Ik heb wel een aanvulling voor het exterieur gedeelte:
Citaat:
De Arabieren zelf noemen het Arabische paard keheilan, wat ‘door en door raszuiver’ betekent.
Een van de belangrijkste verschillen tussen het Arabische paard en andere rassen is het aantal ruggenwervels. Alle andere paardenrassen hebben achttien ribben, zes lendenwervels en achttien staartwervels. De Arabier heeft zeventien ribben, vijf ruggenwervels en zestien staartwervels. En hij heeft een ander uniek kenmerk dat bekend staat als de mitbah, dat is de hoek waarmee zijn hoofd op de hals staat. Het kleine hoofd van de Arabier loopt schuin toe naar de neus – een neus die in de holte van een halfgeopende hand moet passen. Doordat het hoofd hoog op de hals wordt gedragen heeft het veel bewegingsvrijheid, bijna in elke richting. Ook is de hals fraai gebogen.
Een ander uniek kenmerk van het ras is de jibbah, een schildvormige bobbel tussen de enorm grote, wijd uit elkaar geplaatste ogen van de Arabier. Deze bobbel loopt naar boven toe door naar een punt tussen de oren en naar beneden toe tot op eenderde van het neusbeen.
Zijn elegante hals gaat in een sierlijke boog over in een ronde schoft en sterke, schuin geplaatste schouders. De rug is kort en heeft een hoog kruis, dat duidelijk is afgerond. De Arabier heeft een brede, diepe borst, die ruimte biedt aan uitzonderlijk sterke longen. Daardoor kan hij lange tijd werken zonder te vermoeid te raken, waardoor hij bijzonder geschikt is voor langeafstandsritten. Daar komt bij dat hij droge, harde benen heeft. Zijn hoeven zijn perfect en krachtig met een bijna volmaakte vorm.
Zijn snelheid en uithoudingsvermogen worden zeer bewonderd. Zijn gangen zijn heerlijk om naar te kijken – hij beweegt vrij en licht alsof hij danst en lijkt wel te zweven. De lange, zijdeachtige manen en staart, die hoog wordt gedragen, zijn prachtig.
De Arabier is geen groot paard, hij is zelden hoger dan 152 cm. De grijze kleur of schimmel – die lichter wordt bij het vorderen van de leeftijd – onderstreept deze sprookjesachtige charme. Maar alle effen kleuren komen voor, behalve palomino. De vacht is fijn en zijdeachtig, zodat de aders er doorheen schijnen, en heeft vooral bij vos en bruine paarden een prachtige glans.
Dit is een stukje over het ontstaan van het ras (foklijnen e.d.). Misschien dat een kenner aan kan vullen:
Citaat:
Dit prachtige eeuwenoude ras zou al rond 3000 v. Chr. zijn ontstaan. Het heeft een enorme invloed gehad op veel van de meer moderne paardenrassen van vandaag de dag.
Gezegd wordt dat Allah zei toen hij het paard schiep: ‘Ik noem je paard, ik maak je tot Arabier en ik geef je de kastanjebruine kleur van de mier. Ik heb geluk aan je maantop tussen je ogen gehangen. Je bent de Heer over de andere dieren. De mens zal je volgen waarheen je ook gaat. Je bent net zo goed om te achtervolgen als om te vluchten. Rijkdom zal op je rug rusten en het geluk zal door je worden bemiddeld.’ Vervolgens bracht Allah als merkteken van glorie en geluk een witte ster op het midden van het voorhoofd aan.
Door te verkondigen dat Allah het Arabische paard had geschapen, was de profeet Mohammed ervan overtuigd dat wie het paard goed behandelt beloond zal worden in het hiernamaals. Dat en de opvatting dat ‘geen kwade geest het zou wagen een tent binnen te gaan waarin een zuiver gefokt paard huisde’, stimuleerde de verdere fokkerij van de Arabier. In de loop der eeuwen beschermden de bedoeïenen van de Arabische woestijnen met alle inzet het voortbestaan van het Arabische paard. Ze probeerden hem asil – puur – te fokken, zoals Allah bedoelde. Elke inbreng van vreemd bloed uit de bergen of de steden rondom de woestijnen was strikt verboden.
