Hey GreaseMonkey en Janneke86,
Er zijn ook heel veel positive reviews geschreven:
EendagnaarKFH.pdf
Citaat:
... Dat is waarschijnlijk ook het lastigste; dat we de moeite moeten nemen om het paard in zijn hele wezen te begrijpen en te respecteren. Hempfling doet dat en nodigt ons uit dat ook te doen. Volgens hem is het simpel, maar voor de meeste onder ons is het moeilijk. “Je hoeft niks te leren. Je hoeft er alleen te Zijn”, zegt hij. En ondanks die belangrijke zinnen, kwamen toch de onvermijdelijke vragen vanuit het publiek: “Waarom doe je dit zus of dat zo?” Hempfling kan niet anders dan antwoorden: “Omdat ik dat op dat mzo voelde bij dit paard.”
Helaas voor mensen soms een onbevredigend antwoord. Wij willen graag een soort technische gebruiksaanwijzing ...
Het volgende artikel komt uit ROS magazine(2009)
Margriet Markerink schreef:Blonde Anita voert haar hengst Genuino (vertaling: de oprechte) de rijhal binnen. De donkerbruine Andalusiër heft het trotse hoofd, spitst één oor (het andere 'flapt' ten gevolge van een treffen met een collega-hengst) en scant zijn omgeving, daarbij zijn eigenares bijna van de sokken trekkend. Eenmaal in de picadero draaft hij een paar hier-ben-ik rondjes, besnuffelt uitgebreid de bodem en deponeert demonstratief een hoopje mest op de plek die het meest naar ander paard ruikt. Zo! Daarna zwaait hij wild met zijn hoofd heen en weer, bokt en steigert, waarbij hij -helemaal des Andalusiërs- met zijn voorbenen door de lucht klauwt. Impressie van de Borderline Special Hengsten van Klaus Ferdinand Hempfling op hengstenhouderij De Oorsprong in het Drentse Wapse.
Vooruitlopend op de verschijning van zijn nieuwe boek 'Niet ik zoek het paard, het paard zoekt mij', is Hempfling naar Wapse gekomen om met een aantal getraumatiseerde hengsten te werken. Hij wil laten zien dat zelfs de ernstigste gedragsproblemen als sneeuw voor de zon verdwijnen als je maar stevig in je schoenen staat, eerlijk, helder en duidelijk bent naar de hengst toe en hem in zijn waarde laat. ”We hebben helaas maar één hengst voor u in de aanbieding”, leidt Hempfling zijn demonstratie in. “Twee van de geselecteerde borderline hengsten zijn afgevallen en één inmiddels geruind.” De demonstratie begint met een Welsh ruintje. Het schimmeltje is zo paniekerig dat het zelfs niet alleen de binnenbak in durft. Zijn maatje, een stoïcijnse Shetlander, moet mee. Zoals altijd weet Klaus de vierbenige zenuwpees in een mum van tijd tot rust te brengen. Het tweede paard, de bruine Andalusiër Regalo, is volgens zijn eigenaar extreem bang voor de zweep en de longe. Na een kwartiertje werken laat de ruin zich door Klaus met de zweep strelen. Hoezo bang? Ook de hengst Genuino verandert voor de ogen van de toeschouwers van een potentiële moordmachine in een kalme, rustige kerel waarmee het prima garen spinnen is.
Als een kind...
“Hengsten zijn gemaakt om te vechten om de dominante positie en om merries te bevruchten”, vertelt Hempfling. “Hebben ze die dominante positie eenmaal veroverd dan houdt het vechten niet op, want dominantie moet telkens weer bevestigd worden, elke dag. Het verschil tussen omgaan met een hengst en omgaan met een ruin is vergelijkbaar met het verschil tussen een personenauto en een Formule 1 raceauto. D gemiddelde personenauto vergeeft je een stuurfoutje nog wel. Een racewagen niet. Eén stuurfoutje en je bent de macht over het stuur kwijt.” De vragen zijn niet van de lucht. Is de verandering in gedrag die we zojuist hebben gezien blijvend? Moet je zelf een bepaalde graad van persoonlijke en spirituele ontwikkeling hebben doorgemaakt om met paarden -en in het bijzonder hengsten- door de bocht te kunnen? Klaus knikt bevestigend: “De verandering is blijvend, want na die nieuwe ervaring zegt het paard: 'wow, het kan dus toch!' Vervolgens is het aan het paard om zijn eigenaar te onderwijzen. Dat kan alleen als jij jouw paard toestaat dat te doen. Tja, en dat hangt weer af van jouw bereidheid om te investeren in een stukje persoonlijke en spirituele ontwikkeling. Waar dat op neerkomt? Jezelf zijn, authentiek zijn. Hier ben ik, niet als een macho man, niet als een vrouw die zich als een man opstelt, maar als mijzelf, een compleet wezen. Als je bij paarden bent moet je alles vergeten, 'moet je als een kind zijn: open, zonder reserves en bijbedoelingen, in het nu, in je eigen kracht. Alles hangt af van de precisie en de exactheid van de signalen die je uitzendt en van hoe je de signalen die het paard uitzendt, interpreteert. Dankzij mijn kennis en beheersing van die signalen ben ik in staat een borderline paard in korte tijd te transformeren tot een brave en betrouwbare kameraad.”
