Citaat:
E. Gal _ 11-12-02 _ Jonge hengsten
Vorige week woensdag was ik met een hengst in Stegeren om hem te laten zien aan de hengstenkeuringscommissie. Dat zette me opnieuw aan het denken over het hele traject dat een jonge hengst moet afleggen om uiteindelijk goedgekeurd te worden en in trek te blijven bij de fokkers. Zo’n jonge hengst krijgt in mijn ogen heel veel op z’n bordje.
Dat begint al als ze 2,5 jaar zijn met de keuring in Ermelo. Doen ze het daar goed, dan wordt het traject vervolgd met Den Bosch en eventueel het verrichtingsonderzoek. Daarna staan hengstenshows, hengstencompetitie en Pavo Cup op het programma. Een topper maakt nog kans op uitzending naar het WK voor jonge dressuurpaarden en een jaar later herhaalt deze cyclus zich weer. Pas op z’n zesde komt zo’n jonge hengst in wat rustiger vaarwater.
In mijn ogen kan bijvoorbeeld het verrichtingsonderzoek nog eens onder de loep worden genomen. Vijftig of zeventig dagen is namelijk erg lang voor een jong paard. Ik denk dat het niet nodig is om een paard over zo’n lange periode te beoordelen om de natuurlijke aanleg boven water te krijgen. Als ik een jong paard ga uitproberen, ga ik toch ook niet zeventig keer terug om hem te testen?
Natuurlijke aanleg. Dat klinkt leuk, maar dat kun je bij wijze van spreken ook los in de wei beoordelen. Uiteraard moet er sprake zijn van natuurlijke aanleg bij een potentiële dekhengst, maar er moet ook een ruiter of amazone op zijn rug zitten die de aanleg naar boven haalt. Juist die ruiter of amazone zorgt ervoor dat het talent zo optimaal mogelijk wordt benut. Daarom vind ik het wenselijk dat de eigen ruiter meer bij het onderzoek wordt betrokken. Dat deze bijvoorbeeld twee keer in de week naar het testcentrum gaat om de hengst te rijden.
Per paard is het daarnaast heel verschillend hoe de ontwikkeling verloopt. De één is heel snel, de ander wat langzamer. In het verrichtingsonderzoek zou men onderscheid moeten maken in deze paarden. Ontwikkelt een hengst zich sneller, dan moet het toch mogelijk zijn dat hij zijn onderzoek in minder dagen kan afronden? De beoordeling zou meer individualistisch moeten zijn. Ik snap dat het lastig is voor de keuringscommissie, want hoe leg je aan een eigenaar uit dat de ene hengst langer moet blijven dan de andere? Ik denk dat transparantie in dit geval noodzakelijk is.
Als ik zelf mocht kiezen, zou ik mijn jonge hengst eerst een paar jaar zelf opleiden en dan pas aanbieden voor de hengstenkeuring, maar ik kan me voorstellen dat dit voor een hengstenhouder niet aantrekkelijk is. Hij mist dan een aantal dekjaren en dus inkomsten en moet zijn hengst in training zetten. Van de andere kant; iedereen heeft er toch baat bij dat een paard zich op een zo goed mogelijke manier ontwikkelt? De eerste twee jaar zijn in de opleiding van een paard gewoon heel belangrijk. Dat is iets wat ik door de jaren heen wel heb geleerd.
Ik zit niet zo diep in de fokkerij, maar wel in de sport. Het moet mogelijk zijn om deze twee meer te verenigen en voor iedereen – hengstenhouders, ruiters en keuringscommissies – bevredigend te maken.
Edward Gal, dressuurruiter
Deze column verscheen vrijdag 2 december 2011 in De Paardenkrant