Voor Guinnifer
De legende van Escartín
Een hele tijd geleden, lang voordat de schrijver dezes geboren werd, was er een paard. Dit paard was heel bijzonder, hij had als een van de weinige paarden in die tijd een naam. Hij heette namelijk Escartín. Tegenwoordig hebben alle paarden namen, maar Escartín had geen eigenaar. Hij was de beschermer van een klein dorp aan de kust. Dat dorp lag daar waar het nu Andalucía heet, in een land dat tegenwoordig España heet. Escartín was als klein veulen een wit slap beestje geweest. Een mislukkeling. Zijn eigenaar was erg ongelukkig omdat er nu een kostbaar jaar was verspild, en veel tijd. Hij besloot het paard weg te doen, maar omdat hij een hart had zou hij het in leven laten. Je moet weten dat vroeger alle paarden die niet meer bruikbaar waren in de pan eindigden. Totdat het hengstje twee jaar was zou het alle vrijheid krijgen. De dorpelingen wilden namelijk niets liever dan een goed vet vleespaard, en geen miezerig klein veulentje.
Gelukkig groeide de hengst uit tot een redelijk bruikbaar paard. Zijn karakter was moeilijk, maar hij wilde zich graag bewijzen. Als veulen was hij erg ongelukkig omdat hij niet aan de verwachtingen voldeed. Hij had zich voorgenomen om toch gewaardeerd te worden. De andere paarden hadden medelijden, maar lieten hem toch links liggen. Vaak was Escartín aan de zee te vinden, daar woei de wind door zijn krullende manen. Daar snoof hij de eeuwigheid. Tot zijn derde jaar had hij erg veel geluk. De dorpelingen vonden het een lief dier, en bovendien kon hij toch meer dan ze ooit verwacht hadden. Op een dag liep hij door de straten van het dorpje. Het was marktdag, dus erg druk. Je moet niet vergeten dat paarden toen nog niet in weilanden en stallen gehouden werden, ze konden gewoon loslopen. Langs de kant van de weg zag hij een onzeker meisje staan. Ze wilde graag oversteken, maar de mensen waren te druk om haar even over te laten gaan. Als ze iedereen had kunnen zien was ze zeker naar de overkant gekomen, maar al wat zij zag was zwart. Het klinkt misschien een beetje raar dat een paard dat ziet en snapt, maar dit was niet zomaar een paard. Dit was Escartín. Hij liep op het meisje af en duwde voorzichtig zijn neus tegen haar wang. Hij brieste. Iedereen dacht dat de hengst gewoon brieste, maar het meisje wist zeker dat hij tegen haar gezegd had dat ze op zijn rug moest klimmen. Het gekke is dat Escartín dat ook echt bedoeld had te zeggen. Hij schrok er ook eigenlijk wel van dat ze meteen op zijn rug klom. Toen ze eenmaal zat praatte ze even tegen hem. "Dag Escartín, ik dacht al dat je zou komen!". Vanaf dat moment had hij een naam, want daarvoor was hij gewoon een witte hengst, de jonge hengst van Pablo werd hij ook wel eens genoemd. "Ik heb er altijd al van gedroomd om een ritje op een echt paard te maken. Ze zeggen dat je erg mooi bent, maar ik kan alleen zeggen dat je zacht aanvoelt." Ze zei nog wel tien andere dingen, zoals dat ze wel wist dat hij de hengst van Pablo was, maar Escartín was toch een mooiere naam. Escartín kon niet zoveel aandacht meer schenken aan haar kletspraatje, want het drukke marktverkeer bleef maar doorstromen. Escartín wilde het meisje toch niet op de verkeerde plaats afzetten, dus moest hij extra goed opletten.
In de stoet mensen liepen drie nonnen, zij waren op weg naar de kerk. Opeens zagen ze hun blinde weesje María op een groot wit paard, op de hengst van Pablo nog wel! De middelste non viel flauw en de andere twee gilden en wezen naar het paard. Andere mensen keken nu ook en zagen wat de nonnen ook hadden gezien. Terwijl María babbelde zag Escartín de nonnen, en zij zagen hem. Hij werd een beetje zenuwachtig toen ze wezen en gilden. Hij brieste nog eens en María greep de manen stevig vast. Escartín steigerde, hinnikte en stampte met zijn hoeven op de grond. De mensen keken nu allemaal en elk ander paard was zich naar geschrokken, maar Escartín wist dat hij nu voor eens en altijd kon bewijzen dat hij wel degelijk iets voor zijn neus waard was. Statig hief hij zijn benen en zette ze stampend neer. De mensen weken achteruit en María kwam veilig aan de andere kant. María bedankte Escartín en ieder ging zijns weegs. Al gauw noemde het hele dorp hem Escartín en hij kon overal binnen komen lopen om wat te eten. Natuurlijk zou dat niet kunnen als hij alleen een blind weesmeisje had begeleid. Nee, hij hielp iedereen. Als iemand hulp nodig had kwam de hengst langs. Met zijn hoofd statig, zijn staart fier en zijn stampende hoeven maakte hij veel indruk. Als mensen hem wilden verstaan lukte het hen ook. De hele tijd was hij de steun en toeverlaat van alle mensen in de weide omtrek. En in de oogsttijd leek het wel of iedereen hem nodig had. Elke dag was hij heel moe, en er was nog weken werk. Toen bedacht hij iets slims. Elke dag haalde hij ergens mensen op die ergens anders hielpen. 's Avonds haalde hij ze weer op. De volgende dag ging het omgekeerd. Zo ging het veel sneller, want met meer mensen gaat de klus sneller. Overdag kon Escartín langsgaan bij mensen die eenzaam waren, of vissers helpen, maar soms trok hij de kar voor de boeren of paste op de boerderij.
