Hoewel de mensenmassa zich nergens voor geneerde en zijn tranen de vrije loop liet, voelde ik alleen een intens gevoel van onbesef . Voor de rest niets. Ik huilde niet, ik schreeuwde niet, ik voelde niet wat ik verwacht had te voelen. Ik dreunde de slecht ingestudeerde tekst op en probeerde oogcontact zoveel mogelijk te vermijden. Blikken doordrenkt van medelijden had ik niet nodig. Het enige wat ik wilde, was rust. Om me heen, maar ook in mijn hoofd.
Ik ben nooit boos geweest, op niemand niet. De langverwachte, maar daarom niet minder enge, “Papa wordt niet meer beter”, daar kon ik niemand de schuld van geven, dat zou ook niet eerlijk geweest zijn. En ja, het doet nog steeds pijn dat ik niet meer met mijn vader kan lachen, niet meer met hem kan discussiëren , niet meer kan zeggen dat hij naar een voorstelling van mij komt kijken, en dat herinneringen steeds vager (maar daarom niet minder verheerlijkt) worden, maar van schuld is nooit sprake geweest. Niemand heeft schuld aan ziekte.
De afgelopen drie jaar zijn zwaar geweest, denk ik. Hoe meer ik erachter kwam dat ik op sommige vlakken zo erg op mijn vader lijk, hoe meer ik wil weten, wil vragen en wil praten. Hoe meer ik hem mis, vooral. Maar als ik nog één keer met hem zou mogen praten, zou ik niet eens weten wat ik zou willen zeggen. Dat-ie trots zou zijn, daar bestaat geen twijfel over. Over de houden van-kwestie ook niet. En daar ben ik blij om. Want er zijn genoeg mensen die hun vader langer hebben mogen kennen, maar waarbij het houden van discutabel is. Ik mag niet ongelukkig zijn.
Dus ik leef verder. Met een geweldig persoon minder, met een nare ervaring rijker. En meestal gaat het goed. Dan vertel ik lachend hoe we samen de tango dansten door de woonkamer terwijl mijn voeten op die van hem stonden en het weer buiten er maar druilerig uitzag. En als het niet goed gaat, dan ontken ik dat voor mezelf. Dan pak ik mijn ongeluk op en stop het diep weg, ver achterin de kast. Dan kijk ik er lekker niet meer naar om. Het is enkel wachten op het moment dat de kast openbarst en ik op mijn eigen ongeluk door de kamer drijf. Dat zien we dan wel weer.
Er zijn gevoelens waar geen woorden voor zijn. Het zat zijn van alle goedbedoelde telefoontjes en onverwachte bezoeken is daar één van. De paniek die mijn lichaam beheerste als de telefoon weer overging en ik geen zin had om de eeuwige vragen over ‘hoe het ging’ te beantwoorden, waardoor ik steevast wachtte tot iemand anders opnam, of de persoon aan de andere kant van de lijn ophing, was een onevenaarbaar gevoel. Als er plots iemand voor de deur stond met een gezicht gevuld door rouw en medelijden, liep ik in plaats van naar de deur, naar boven, Waar het gemis niet minder was, maar de vragen wel.
Er zijn nog een hele hoop momenten waarop ik mijn vader er graag bij had gehad, ook komend (school)jaar: er staan twee voorstellingen (theater) op de planning en, als het goed is, ben ik na mijn eindexamens in mei klaar met het VWO, wat natuurlijk goed gevierd moet worden. En hoe goed ik ook weet (en net beschreef) dat hij zou glimmen van trots, het liefst had ik die trots nog een paar maal met eigen ogen mogen aanschouwen. De afgelopen drie jaar heb ik zoveel gedaan waarbij ik mezelf heb overwonnen in dingen die ik nooit voor mogelijk had gehouden en die momenten had ik zo graag nog met hem willen delen. En ‘tuurlijk, ik heb hele lieve vrienden, familie, klasgenoten en een geweldige mentor die altijd voor me klaarstaat, maar mijn vader, die kan niemand vervangen. Nooit.
Vandaag (20 september) is het precies 3 jaar geleden dat mijn vader na een ziekbed van een paar maanden overleed aan darmkanker. Toen was ik 14. Ik was iemand die dacht dat ik alles wel alleen op zou kunnen lossen, wat er ook zou gebeuren. Nu ben ik 17 en zie ik in dat ieders doel individueel is, maar dat je elkaar nodig hebt om je doel te bereiken. Er is niets lastigers dan helemaal alleen zijn. Te midden van drie broers (nu 20, 17 (tweeling haha) en 15) is van alleen zijn nooit echt sprake, tenminste, niet fysiek alleen. In mijn hoofd ben ik soms wel alleen, zo voelt dat dan. Echt betreuren doe ik dat niet, maar moeilijk is het soms wel.
Lieve bokkers, ik wil jullie (met mijn ‘levenservaring’