Niet ik zoek het paard, het paard zoekt mij...
Onrust op de tribune. Mooie woorden, maar wat doet Klaus dan precies en kunnen wij dat ook leren? Weer dat bevestigende knikje, waarna het publiek wordt gevraagd deel te nemen aan een oefening in 'geaard zijn'. Op een enkele ongelovige Thomas na doet iedereen mee. “Schouders naar beneden, benen naast elkaar, knieën licht gebogen, voeten licht uit elkaar. Sluit de ogen, haal diep adem. Wees! Niets meer en niets minder. Besef dat elk gebaar, elke blik en elke houding iets betekent. Het paard leest je als een boek! Benader het daarom altijd op een geïnspireerde manier, een gevoel dat te vergelijken is met de kick die je krijgt als je samen met anderen muziek maakt, met elkaar in harmonie bent. Blijf daar kalm bij en geef het paard de kans om naar jou toe te komen.” Er volgt een lange verhandeling over de spirituele ontdekkingsreis die Klaus zelf heeft gemaakt en zijn uitgebreide studie van oer-oude zienswijzen. Hempfling realiseert zich dat hij zich hiermee op glad ijs begeeft. Maar de tijd dringt. “Met een wereldwijde klimaatcrisis voor de deur moeten wijsheid, authenticiteit en in contact staan met jezelf worden gepropageerd. Alleen zo kun je een globaal verantwoordelijkheidsgevoel in de mensen wakker roepen. We leven nu nog in een tijd dat bedrijven die regenwouden kappen zich niet hoeven te verantwoorden voor hun daden. Degenen die er commentaar op hebben, worden ter verantwoording geroepen. Zij worden gezien als verdacht, als querulanten, net zoals ik lange tijd als verdacht werd beschouwd. Maar de mensen beginnen het nu een beetje te begrijpen.” Omgaan met paarden is volgens Hempfling een prima manier om persoonlijke en spirituele groei te bevorderen, omdat hun gedrag een graadmeter is van je eigen wijsheid, authenticiteit en zelfvertrouwen. Daarom durft hij in zijn nieuwe boek zijn nek verder uit te steken dan ooit.” 'Niet ik zoek het paard, het paard zoekt mij', dat in het najaar van 2009 in Nederland verschijnt, is niet alleen een stap voor stap inwijding in zijn manier om met paarden te communiceren, het is ook een gids voor persoonlijke groei!
Gepubliceerd in IJslanders door Judith Eiselin
Citaat:
Het dak in de lucht; de mist boven het water’
Een interview met Klaus Ferdinand Hempfling
‘Een töltend paard, dat is niet zomaar wat,’ zegt Klaus Ferdinand Hempfling (54). ‘Een töltend paard was vroeger een geschenk, voor koningen, voor aristocraten. Een grote investering.’
De beroemde en begnadigde ‘paardenman’ –trainer of paardenfluisteraar wil hij pertinent niet genoemd worden- was onlangs in Nederland. In Wapse (Drenthe) gaf hij begin mei een ‘Borderline Hengsten’-demonstratie.
Hempfling pleit voor rust, in de omgang met paarden. Hij was de eerste die wees op het belang van lichaamstaal tussen mens en paard, maar ook op de tijd die het kost een paard op te leiden zodat het de achterhand verzameld onder kan brengen, de voorhand vrij om te handelen. Of het nu gaat om het rijden van tölt of om andere zaken.
Zelf werkte hij nooit met IJslanders of andere gangenpaarden. Maar hij is ervan overtuigd dat IJslanderruiters, net als andere ruiters, maar al te vaak teveel haast maken.
