Laura1982 schreef:Als anderen slapen, mag ik waken. Ik mag werken op zaterdag en zondag. Alle feestdagen mag ik mijn uniform aan. Ik mag handhaven bij grote evenementen en sportspektakels. Ik mag mijn lijf insnoeren in een veiligheidskorset. Ik mag al mijn gereedschap, zolang het nog allemaal aan mijn koppel past, om mijn heupen hangen en het rondsjouwen tot mijn botten schrijnen.
Ik mag, soms drie avonden achter elkaar, mijn prakje opwarmen in de magnetron. Soms wel twee keer op één avond, omdat het tussendoor nog even koud werd door een spoedklusje. Ik mag de sleutels van een dienstauto pakken en lekker een beetje rondtoeren. Ik mag ook gas geven. Ik mag hard rijden,'met toestemming' door rood, om er wel binnen tien minuten te zijn. Ik moet daarbij voorzichtig zijn, maar mag risico's nemen. Ik mag door de kots van dronken horecapubliek lopen. Ik mag in de stront staan bij een ongeval in een gierput. Ik mag ook stervende mensen reanimeren omdat ik er toch vaak als eerste ben. Ik mag uitzinnig, emotioneel publiek op afstand houden. Ik mag een verkeersslachtoffer steun geven.
Ik mag handschoenen aantrekken om geen bloed aan mijn handen te krijgen. Ik mag misselijk worden van de stank van een vereenzaamd en vergeten lijk. Ik mag uitleggen aan een slachtoffer van geweld, dat de rechter-commissaris in alle wijsheid heeft besloten, de dader te schorsen en naar huis te sturen.
Ja, ik mag ook stiekem huilen bij de plotselinge dood van een kind op straat. Ik mag bekeuringen uitdelen. Ik mag steeds weer aanhoren, of ik nou echt niks beters te doen heb.
Van mijn chef mag ik horen of ik mijn productie haal. Ik mag met een afgerukt been slepen op een duistere mistige spoorbaan, waar honderd meter verder een grote gele intercity stilstaat. Ik mag er de machinist als eerste opvangen. Daarna mag ik daar in macabere resten zoeken naar een naam en adres. Als het in de buurt is, mag ik gaan vertellen dat iemand nooit meer thuis zal komen en heb ik ook geen antwoord op: waarom?
Ik mag niet beledigd of vernederd worden, maar hoor dodelijke ziektes over me uitroepen. Ik mag vechten bij een aanhouding. Als het helemaal niet anders kan, mag ik zelfs schieten. Ik mag dan in een fractie van een seconde beslissen over dood en leven, van mij of een ander. Ik mag zelfs een blog schrijven maar heb op deze plaats gewoon te weinig ruimte om al mijn zegeningen te tellen. Ik buig mijn hoofd, schaam mij diep. Ik ben eigenlijk maar een verwende meid...
Kippenvel.
Hier nog eentje die erg bekend maar ozo waar is.
Ik denk, geachte belastingbetaler, dat u mijn identiteit inmiddels al hebt vastgesteld. Ik pas vast en zeker in het hokje, waarin u mij wilt indelen en u vindt mij natuurlijk ”typisch”.
Tot mijn spijt kan ik dat van u niet zeggen. Ik weet immers niet wie u bent.
Vanaf hun geboorte leert u uw kinderen, dat ik de boeman ben en zij zijn dan geschokt, omdat ik met mijn traditionele vijand, de crimineel, vergeleken wordt.
U beschuldigt mij, dat ik de jeugd te zacht aanpak, totdat ik op een keer uw eigen kind de les lees.
U neemt waarschijnlijk een uur middagpauze en ettelijke koffiepauzes, maar u beschuldigt mij van luiheid, als ik ’n keer ga zitten.
U bent trots op uw goede manieren, maar u vindt het heel normaal om mijn maaltijd met uw problemen te onderbreken.
U windt zich op als iemand u in het verkeer de weg afsnijdt, maar als ik u op het zelfde vergrijp betrap, voelt u zich onterecht behandeld.
U kent alle verkeersregels en hebt dus nog nooit terecht een bekeuring gekregen.
U stoort zich eraan dat ik mij met te hoge snelheid naar een plaats des onheil spoed, maar u beklaagt zich erover, als het meer dan 10 seconden duurt voordat ik bij uw probleem ben.
U ziet het als een deel van mijn werk dat ik geslagen word, maar als ik terug sla, noemt u dat machtsmisbruik.
U zult er niet aan denken om uw tandarts te vertellen hoe hij een kies moet trekken of een dokter te laten zien hoe hij een blindedarm moet opereren.
Maar u vindt het heel normaal om mij steeds te vertellen hoe ik mijn werk zou moeten doen.
U praat tegen mij op een manier, die u in elke andere situatie een bloedneus zou opleveren, maar u verwacht van mij, dat ik dat zonder meer accepteer.
U schreeuwt: ”er moet wat tegen de criminaliteit ondernomen worden”, maar u wilt zelf niet als getuige optreden of er op een andere manier mee lastig gevallen worden.
In uw ogen deug ik absoluut niet, maar het is natuurlijk volkomen terecht, als ik uw vrouw help bij het wisselen van een band, of haar op weg naar het ziekenhuis bij de bevalling help, uw zoon met mond op mond beademing het leven red of overuren maak om uw weggelopen dochter te vinden.
Welnu geachte belastingbetaler, staande op uw voetstuk beklaagt u zich over de manier waarop ik mijn werk verricht en geeft u mij alle mogelijke scheldnamen, maar vergeet echter niet, dat uw eigendom, uw familie en ook uw leven van mij of van mijn collega’s kan afhangen.
Jawel, geachte belastingbetaler.
Dat ben ik, die waardeloze politieagent.