mee?” wende ik me tot aaron die achter de computer zat. Hij antwoordde niet.
“Aaron?” zei ik geërgerd.
“Straks ik ben bezig,”
“Nee, hij gaat niet mee,” zei Matthias voor hem. Joren kneep in mijn hand. Snel dacht ik na, ik had weinig zin om in één kamer te zitten samen met Joren en Aaron. Die twee hebben echt iets tegen elkaar.
“Aaron? Vind je het erg als Joren en ik naar zijn thuis gaan? Ik heb zijn familie nog niet ontmoet,” Joren kneep nogmaals in mijn hand, geen idee waarom. Joren antwoordde weer niet dus keek ik vragend naar Matthias.
“Voor mij is het goed,” zei hij schouderophalend. Ik stond op en trok Joren recht.
“Dan vertrekken we maar,” hand in hand verlieten ik en Joren de kamer.
“Wil je echt naar mijn huis gaan?” Toen we het huis buitenkwamen, nam joren me direct vast aan mijn schouders. Hij keek me vol ongeloof aan. Ik knikte.
“Toch gezellig?”
“Gezellig? Meen je dat nu?”
“Joren...”
“Jenda, mijn familie is niet zoals de jouwe!”
“Dan kunnen ze toch alleen maar als een normale familie zijn?”
Joren zuchtte.
“Je snapt het niet. Jouw familie ... die is anders maar toch normaal. De mijne is is niet normaal,”
Ik zuchtte. Wat is nu normaal? Iedereen verstaat dat anders. Maar ik weet dat mijn familie niet normaal is. Waarom vind Joren dan van niet? Zou zijn familie nu zo erg zijn?.
“Ik vind het niet echt het moment op te discuseren wie zijn familie het normaalst is. Gaan we nu gewoon?” smeekte ik hem. Joren zuchtte, keek heel even de andere kant op en keek toen weer naar mij. Hij liet mijn schouders los.
“Ik heb je gewaarschuwd,” mompelde hij tegen mij. Hij draaide zich om en liep naar zijn auto die een paar meter verder stond. Verbaasd keek ik naar zijn rug. Ik zuchtte diep. Misschien was het toch niet zo’n goed idee om bij zijn ouders te gaan.
Heel traag reed Joren een straat in. Aan weerskanten van de straat stonden krotten. Met grote ogen keek ik naar elk huis, woont Joren hier? Ik hoorde hem zuchten. Hij had dus duidelijk mijn grote ogen gezien.
“Als je wil keren we wel nog weer,”
“Nee, we zijn hier nu toch,”
Joren knikte. Ik haalde mijn schouders op. Geen idee wat er straks gaat gebeuren.
Even later zette Joren zijn auto aan de kant. Net voor een huis, die er gelukkig ietsje minder krotterig uit zag dan de andere huizen van de straat.
“We zijn er,” niet echt opgewekt stapte Joren de auto uit. Hij liep rond de auto en opende mijn portier. Ik glimlachte dankbaar naar hem want ik had de grootste moeite om het portier open te krijgen. Beetje vasgeroest denk ik.
Samen liepen we naar het poortje dat half in zijn scharnieren hing.
“Wacht,” ik wou net het poortje opendoen maar Joren duwde me zachtjes weg en hij schopte tegen het poortje dat met veel gekraak openhing.
“Met de hand krijg je het nooit open. Het is echt een soort van beveiligingssysteem van mijn ouders. Als je het al openkrijgt weten ze zeker dat er iemand is,” verduidelijkte hij zich. Plots ging er met veel gekraak een raam open op de eerste verdieping van het huis. Verschrikt deed ik een stap naar achteren toen ik de vrouw zag die eruit bengelde.
“wat doe jij hier?” krijste ze naar Joren. Ik hoorde hem duidelijk zuchten.
“Dat is dus mijn heel erg lieve moeder,” zei hi jtegen mij met opvallend veel sarcasme in zijn stem. Met angstige ogen keek ik de vrouw aan. Is dat zijn moeder? Vlug wierp ik een blik op Joren. Nee dat kan echt niet, joren heeft vriendelijke ogen. Die vrouw, ja, die heeft ogen waarvan je zou wegrennen. Ik stond echt op het punt om weg te rennen.
