carola schreef:OCD komt vooral veel voor bij grote / langbenige paarden. De botten kunnen de groei gewoon niet bolwerken, en daardoor ontstaat vaak OCD. Ik denk dat het dus wel degelijk aan het fokbeleid ligt. Een paard van 1.65 wordt tegenwoordig al klein genoemd. Moet je kijken naar 20 jaar geleden, toen was een paard van 1.73 nog enorm, nu is het normaal.
OCD is erfelijk, maar het hoeft niet altijd tot expressie te komen (goede opfok is enorm belangrijk). Toch ben ik een tegenstander om OCD paarden in de fok te gebruiken. En ook het fokken van die reuzen is echt niet altijd goed.
Misschien is het goed dat de fokkerij een pas op de plaats gaat maken qua hoogte, en even zich niet meer zo gaat focussen op de hoogte van paarden, maar (nog) meer op het skelet om een gezond sterk paard te krijgen.
Laat ik eens mijn visie geven over het ontstaan van OCD want vroeger hadden de paarden deze afwijkingen niet. Afwijkingen ontstaan niet zomaar, maar zijn altijd een gevolg van iets.
Wat wij wel driftig doen, is vervolgens de symptomen bestrijden maar zoeken niet of veel te weinig naar de oorzaken.
Een paard draagt in stand 3/5 van zijn gewicht dat is 60 % van het totale gewicht op de voorhand. Deze verhouding is niet zomaar uit de lucht komen vallen, maar heeft een zeer diepe achtergronfd waarbij de natuurlijke evenwichtsverhoudingen een grote rol spelen.
Het sportpaard moet net als bij ons het gewicht (massa) evenwichtig verdelen. Wij hebben de beschikking over twee benen die beter geconstrueerd zijn dan onze armen om de lichaamsmassa te dragen.
Het paard heeft de beschikking over 4 ledematen om deze massa te dragen. Simpelweg zou je kunnen zeggen dat is zeer eenvoudig fifty/fifty. Als je echter naar het skelet van een paard (om het even welke) kijkt dan zie je echter dat die voorste en achterste ledenmaten qua constructie en aanhechting aan het skelet behoorlijk verschillen. Zijn dan wel in staat om elk 50/50 van de totale massa te dragen?
Bij nadere bestudering valt op dat de voorste ledematen vanaf de elleboog recht geconstrueerd zijn terwijl de achterste ledematen zoals het kruisbeen, dijbeen, en schenkel dus tot aan het sprongewricht uit hoeken bestaat. Het rechte stukje begint pas bij het spronggewricht.
Anders gezegd de rechte elementen van het voorbeen zijn ongeveer twee keer zo groot als de rechte elementen van het achterbeen.
Ja, dat is logisch zal iedereen zeggen want met de achterbenen moet het paard de massa bewegen. Dat klopt. Maar het paard beweegt niet alleen het staat ook stil en moet ook zich ook met hele kleine passen voorwaarts bewegen om te eten.
Even vanuit de natuurkundige mechanica geredeneerd dan zal elke mechanisch ingenieur je haarfijn kunnen uitleggen dat alles wat gehoekt is minder kan dragen dan wat recht is. Doch alles wat gehoekt is meer kracht kan ontwikkelen dan iets wat recht is.
In stand en bij het grazen komt deze verhouding het paard dus uitstekend van pas. De hoeken van het achterbeen zijn in stilstand minder geschikt om gewicht te dragen. Terwijl het voorbeen in stand wel meer gewicht kan dragen maar in de beweging daarentegen weer niet omdat de schouder niet middels scharnieren aan het skelet verbonden is. Kortom het voorbeen kan wel dragen maar niet het gewicht verplaatsen en voor het opvangen van het gewicht zijn de hoeken van het achterbeen met de verende werking weer veel beter uitgerust.
In de beweging moet het paard dus de 10% die het op de voorbenen draagt, overbrengen naar de achterbenen. Terwijl bij de voorwaartse beweging de achterbenen door middel van de hoeken weer beter uitgerust zijn om bij snelheid het toenemende gewicht op te vangen.
Om de 10% meergewicht over te plaatsen naar het achterbeen beschikt het paard over een ingenieus en fantatisch samenspel van de verschillende gewrichtsonderdelen.
