Hulpen
Wat zijn hulpen?
Hulpen zijn door de mens bedachte en aan het wezen ‘paard’ afgestemde en aangeleerde tekens, waarmee we als mens willen duidelijk maken aan het paard wat we willen.
Soorten hulpen
Er zijn diverse soorten hulpen, in volgorde:
1. zithulpen (gewichtshulpen) ;
2. beenhulpen (kuithulpen);
3. teugelhulpen;
4. mentale hulpen
Al worden ze hier apart vermeld, het is toch van groot belang al deze hulpen tezamen te gebruiken, enkel dan zal een evenwichtig resultaat kunnen worden bereikt.
1. Zithulpen
De zithulp is de primaire hulp van de ruiter. We onderscheiden 4 soorten zithulpen:
- de ontlastende, verlichte zit
Wordt voornamelijk gebruikt bij jonge paarden, waarvan het eigen zwaartepunt ver naar voren
ligt in het paardenlichaam;
- middenzit;
- belastende zit
Wordt voornamelijk gebruikt ter verzameling;
- linkszit / rechtszit
Deze zit wordt gebruikt om de buiging aan te geven. De ruiter houdt hierbij schouders
en heupen parallel aan die van het paard. De binnenzitbeenknobbel van de ruiter wijst naar
de plek op de grond, exact waar het binnenachterbeen van het paard moet neergezet worden.
De ruiter houdt zijn binnenbeen op de singel en zijn buitenbeen achter de singel.
2. Beenhulpen
Beenhulpen (en teugelhulpen) zijn de secundaire hulpen, zij komen dus na de primaire hulpen; de zithulpen. Beenhulpen kunnen heel wat invloed hebben op ons paard, ze regelen namelijk de impuls, de drang, de ribbenbuiging, de aanspanning van de buikspieren, het ondertreden van de achterbenen en het correct plaatsen van de achterhand ten opzichte van de voorhand.
Er zijn 3 soorten beenhulpen:
- tweezijdig voorwaarts drijvend;
- eenzijdig zijwaarts drijvend;
- eenzijdig begrenzend, om uitzwaaien van de achterhand te voorkomen
De hulpen kunnen op en achter de singel gegeven worden.
Een veel voorkomend probleem is dat ruiters de benen optrekken waardoor ze een gespannen houding aannemen en vaak naar voren vallen in het zadel. De bedoeling is om de benen losjes te laten hangen in het zadel, recht naar beneden, zodat hoofd, schouders, ellebogen, heupen en hielen één verticale lijn vormen. De hielen dienen te worden uitgedrukt en de tenen moeten licht naar binnen wijzen.
3. Teugelhulpen
Er bestaan veel verschillende soorten teugelhulpen:
- contactteugel, tot stand gebracht door de ruiter;
- aanleuning, opgezocht door het paard vanuit de impuls via een soepele verbinding tussen de
mond en de handen;
- toestaande teugelhulp (bij overgangen) waarbij de hand naar voren wordt gebracht maar
waarbij de teugelspanning behouden blijft;
- gevende teugelhulp (bij halsstrekken) waarbij de hand naar voren wordt gebracht en waarbij de
teugelspanning afneemt;
- weerstand biedende teugelhulp;
- begrenzende buitenteugel (om over de buitenschouder vallen te voorkomen);
- stelling vragende binnenteugel
Teugelwerking
We onderscheiden 2 soorten teugelwerking:
1. directe teugelwerking: deze werkt direct op de neus (kaptoom) of in de mond (bit) van
het paard en stelt ons in staat om in stelling links of rechts te gaan en om de hals te strekken;
2. indirecte teugelwerking: deze werkt op de voorhand van het paard en stelt ons in staat
om de schouders van het paard meer naar binnen of naar buiten te zetten tegenover de
achterhand. De ruiter kan dus als het ware de voorhand van het paard ‘verzetten’.
Om onder andere het paard niet te storen in de mond is het van groot belang dat een juiste hand- en armhouding wordt aangenomen. De handen dienen rechtop te staan met de duimen als ‘dakjes’, de polsen en vingers kunnen dan goed veren en het polsgewricht voelt soepel aan. De armen blijven naast het lichaam en vormen een vlotte rechte lijn vanaf de elleboog via de teugels tot aan het bit. De handen worden losjes gedragen en mogen niet te hoog gedragen worden alsook mogen ze niet neergezet of vastgezet worden.
4. Mentale hulpen
Zeker niet onbelangrijk, maar vaak vergeten, zijn de mentale hulpen. Het is van groot belang op voorhand te weten waar je juist naartoe wilt rijden en hoe je daar naartoe wilt rijden. Denk vooruit en wacht niet tot op het moment, onbewust heeft ook dit een invloed op je houding en beweging en dus ook op de houding en beweging van je paard.
Versale en traversale hulpen
Versale hulpen gebruikt met om het paard recht te richten met het binnenbeen en de buitenteugel (schoudervoor, schouderbinnenwaarts).
Traversale hulpen gebruikt men op het paard recht te richten met het buitenbeen en de binnenteugel (travers, renvers).
Mate en moment
Heel erg belangrijk bij het werken of trainen met paarden is dat de hulpen, zowel correcties als beloningen, op het juiste moment en in de juiste dosis gegeven worden; zo zacht als kan maar zo hard als nodig. De hulpen moeten worden gegeven in overeenstemming met de bewegingen en beenzettingen van het paard.
Een kudde van hulpen
Het is de bedoeling dat de ruiterhulpen het paard omringen en dat het paard veilig in het midden loopt, net als in een kudde:
- de ruiter bepaalt de richting (leidende merrie);
- de linkerteugel zorgt ervoor dat het paard linksvoor niet uitbreekt;
- de rechterteugel begeleidt de rechterschouder;
- het linkerbeen zorgt ervoor dat het linkerachterbeen in het gareel blijft;
- het rechterbeen begeleidt het rechterachterbeen;
- en de ruiter bepaald het tempo (drijvende hengst)
BRONNEN:
http://www.paardenbegrijpen.nl/algemeen/kennisbank-paarden-begrijpenhttp://www.roosberg.nl/modules/mastop_publish/?tac=100