Bucephalus schreef:Over vererving bestaan verschillende theoriën, bijv. de wet van Galton. Hij voerde experimenten uit met kleurvererving van Basset Hounds. Kleurvererving is een van de genetische eigenschappen die gemakkelijk te traceren is. Hij ging ervan uit dat een nakomeling 1/2 deel erfde van de vader en 1/2 van de moeder, 1/4 van zijn grootouders, 1/8 van zijn overgrootouders, 1/16 van zijn betovergrootouders enz. Veel van de moderne foksystemen zijn nog steeds gebaseerd op deze theorie.
Prepotentie van een bepaald dier kan echter de hele rekenarij in duigen laten vallen. Als bijv. een bepaalde hengst zijn eigenschappen sterk vererft en de merrie uit een zwakke genenpool stamt, gaat de theorie al niet op.
Een ander foksysteem is dat van Bruce Lowe die zijn systeem baseerde op de moederlijn. Hij traceerde bij de Engelse volbloeds die merries, die aan de basis stonden van dieren, die het beste hebben gepresteerd in de klassieke races in Groot-Brittannië. Hij deelde de merries in naar familie. Hij zocht uit welke dieren de grootste invloed uitoefenden en gaf de familie vervolgens de nummers 1 (beste) t/m 43. Vervolgens zag hij dat 9 families onmisbaar waren bij het produceren van top-racepaarden en deelde deze vervolgens weer verder in.
Bobinski en Zamoyski publiceerden in 1953 'Family Tables of Racehorses', waarin zij de indeling van Lowe verder uitsplitsten en toespitsten op een aantal merries die aan de basis stonden. Daarbij ontdekten zij dezelfde dieren, wiens families weer aan elkaar werden gelinkt. Je kunt de theorieën in twijfel trekken, maar zij vormen toch weer uitgangspunten voor verdere studies en geven weer stof om over na te denken.
Het meest recente onderzoek stamt uit augustus 2002 van Dr. Emmeline Hill et.al. uit Dublin. Zij publiceerde: "History and Integrity of Thoroughbred Dam Lines Revealed in Equine mtDNA Variation," een baanbrekende studie op het gebied van de vererving op basis van mitochondriaal materiaal. Mitochrondriaal DNA (mtDNA), aanwezig in elke cel van elk dier, wordt alleen maar via de moeder doorgegeven. Op deze wijze kun je de directe genetische moederlijn traceren. In tegenstelling tot chromosomale genen, wordt mitochondriaal DNA doorgegeven als geheel, en de betrouwbaarheid is niet gebaseerd op verschillend interpreteerbare statistische benaderingen. Als je mtDNA samples met elkaar vergelijkt, stemmen zij overeen of niet. Door de resultaten van het mtDNA onderzoek te vergelijken met de pedigrees van 100 volbloeds vond zij een bepaald aantal onregelmatigheden in de pedigree, sommigen gingen terug naar de 17e eeuw en andere waren van recentere oorsprong.
MtDNA verandert niet snel. Er gaan tienduizenden jaren overheen, voordat dat gebeurt.
Er bestaat geen kant en klare formule die je kunt toepassen in de fokkerij. Je kunt niet voorspellen welke genen van welke voorouder bij de volgende generatie zullen klikken. Dat kan telkens weer een ander resultaat opleveren. Progressie en verbetering gaan niet van de ene dag op de andere. Dat kost veel geduld en tijd. Als je niet veel tijd hebt kun je beter een goed paard kopen, dan ben je vaak beter en in ieder gval goedkoper uit.
Er bestaat wel een kant en klare formule, alleen wij hebben geen weet van die formule. Dat is de formule die natuur hanteert. Een formule die telkens weer selecteert en de genen zodanig groepeert dat de uitkomsten telkens weer hetzelfde zijn. De natuur is in staat om middels die formule exact dezelfde dieren met dezelfde prestaties, levensduur, weerstand etc. etc. te produceren.
Helaas hebben wij ons nog maar bitter weinig in die formule verdiept.
Het in 1894 geproduceerde systeem van Bruce Lowe bevatte zoveel gaten en vragen dat dit systeem er mede toe leidde dat Dr. Axel de Chapeaurouge zijn omvangrijke Genenforschung startte. Dit genenonderzoek bleek uiteindelijk aanmerkelijk beter onderlegd te zijn en gaf veel betrouwbaardere handvaten dan het systeem van Lowe.
Dit geldt eveneens voor de wet van Galton. Deze wet is allang achterhaald en middels de ontdekte mitochondrieen weten we dat de merrie meer vererft dan de hengst.
Het onderzoek van de universiteit van Dublin was niet bepaald gebaseerd op de fokkerijsysteem, maar richtte zich expliciet op de afstamming van de Engelse Volbloeds. Aangezien men lange tijd min of meer had aangenomen dat de EVs allen van de zgn .100 Royal Mares afkomstig waren. Middels dit onderzoek werd aangetoond dat die aanname onjuist bleek te zijn en dat er slechts 15 tot hooguit 30 merries aan de basis hebben gestaan van het EV. Deze merries bleken zonder uitzondering allen van Orientaalse orgine te zijn geweest.
Van veel groter belang acht ik de eeuwenoude praktische ervaring en de op die ervaring gebaseerde systemen van de bedoeien. Zowel het onderzoek van Dr. de Chapaurouge alsmede het recentelijk onderzoek van de universiteit van Hannover en de praktische ervaringen en toepassingen van de oude Landstallmeisters sluiten veel meer aan bij het systeem dat de bedoeinen dankzij eeuwenoude kennis en ervaring hanteerden.
De bedoeinen waren een met de natuur en hebben die nauwkeurig bestudeerd. Op basis van die kennis en ervaringen hebben zij een systeem ontwikkeld dat qua fokkerij aanmerkelijk meer zekerheden biedt.
Helaas meent men nu het veel beter te weten dan de bedoeienen, Dr. de Chapeauderouge en de Landstallmeisters. De partjes- en de modefokkerij hebben geen van beide ook nog maar iets te doen met deze eeuwenoude praktische kennis, ervaringen en resultaten.
De uitkomsten van de partjes- mode- en indexen.fokkerij zijn echter wel van een aanmerkelijk dubieus gehalte