Vanwege het ruwe leven in de woestijn zou de Arabier nauw met zijn nomadische meesters optrekken, voer en water – en soms zelfs zijn slaapplaats – met hen delen. Daardoor heeft hij een sterke affiniteit met de mens en een grote intelligentie opgebouwd.
De vijf hoofdlijnen binnen het ras droegen de namen Kehilan, Seglawi, Abeyan, Hamdani en Hadban.
De Kehilan-lijn stond bekend om zijn diepe borst, mannelijke kracht en formaat – de gemiddelde hoogte van paarden van deze lijn was 157 cm. Hun hoofden waren opvallend kort en ze hadden een bijzonder breed voorhoofd met een uitzonderlijke brede kaaklijn.
De Seglawi-Arabier was bijzonder verfijnd en vertoonde een bijna vrouwelijke gratie en elegantie. Hij had fijne botten en was slechts 147 cm, met een langer hoofd en hals dan de Kehilan. Dit slanke kleine paardje was bereomd vanwege zijn snelheid, ook al miste hij misschien wat van het uithoudingsvermogen van zijn grotere verwanten.
Net als de Seglawi was ook de Abeyan-lijn van een verfijnd type. Zuiver gefokt hadden ze een langere rug dan de typische Arabier.
In tegenstelling daarmee was het Hamdani-paard tamelijk eenvoudig met een atletische bouw en zwaardere botten. Hij miste de geprononceerde jibbah en had een rechter profiel en hals. Hij was ook groter van bouw, met een gemiddelde stokmaat van ongeveer 157 cm.
De Hadban was een kleinere versie, lager dan 152 cm. Hoewel hij ook opmerkelijk gespierd en zwaarder van bot was, was hij vooral beroemd om zijn vriendelijke en meegaande aard. Zijn voornaamste kleur was zwartbruin of roodbruin, met zeer geringe tot geen witte aftekeningen.
Het aandeel dat de Arabier gespeeld heeft in de ontwikkeling en verfijning van meer paardenrassen overal ter wereld is enorm.
Van de Arabier wordt wel gezegd: ‘Hij vormt het oudste fokmateriaal van alles, hij gaat rechtstreeks terug op het begin en is nergens anders van afgeleid. Hij heeft de gave, die alleen het echt oudste fokmateriaal heeft, dat hij absoluut dominant vererft en dat hij als geen ander met een onweerstaanbare kracht zijn stempel op zijn nakomelingen drukt. De Arabier is de hoogste en edelste oorsprong van de Engelse volbloed, van de beste paardenrassen van Noord-Afrika en van lichte paarden overal ter wereld.’
Tegenwoordig zijn er nog steeds verschillende Arabische lijnen en types. Misschien is de beroemdste lijn wel die van de Crabbet-stoeterij, die nog voor het einde van de 19e eeuw werd opgericht door Lady Ann en Sir Wilfred Scawen Blunt. Zij kochten paarden van woestijnbedoeïenen en ze importeerden ze sinds 1878. sommige van de belangrijkste waren de merrie Rodania en de hengsten Mahruss II en Mesaoud. Crabbet-lijnen worden enorm gewaardeerd ook al worden ze steeds zeldzamer.
De Egyptische Arabier is ook zeer vermaard, als afstammeling van de kuddes van Mohammed Ali Pasja en zijn kleinzoon Abbas Pasja en van de twintig paarden die van Crabbet naar de Sjeik Obeyd-stoeterij van Lady Blunt werden gestuurd. President Nasser van Egypte gaf vervolgens een hengst aan de Tsjerkeense Staatsstoeterij van Rusland, waar hij veel werd gebruikt bij renpaarden en merries van Poolse afkomst. Poolse Arabieren staan bekend om hun goede bouw en schoonheid.
Voor beide stukken is de volgende bron gebruikt:
Langrish, B. & Swinney, N. J., De kracht van paarden, Parragon 2005