
Tot de noodzakelijke eigenschappen van een koetsier behooren, behalve een gezond lichaam, eene lichte, rustige, zachte hand, veel geduld en tegenwoordigheid van geest, veel liefde voor zijn vak en voor zijn paarden en last not least een grondige theoretische en praktische vakkennis.
De hulpen van den koetsier zijn de hand, de stem en de zweep. Alle drie moeten samenwerken en elkander wederkerig ondersteunen.
De stem dient zoowel tot opwekking, als tot kalmeering van het paard en tot waarschuwing der voetgangers.
De zweep, het hoofdwerktuig van den koetsier, moet doen wat bij een ruiter door sporen en been wordt teweeggebracht en dient om meegaandheid in den mond van het paard te bewerken en te zorgen dat het goed aan 't bit gaat.
Eigenlijk is er in al die jaren niet veel veranderd