‘Het is van het hoogste belang de tijd te nemen,’ stelt hij. ‘Het begint altijd met het maken van een connectie. Als er vertrouwen in, als duidelijk is wie de leidende rol heeft, zonder dat het agressief wordt afgedwongen en bevochten, kan er een dans beginnen. De mens leidt, maar hij moet net zo goed het paard willen volgen, in het tempo dat het dier aangeeft, en handelend naar zijn aard. Het gaat erom wat het dier wenst en kan. Als een paard van nature gemakkelijk tölt, komt dat er vanzelf uit. Als het er niet uit komt, moet je er niet om gaan zitten drammen.’
In de spiegel
Keer op keer komen mensen vol verwachtingen met een paard bij hem aan. ‘Ze willen dit, ze willen dat; en of ik het even regel. Maar zo werkt het niet. Stel: je legt de fundering voor een huis aan. Vervolgens vraag je een dakbedekker langs te komen. Je wijst naar de lucht boven je fundering: kun jij daar een dak bouwen? Eh, ja hoor, zegt de dakbedekker. Oké, zeg je, doe het dan nu meteen maar. Terwijl er nog niets eens muren staan! Zo werkt het in de paardenwereld. Mensen verwijten het hun paard als iets niet direct gaat. Ze zijn altijd ontevreden. Ze hebben het gevoel dat ze tekort schieten… En met dat gevoel zadelen ze letterlijk en figuurlijk hun paard op!’
Elk probleem van elk paard is in feite een probleem van de eigenaar, stelt hij. ‘Mensen kopen vaak een paard dat hun negatieve kanten vertegenwoordigt. Ze kopen conflict. Omdat ze van kinds af aan hebben aangeleerd dat conflict de enige manier is om contact te maken. Het zit werkelijk contact, vertrouwen, innerlijke kracht, samengaan in de weg. Als een kind wordt afgewezen, ontwikkelt het een tactiek om te overleven. Die tactiek gaat gaandeweg de plek innemen van de oorspronkelijke behoefte. Zo ontstaat de borderline problematiek. Onder het harde oppervlak, diep weggestopt, zit de werkelijke vraag.’
Een paard is een grote, levende spiegel, waaraan je precies kunt terugzien wat er bij jezelf aan schort. Je ziet je ambitie terug, maar vooral ook je frustratie, je agressie, je zelfmedelijden, je onmacht. De band tussen mens en paard draait in Hempflings optiek niet alleen om leiderschap, en zeker niet om kille dominantie. Het gaat om ‘paralleliteit’, stelt hij. Wie hem met paarden bezig ziet, begrijpt in een oogopslag wat hij daarmee bedoelt. Hij danst met de paarden, de paarden dansen met hem, volstrekt synchroon en zonder enige moeite of dwang.
In Wapse zijn drie paarden opgegeven voor de hengsten-demonstratie. Door omstandigheden zijn het twee ruinen en een hengst. De eerste ruin, Barry, is een wit Welshje dat een verleden van mishandeling kent, waardoor het erg kopschuw is geworden. De eigenaar hoopt dat Hempfling haar kan helpen het dier een nieuw basisvertrouwen in de mens te geven.
De tweede ruin, de vrolijk ogende, stevige bruine Regaldo, en de hengst Genuino zijn Spaanse paarden. De eigenaar van de ruin wordt dikwijls ondersteboven gelopen of gebeten door zijn paard.‘Aan de longe schuif ik geregeld op mijn buik door de bak,’ zegt hij berustend, ‘in een noodgang.’ Hij ziet er, met zijn hangende schouders, uit alsof hij de moed heeft opgegeven. De hengst tenslotte is een zwarte, slanke, agressieve schoonheid die volgens zijn eigenaar volstrekt onberekenbaar is. Zonder waarschuwing vooraf kan hij er tijdens buitenritten in een noodgang vandoor gaan. Dit soort acties is duidelijk gericht tegen haar; het gedrag komt niet voort uit schrik.
Als Hempfling de met rood-wit lint afgezette picadero in loopt, waar een van de paarden staat, is het eerste wat opvalt zijn enorme kalmte en overtuiging. Hij neemt een deel van de ruimte voor zichzelf in, zonder met zwepen te zwaaien of direct iets meer te eisen. Zijn verdere benadering is per paard verschillend. Als hij met de hengst, die hij betitelt als ‘Huckleberry Finn’, in de kraal staat, heeft hij een heel duidelijke, jongensachtige charme. Een soort bravoure, die ook het paard kenmerkt. Bij het mishandelde Welshje is zijn uitstraling zachter en moederlijker.
