vandaag op school geschreven. Vonnem zelf wel leuk!
<hr>
<center><i>Te Quiero</i></center>
Ik probeer om niet te vergeten hoe het was. De zon, de bloemen, de geuren en geluiden. Jij in de schaduw van die eeuwenoude eik. Ik als toeschouwer van het wereldwonder. Totdat je me riep en mij erbij betrok. Lachend wenkte je mij. Ik lachte terug en bewoon me nonchalant, maar aarzelend, maar je toe. Mijn God, als ik die dag nog eens over zou mogen doen! Wat zou ik dan nog hetzelfde doen?
Ik moest mijn benen hoog optillen om door het hoge gras te komen. Ik knoopte mijn rok omhoog. Het duurde een eeuwigheid tot ik je enigszins genaderd was. Je lachte breeduit. Je straalde. Je witte blouse en broek weerkaatsten het koele licht van de schaduw. Je donkere haren deinden zachtjes in de wind. Je gebruinde huid maakte het beeld compleet. Je stapte uit de schaduw en rende op me af, gekke bokkensprongen makend om door het gras te komen. Je haren wapperden in de wind, met je armen bewaarde je je evenwicht. Ik stond stil en moest geweldig lachen, waarschijnlijk van de zenuwen. De zon was fel en brandde op het veld. De krekels maakten een flink kabaal.
"Te quiero!" Riep je "Te quiero!"
Je omhelsde me, pakte me op en droeg me verder. Je donkerbruine ogen keken me aan. "You know I really love you?" Ik glimlachte. Wat zou het anders kunnen zijn? De Liefde! Met mijn hand moest ik mijn hoed vasthouden. Bij de brede boomstam zette je me neer. Je linkerhand haalde de hoed van mijn hoofd. De andere woelde door mijn losse haar. Zachtjes fluisterde je op een lieve toon. Je vingers streken langs mijn wang. "You look like an angel, in white." Een koele bries streek langs onze gezichten. Mijn ogen sloten zich loom. "Come," zei je "let's go." Hand in hand waadden we door het gras. Zachtjes golfde het veld om ons heen. Ik had mijn hoed in mijn hand en volde de wind door mijn haar waaien. Ik keek je aan. Ik wilde je zoveel vragen. "Promise me you'll never leave me" zei ik. Je ogen zeiden al wat je stem even later herhaalde "I would never leave you". We stapten in de auto en reden verder naar zee.
Nu lig je hier met je kleurloze doffe haar, je strakke levenloze gelaat. Je huid heeft zijn kleur verloren. Asgrauw kleuren je handen op je borst. Je ogen gesloten. De diepbruine kleur zal nooit meer zegevieren. Je handen hebben hun eeuwige rust gevonden, verstrengeld in elkaar. Je stem zal nooit meer echoën over de vlakten. Je spieren zijn verstijfd en zullen nooit meer de liefde dragen. Je tanden zullen zich nooit meer blootgeven aan het leven. Je hersens zullen nooit meer naar de juiste woorden moeten zoeken.
Je bent er altijd voor mij geweest. Je hebt je nooit schuldig gemaakt aan het overtreden van één van de regels die we ons gesteld hadden. Je onaflatende aanwezigheid, je onbegrensde liefde. Je handen zijn koud, het vuur vanbinnen is gedoofd. Je hebt me alles gegeven, je hebt geen enkele belofte gebroken, behalve die ene. Je bent bij me weggegaan, maar we zullen snel weer samen zijn.
Te quiero.