Hij deed steeds meer dingen. De mensen hielpen ondertussen degenen die Escartín vroeger hiep. Als María wilde oversteken was er altijd wel iemand die haar hiep of mensen stopten allemaal voor haar. De eenzamen hadden altijd bezoek, de boeren hielpen elkaar. Dus kon Escartín andere dingen doen. Hij bracht zieken naar goede klinieken, en beschermde het dorp tegen vijanden.
Op een dag liep hij tussen de vissersbootjes op het strand door. Alle scheepjes kwamen één voor één weer thuis na het vissen. Één van de vissers vertelde een verhaal van een enorme vis in de zee. Groot met scherpe tanden, het enige wat je van hem zag was zijn enorme rugvin, maar hij had de netten stukgebeten en er was beduidend minder vis dan anders gevangen. Gelukkig waren de meeste vissers al weer aan land. Behalve de 'Gonzalez'. Escartín werd hoe langer hoe bezorgder, maar in de verte viel al een scheepje te ontwaren. Het was inderdaad Antonío met zijn zon Rodrigo. De wind woei en de golven sloegen op het strand aan stukken. Daardoor kon niemand horen dat Antonío en Rodrigo riepen, en al helemaal niet wát ze riepen. Escartín kon het wel horen, maar niet verstaan. Hij liep de branding in en spitste zijn oren. Hij stampte in het water. De vissers zagen nu ook dat er iets niet helemaal goed was. Ze keken en wachtten. Escartín hoorde flarden van wat ze riepen. "Help" riep Antonío, "help" riep Rodrigo. Escartín bedacht zich geen moment en sprong in de golven. Zo hard hij kon zwom hij naar het bootje. De golven waren sterk en Escartín moest hard tegen de golven inzwemmen. De golven sloegen tegen zijn hals, water striemde in zijn ogen, maar Escartín gaf niet op. Hij voelde opeens een grote kracht in zijn benen en hij zwom nog harder. Daar zag hij de rugvin van de vis. Hij cirkelde rond het bootje en Antonío en Rodrigo durfden hun riemen niet in het water te steken om naar het strand te roeien. Escartín besloot de vis af te leiden en zo vader en zoon de gelegenheid te geven weg te roeien.
De vis zag opeens de witte hengst en kwam op Escartín af. Omdat Escartín in het water was kon hij niet steigeren, en dat imponeerde de mensen het meest. Of deze vis ervan onder de indruk zou zijn was natuurlijk ook nog maar de vraag, maar het was het proberen waard. Escartín wilde zo graag steigeren dat hij meer kracht in zich op voelde komen. Een helder licht flakkerde op en Escartín stond op het water. Hij steigerde, zijn hoeven sloegen op de kop van de vis. Zijn manen wapperden in de wind. De vis twijfelde, draaide zich om en zwom hard weg. Escartín galoppeerde achter hem aan om hem nog meer schrik aan te jagen. Antonío en Rodrigo bereikten de veilige kust, maar van Escartín is in het dorp nooit meer wat in levende lijven vernomen.
Soms verschijnt het bijzondere licht, vooral als iemand hulp nodig heeft. Sommigen beweren zelfs zijn beeltenis gezien te hebben. María was op een dag zomaar in staat om de kleuren van de bloemen te zien. Ze stichtte een school voor blinde kinderen. Zo leerden ze hoe ze mensen moeten laten stoppen en hoe ze niet overal tegen op hoefden te lopen. De mensen dachten nog vaak aan Escartín. Ze maakten een beeld voor hem en zetten dat in het midden van het marktplein. Ook zorgden ze ervoor dat ieder kind dat geboren werd het verhaal van Escartín te horen kreeg, en zo werd hij uiteindelijk een legende. Een aantal eeuwen later besluiten de mensen uit het dorp om het dorpje Escartín te noemen. De dorpjes eromheen krijgen bijna allemaal een naam die er veel mee te maken heeft. Huizen, hotels en cafés krijgen ook namen die ermee te maken hebben, straten worden naar hem vernoemd. De mensen probeerden de legende niet te vergeten, en zijn goede daden voort te zetten. Nu zijn helaas veel mensen de legende al weer vergeten, maar toch blijft de naam Escartín nagalmen.
<hr>
Zo'n soort sprookje dus.... Rare mensen!
Laui