
sharani gelukkig vinden ze altijd weer een weg naar buiten, behalve de spinnen dan. Die blijven op zolder webben weven en vliegen vangen.
Ik strijk de losgekomen haren uit mijn gezicht. Bah! Wat is het heet! De kleren plakken gewoon aan mijn lijf, het is nog een wonder dat er niet een stoomwolk om mij heen hangt, zo vochtig is het. Het wildspoor volgend vervolg ik mijn weg.
Ik hoop dat ik wildappels kan plukken. Hadden we vorig jaar een overvloed aan fruit, is er dit jaar weinig te plukken. Een nachtvorst precies terwijl de bomen vol bloesem stonden zal er wel de oorzaak van zijn. Dit jaar geen 100liter appelsap en tientallen potten appelmoes… maar ik heb goede hoop dat ik in ieder geval wildappels kan plukken voor een aantal potten appelgelei.
Hier tussen de bomen en bossage is het merkbaar koeler. Diep gebogen kruip ik onder de takken door en de varens strijken langs mijn gezicht. Het wordt iets opener en gelijk zie ik de eerste appels al liggen.

Malus sylvestris, wat bosappel betekent, groeien hier in Zweden in overvloed. De groeiwijze is grillig en ze zijn adembenemend mooi als ze bloeien met de tere roze bloesemblaadjes. Overal zie je ze dan in de bosranden en houtwallen. Het fruit wat ze dragen is rijp in september en nauwelijks groter als een kers. Te zuur om zo te eten; zelfs de pony's eten ze met lange tanden


Het duurt niet lang om het mandje te vullen met de gevallen appels. Ik dwaal nog wat rond en geniet van de mooie natuur. De met mos begroeide stenen, paddestoelen, een tafereel uit een sprookje.

Plotseling wordt het even fel verlicht tussen de bomen; nog geen paar tellen later klinkt een onheilspellende donder. Opgeschrikt kijk ik op tussen het bladerdek door. De blauwe lucht heeft plaats gemaakt voor paars grijze wolken. Snel haal ik mijn mandje en baan mij een weg terug. Spat! Een dikke drup spettert uit elkaar op mijn arm. Nu ik op het open grasland ben gekomen, grijp ik mijn rok in mijn ene hand en met de zware mand in de andere, zet ik het op een rennen.
De druppels vallen steeds dichter en een konstant gedonder begeleidt mij. Het water druipt van mijn gezicht als ik het veranda trapje opspring.

Nu barst het pas echt los. Dit is geen regen; dit is een wolkbreuk! Even schiet een fragment uit Thomas Hardy’s, Far from the madding crowd, door mijn hoofd. Daar waar het zo regent, dat de gargoyle (het spuigat) boven in de oude dorpskerk, het water met volle kracht uitspuwd, dat het versgedolven graf van arme Fanny, helemaal wordt ontdaan van alle bloemen, modder en zaadjes.

Deze regen is bijna even heftig. Bliksemschichten schieten van links en rechts, de donder bijna gelijktijdig en de wind is ook flink toegenomen. Sander en ik staan op het veranda naar het noodweer te kijken en moeten zowat schreeuwen om boven het geraas uit te komen. Ons weggetje verandert in een rivier. Afgerukte takken, bladeren en grind spoelen mee naar lager gelegen terrein.

Langzaam drijft het onweer over en hoor ik donder nog zachtjes in de verte, de eerste zonnestralen prikken alweer door het wolkendek. Het hele gebeuren heeft misschien een kwartier geduurd. We trekken onze jassen aan om de beestenboel te inspecteren. “Ongelooflijk! Kijk dan, het halve erf staat onder water!” Alle emmers tonnen en bakjes die al dagen onder de dakrand stonden, zitten nu overvol. Zigzaggend tussen de plassen zoeken we de pony's. Dan zie ik ze, “ kijk, daar staan ze” in de beschutting van wat berken staan de druipende pony's en boven hen, een prachtige regenboog. Het noodweer is voorbij en alles is gespaard gebleven. Eind goed, alles goed.
Hebben jullie recent nog noodweer gehad? Hou jij van onweer, of juist niet? Heb jij een speciale beleving met slecht weer? Barst los
