Citaat:
WAAROM DE OVERGANG VAN
WATER NAAR LAND ONMOGELIJK IS
Evolutionisten beweren dat op een
dag een wezen dat in het water leefde,
opeens naar het land overstapte
en tot een landdier omgevormd werd. Er is
een aantal duidelijke redenen waarom deze
overgang onmogelijk is:
1) Het dragen van het gewicht: zeedieren
hebben geen problemen met het dragen
van hun eigen gewicht. Daarentegen verbruiken
landdieren ongeveer 40% van hun
energie bij het meeslepen van hun eigen
lichaam. Wezens die de overstap van het
water naar het land maken, zouden een
nieuw spieren- en beenderenstelsel moeten
ontwikkelen om de vereiste energie die
daar tegelijkertijd voor nodig is te kunnen
produceren, die kan onmogelijk door toevallige
veranderingen gevormd worden.
2) Het vasthouden van de warmte: op het
land kan de temperatuur snel veranderen
en fluctueert een flink aantal graden. Een
landdier heeft een lichaamsmechanisme
dat tegen zulke grote temperatuurschommelingen
kan. Maar in de zee verandert de
temperatuur maar langzaam en die verandering
geschiedt maar over een klein aantal
graden. Een levend organisme dat een
lichaamssysteem heeft dat gereguleerd
wordt door de constante temperatuur van
de zee, heeft bescherming nodig om te zorgen
dat het niet door de temperatuurswisselingen
die op het land bestaan, geschaad
wordt. Het gaat volledig tegen de natuur in
om te beweren, dat vissen zo’n systeem
door willekeurige mutaties hebben gekregen
zodra ze op het land kwamen.
3) Het gebruik van water. Hoewel essentieel
voor het metabolisme, kunnen water en
vloeistoffen slechts beperkt gebruikt worden
gezien de schaarste van waterbronnen
op land. Om vochtverlies te beperken
moet de huid bijvoorbeeld zodanig ontworpen
zijn dat er niet teveel water verloren
raakt, maar dat hij toch tot een zeker
niveau kan transpireren. Daarom hebben
landdieren het gevoel van dorst, iets wat
zeedieren niet hebben. Daarnaast is de
huid van zeedieren niet geschikt voor een
leefmilieu buiten het water.
4) Nieren: Zeedieren kunnen gemakkelijk
van hun afvalmateriaal afkomen, en wel in
het bijzonder van de ammonia, door die in
hun lichaam te filteren, want in hun leefomgeving
is een overvloed aan water. Op
het land moet het water economisch
gebruikt worden. Daarom hebben deze
levende wezens een systeem van nieren.
Dankzij de nieren wordt de ammonia
opgeslagen en in ureum veranderd en er
wordt maar een minimale hoeveelheid
water gebruikt voor de afstoting daarvan.
Daarom moeten er nieuwe systemen
gevormd worden om aan de behoefte van
de nier te kunnen voldoen. Kort gezegd
moeten de dieren die van het water naar
het land overstappen, opeens een systeem
van nieren ontwikkelen.
5) Het ademhalingssysteem: Vissen ‘ademen’
door het opnemen van opgeloste
zuurstof in het water dat langs hun kieuwen
gaat. Zij kunnen niet langer dan een
paar minuten buiten het water in leven
blijven. Om op het land te kunnen leven,
moeten zij opeens een perfect systeem
van longen ontwikkelen.
Het is zeker onmogelijk dat al deze drastische
fysiologische veranderingen in hetzelfde
organisme opeens en tegelijkertijd
plaatsvonden.