
"Daar heb je 'm". De vrachtwagen van de Rendac reed het erf al op. Mijn hart klopte in mijn keel en ik ging snel de schuur in. "Dag, lieve Bob", dacht ik. Ik hoorde de motor draaien. "Weg, met die auto", het duurde me veel te lang. Met mijn vingers in m'n oren wachtte ik tot hij wegging.
"Schat, waar ben je?", riep m'n vriend. "Ik heb ‘m even een kopje koffie aangeboden". "KOFFIE?" Maar voor ik iets kon zeggen, zat ik al koffie te drinken met de chauffeur. Het bleek ook een mens te zijn. Eigenlijk best een aardige meneer. "Maar wat gebeurt er nu met Bob?", vroeg ik. "Ik ben uitgehuild, dus u kunt me alles zeggen", Hij vertelde dat de dieren worden vermalen tot korrels waar groene stroom uit opgewekt wordt. Bob is nu een lichtje in de duisternis. Maar dat wist ik al.