Citaat:
Romeo zuchtte. “We kunnen niets zeggen, Harry. Leden van de Orde lopen allemaal gevaar. Zelfs nu, op dit moment. En dat wisten we toen we ermee begonnen. Remus wist dat ook, en het hoeft nog niet te laat te zijn voor hem. We doen wat we kunnen. Maar dat is op dit moment niet veel.”
Harry zweeg.
“We kunnen op dit moment weinig meer doen dan door blijven gaan met patrouilleren rond het dorp waar Lupin woonde, en bij de vermoedelijke verblijfplaats van Jeweetwel”.
Harry’s mond viel open. “Jullie wéten waar Voldemort is?”
De gezichten van meerdere tovenaars aan tafel vetrokken, Tops grimaste en mevrouw Wemel sloeg haar hand voor haar mond en piepte geschokt: “Harry!”
“We hebben een vermoeden, Harry,” gromde Dolleman, die de enige was die niet gereageerd had op het noemen van Voldemort’s naam. “Maar niet meer dan dat.”
“Kunnen jullie geen inval doen om het zeker te weten?”
“Nee, veel te riskant.”
“Is het in Villa Villijn?”
De heksen en tovenaars keken elkaar aan, en het duurde enkele ogenblikken voor Dolleman antwoord gaf. “De Heer van het Duister is listig. Maar zelfs hij zou nooit twee keer hetzelfde onderkomen kiezen. Zelfs niet, als niemand dat verwacht”. Zijn magische oog staarde Harry doordringender aan dan ooit, haast alsof hij hem dwong verder zijn mond te houden.
“Ik denk dat we beter op het volgende punt kunnen overgaan,” zei Romeo Wolkenveldt snel.