Dyonne schreef:Joyce, wat een verhaal zo. Maar ik herken het wel. Allemaal losse klachten, en ineens worden de puzzelstukjes gevormd tot een complete puzzel.
Ik vroeg me af, als je een paardje al dieetgericht voert, heeft testen op IR dan wel zin? Of is er kans dat er dan niets uitkomt?
Dan is er idd de kans dat er niks uitkomt. Als je mijn Tiesto nu zou prikken zou dat niets opleveren waarschijnlijk.
Bron: paardnatuurlijk.nl
Diagnose
Aan de symptomen kun je al goed afleiden of een paard waarschijnlijk aan insulineresistentie lijdt. Maar als je het echt zeker wilt weten kun je een dierenarts het glucose EN insulinegehalte van het bloed laten meten. Ook zijn er paarden die nog geen duidelijk zichtbare symptomen hebben maar desondanks wél insulineresistentie hebben, voor hen is een test dan ook heel verstandig.
Geef minimaal vier uur voor de test geen voedsel en laat het paard ook minimaal vier uur voor de test geen arbeid verrichten, dan is de test het meest betrouwbaar maar ook dan kan de uitslag van dag tot dag significant wisselen. Daarom is het aan te bevelen om meerdere malen de insulinewaarde te laten bepalen, aldus Shannon E. Pratt, PhD, of North Carolina State University.
Een waarde van 20-30�/ml betekent dat het paard een verhoogde waarde heeft en het beste in de nabije toekomst nogmaals kan worden getest (ondertussen zorg je er uiteraard voor dat ook dit paard zeer sober wordt gevoerd: geen krachtvoer of granen, voorzichtig met gras en absoluut geen wortels, appels, enz.). Een waarde van 30�/ml geeft aan dat het paard echt insulineresistent is. Als je weet dat een paard aan insulineresistentie lijdt, kun je het dieet zo aanpassen dat hij er zo weinig mogelijk last van heeft.
------
Het aanbod van glucose door het spijsverteringssysteem is niet constant; het hangt af van de hoeveelheid en het soort voedsel dat je paard krijgt. Daarnaast is het verbruik van glucose sterk afhankelijk van allerlei factoren, waaronder de spieractiviteit. Hoe meer de spieren worden gebruikt, des te meer brandstof ze verbruiken. Een aantal mechanismen bewaken het glucosepeil in het bloed. Vet wordt daarbij gebruikt als buffer: een eventueel overschot aan glucose wordt omgezet in vet, en in tijden van schaarste kan het vet weer worden omgezet in glucose.
Of er waarden in het bloed gemeten kunnen worden hangt dus af van verschillende factoren; hoe laat hoeveel en wat heeft ie gegeten, hoe laat na het eten wordt geprikt en heeft ie wel of niet bewogen. Een bloedonderzoek kan dan ook een vals positieve of vals negatieve uitslag geven.
Diabetes bij mensen komt in twee vormen voor:
Gebrekkige insulineproductie
Dit is de meest bekende oorzaak van diabetes. Het lichaam kan niet genoeg insuline aanmaken waardoor het glucosepeil in het bloed te hoog oploopt. Dit is een situatie die vroeg in het leven ontstaat en ook wel "diabetes type I" wordt genoemd. De behandeling bestaat uit het opheffen van het tekort door veelvuldig kunstmatig insuline toe te voegen door middel van injecties. Deze vorm van diabetes komt bij paarden nauwelijks voor.
Insulineresistentie (IR)
Bij insulineresistentie wordt er wel genoeg insuline aangemaakt, maar de cellen in het lichaam reageren niet meer goed op de insuline; ze zijn er ongevoelig voor geworden. Er is dan steeds meer insuline nodig om de cellen de glucose te laten opnemen. Deze vorm van diabetes ontstaat pas later in het leven en wordt "diabetes type II" genoemd. Bij mensen wordt vaak de term "ouderdomssuiker" gebruikt.
Bij insulineresistentie zijn er twee stadia te onderscheiden:
Het "pre-diabetes" stadium, ook wel "Impaired Glucose Tolerance" (IGT) genoemd. In deze situatie wordt de insulineresistentie door de pancreas gecompenseerd door steeds meer insuline aan te maken. De ongevoelig geworden cellen nemen dan door de verhoogde hoeveelheid insuline toch nog voldoende glucose op. Het glucosepeil is dan nog binnen de perken, maar het insulineniveau is dan aanmerkelijk verhoogd. Dit is het meest voorkomende stadium dat bij paarden wordt aangetroffen. Bij hogere aanvoer van snel verteerbare koolhydraten is er dan soms te weinig insuline beschikbaar waardoor het suikergehalte tijdelijk hoog oploopt. Het hoge insulineniveau zorgt ervoor dat er bij daling van het glucosepeil er nog te lang glucose wordt opgenomen: er wordt dan teveel glucose omgezet in vet terwijl het glucosepeil (te) lage waarden aanneemt. Als het proces van ongevoeliger worden voor insuline verder voortschrijdt kan het uiteindelijk leiden tot het volgende stadium:
Ondanks de hoge productie van insuline lukt het niet meer om het glucosepeil onder controle te houden. Bovendien kan de pancreas uitgeput raken waarbij het insulinepeil weer lager wordt. Het bloedsuikergehalte stijgt daarbij tot hoge waarden, terwijl de cellen geen glucose meer kunnen opnemen en verhongeren. In dit stadium zal het lichaam vermageren. Veel paarden bereiken dit stadium nooit, maar wanneer dat gebeurt zal bij uitblijven van de behandeling het dier vermageren en steeds meer kwalen oplopen die uiteindelijk leiden tot de dood.
Bij paarden komt insulineresistentie regelmatig voor, voornamelijk in de vorm die "Impaired Glucose Tolerance" wordt genoemd. Doordat de symptomen divers zijn wordt de oorzaak vaak niet herkend. Maar een relatie met hoefbevangenheid komt vaak voor.