Het paard laat via het lendenmechanisme de achterhand zakken. Dat wil zeggen de goed gespierde lendenpartij drukt alleen het bekken naar beneden. De rug wordt nu als het ware recht en de romp wordt iets naar achteren getrokken. Daarbij trekt de romp via de rugopperarmbeenspier de schouder en via de bovenste nekbandschouderspier de hals aan.
Het meergewicht van hoofd en hals worden nu in de beweging verplaatst naar het zwaartepunt in het midden van de massa. Anders gezegd het paard beweegt zich nu precies in evenwicht.
Voor draagt het paard nu even veel gewicht als achter terwijl het toenemende gewicht bij snelheid door een sterkere tegendruk van hoofd, hals, romp en voorbeen op de hoeken van het achterbeen wordt gedragen. De toenemende druk op de hoeken van het achterbeen stellen het paard nu ook in staat om het grotere gewicht bij snelheid te heffen en te verplaatsen. De massa is een constant gegeven die echter aan de voorwaartse beweging onderhevig is.
De voorwaartse beweging veroorzaakt dus constant een verschuiving van het gewicht. Deze gewichtsverschuiving moet dus via de werking van de verschillende ledematen en gewrichten optimaal in evenwicht worden verdeeld. Dit proces van samenwerking wordt middels het centraal zenuwstelsel via de spieren, pezen en banden gecoordineerd.
Spieren, pezen en banden generen zelf dus niets, maar zijn er dus voor om het skelet optimaal in evenwicht te laten functioneren.
Als we nu dit proces van evenwicht in stand veranderen dat wil zeggen we verstoren dus de ideale 3/5 verhouding en brengen dus een verandering aan in de stand van het skelet, dan belasten we daarmee dus de achterbenen met een permanent groter gewicht.
Zoals we al eerder constateerden en met in achtneming van de natuurlijke mechanica en principes zijn de gehoekte vormen van het achterbeen niet in uitgerust om dat meergewicht te dragen.
Kortom er ontstaat dus een onevenredige belasting in het skelet. Wat zich manfisteert in een toenemend gewicht op de achterbenen.
Het achterbeen is niet geconstrueerd om deze grotere belasting te dragen en zal na verloop van tijd dus afwijkingen te zien geven. Dat is naar mijn stellige overtuiging de oorzaak van de zovele moderne lichaamsafwijkingen die zich o.a in de vorm ocd met name in het knie-en spronggewricht openbaren.
Een ocd gevoelig skelet is dus gebaat bij voldoende beweging omdat dan de gewichtsbelasting meer verdeeld wordt over de verschillende skeletonderdelen. Het is echter totaal geen garantie dat deze paarden gevrijwaard zullen zijn van ocd.
Bij een belasting die meer is dan de natuurlijke bewegingsvorm kan de afwijking zich op latere leeftijd alsnog manifisteren.
En niet alleen in de vorm van ocd maar tal van andere gewrichts-en spierproblemen hebben naar mijn mening met dit fenomeen te maken. In het bijzonder als we dat afwijkende evenwichtskelet ook nog eens extra gaan belasten, zullen de gesignaleerde problemen zich eerder voordoen.
Hoe zit het dan met de erfelijkheid? Hengsten die zelf deze afwijkingen van evenwicht in het skelet vertonen, zullen dus bij een identieke merrie de afwijkingen eerder bevestigen en is de kans op ocd aanzienlijk groter. Wordt de betrokken hengst gepaard met een evenwichtsmerrie dan is de kans kleiner omdat merries meer doorgeven dan de hengst.
Het uit de roulatie nemen van ocd gevoelige hengsten neemt niet oorzaak van ocd weg maar bestrijdt alleen het symptoon. Heb je echter een ocd vrije hengst op driejarige leeftijd en een ocd vrije merrie, maar beide wel met een afwijking in het evenwichtskelet, dan is het risico van een ocd gevoelige product aanmerkelijk groter.
Als een afwijking twee keer in geringe mate mate wordt gecombineerd, resulteert dit meestal in een permanente afwijking. Zolang de oorzaak niet wordt onderzocht, is deze constatering voor wetenschappers een crime omdat beide kandidaten vrij zijn en dan blijkt dat de symptoombestrijding niet de oorzaken wegneemt.
Als we de natuur geweld aandoen en het natuurlijke evenwicht verstoren, krijgen we vroeg of laat de rekening gepresenteerd.