“En wie is dat?” krijste de vrouw mij uit mijn ontsnappingsgedachten.
“Hé mens!”
Er werd een raam geopend van de tweede verdieping. Een jongen stak zijn hoofd uit het raam en keek woedend naar de vrouw. Die jongen is duidelijk Jorens broer.
“Dat is mijn broer,” zei Joren stil.
“waarom maak jij zoveel lawaai?” schreeuwde de jongen naar zijn moeder. De moeder wees met een vuile vinger naar Joren. De mond van de jongen viel open.
“He broertje, je bent terug! En wat heb je daar mee?” schreeuwde hij opgewekt. Echt een luidruchtige familie.
“Je bent terug?” vroeg ik verbaasd aan Joren. Hij knikte.
“Het is weken geleden dat ik thuis ben geweest,”
Verbaasd keek ik hem aan. Waar slaapt hij dan? Toch niet in zijn auto? Boven ons hoorde ik moeder en zoon discuseren over wie ik was.
“Misschien is ze van het OCMW?” bedacht de jongen.
“Na ons laatste gesprekje met het OCMW? Nee ik denk het niet,” schreeuwde de vrouw terug.
“Nee daar heb je gelijk in. Ik denk ook niet dat ze daar zo’n knap vrouwvolk daar hebben,” besloot de jongen.
“Dat is mijn vriendin, Jenda!” mengde Joren zich in het gesprek. Hij had er blijkbaar genoeg van. De mond van de jongen viel open en de vrouw viel bijna uit het raam. Ze kon haar nog net vasthouden aan iets wat vroeger een gordijn was geweest.
Zo stil mogelijk probeerde ik de deur te openen. Waarschijnlijk slaapt iedereen al. Zo geruisloos mogelijk wou ik de trap opsluipen maar ik merkte dat er nog licht brandde in de keuken. Misschien Matthias. Ik was eigelijk wel geïnterreseert hoe het etentje was. Saai of doodsaai. Ik denk het tweede.
Misschien is het een inbreker, schoot er ineens door mijn hoofd. Ik kon mezelf wel slaan. Een inbreker... Jenda waar haal je het? Maar nu had ik mezelf wel bang gemaakt. Om mezelf gerust te stellen liep ik de keuken in. Het eerste wat ik zag was een doos eieren die op de grond viel.
“Jenda!” verschoten sloeg Aaron de koelkast dicht. Dus geen inbreker of zelf niet Matthias, het was aaron.
“Je deed me verschieten,” mompelde hij terwijl hij een schoteldoek uit de wasbak nam.
“Hoe ruim je in Godsnaam eieren op?” mompelde hij weer. Ik denk wel tegen zijn eigen.
“Stofzuiger?” probeerde ik.
“Stofzuiger? Nee ik probeer het wel met een vod,”
“Ik help wel,”
Hoodstuk 12
“En hoe was het bij Joren?” vroeg Aaron me. We waren net klaar met de eieren op te ruimen en zaten uit te puffen in de zetel. Echt, laat nooit eieren vallen. Het is veel te vermoeiend om op te ruimen.
“Raar,”
“Hoezo?”
“Ik weet niet,” ik zuchtte.
“Wat is er?” Aaron legde plots zijn arm op mijn schouders. Ik negeerde het maar. Het zal wel uit medeleven zijn.
“Volgens mij passen Joren en ik niet bij mekaar. Met die familie enzo en eigelijk hebben we toch wel vaak rusie,”
“Ik vind ook niet dat jullie bij mekaar passen,” zei hij en hij legde zijn hand op mijn been.
Verbaasd keek ik hem aan. Zo troost je niet! Hij moest iets zeggen van, natuurlijk passen jullie wel bij elkaar en al zeker van me afblijven!
“Ik vind dat wij veel beter bij mekaar passen,”
Nee! Dit kan ik niet verdagen! Verschrikt sprong ik uit de zetel. Joren greep nog net mijn pols vast en hield me tegen zodat ik niet zou weglopen.