Wat Hempfling doet met een paard, hij herhaalt het keer op keer, is geen methode. Het is geen stappenplan; er komen geen truuks bij kijken. Wat hij doet is het laten ‘samenvallen’ van mens en paard. Het is moeilijk uit te leggen. Hempfling poogt te via metaforen te vertellen wat er gaande is tussen hem en het dier. Hier en daar maakt juist de grote hoeveelheid woorden die hij gebruikt de zaken gecompliceerd. Het werkt dan beter de kunst letterlijk af te kijken.
Al spreekt Hempfling van het eerste contact tussen paard en mens als iets uiterst fragiels, als ‘ochtendmist boven het water’, zo aan flarden te scheuren, toch staat hij letterlijk en figuurlijk met beide benen op de grond. Sommige deelnemers aan de cursus spreken er tijdens het ontbijt in het hotel schande van dat Hempfling thuis op zijn Deense boerderij blijkt te jagen. Maar het past bij de man, die de uitstraling heeft van een wijze indiaan of een zenmeester, maar dan met gevoel voor humor. En met een scheutje Gordon Ramsey, want hij neemt geen blad voor de mond.
Leren
Veel aandacht gaat uit naar de juiste manier van (be)leren, die voor mens en paard eender is. Hempfling: ‘Denk aan een kind dat met blokken speelt. Hij komt erachter dat hij ze kan stapelen. Hij maakt voor het eerst een toren. Hij heeft geleerd wat een toren ís. De wens om dat te weten, kwam van binnenuit. Dát is het juiste soort leren. Als de leerervaring op die manier ontstaat, verinnerlijkt is, beklijft het. Het is authentiek, het valt samen met de emotie van het moment, het is hier en het is nu. Als het een paard vergund is op die manier te groeien, vergeet hij het nooit meer.’
Met ‘werk’ heeft zijn samenzijn met paarden niets te maken, ook niet tijdens een workshop als deze. ‘Het wérk, dat is alles om de paarden heen. Gedoe met een fluitende microfoon. Het feit dat hier te weinig plees zijn. Jullie vragen, jullie kritiek. Het regelen van alles. Wat ik in de picadero doe, met de paarden, is vakantie. Het is eigenlijk… niets. Mijn samenzijn met paarden is vrede, op het hoogste niveau. Andere mensen ruziën voortdurend met paarden, zoals ze dat met elkaar doen. Mensenstress. Een paard is wat het is. Nu. Niet gisteren, niet morgen, niet straks.’
Daarom maant hij het publiek tot stilte en aandacht, als na een pauze een groot deel blijft zitten kletsen met de buurvrouw. Het contact met mensen gaat hem moeilijker af dan met paarden. ‘Mensen oordelen op grond van aannames, dat maakt het zwaar. Ik heb wel eens meegemaakt dat er werd gedacht dat ik een viespeuk was omdat ik altijd in dezelfde broek zou lopen. Wat heeft mijn broek waar dan ook mee te maken? Ik heb 20 dezelfde broeken. Waarom moet ik zoiets uitleggen. Jullie kijken naar hoe mijn haar zit, of ik op de plaatjes in mijn boeken lijk, op de dvd’s. Dat leidt af.’ Als vrouw is het echter moeilijk daar helemaal niet naar te kijken, want Hempfling is een erg mooie man.
Tijdens de demonstratie mogen er vragen op kaartjes geschreven worden. Hempfling doet zijn best ze na de pauzes te beantwoorden. In het vragenpotje blijkt op enig moment door een anonieme bezoeker geen vraag maar een statement te zijn gestopt: het zou een schande zijn dat deze cursus 250 euro kost. Zo kunnen alleen ‘rijke mensen’ er gebruik van maken. Hempfling is een geldwolf. Ook hier op gaat hij uitvoerig in. Volgens hem verdient elke (non)vraag een antwoord: ‘Omdat ik niet anders kan dan de energie van het publiek volgen.’
Passie
Houdt hij eigenlijk van paarden, wil iemand anders weten. Is hij wel echt gepassioneerd over paarden? ‘Ik leg liefde niet op een weegschaal,’ antwoordt Hempfling. ‘Het zou ten koste gaan van andere dingen. Voor mij is alles één, ik sluit niets buiten, dus zou ik nooit zeggen: van paarden houd ik, want dat impliceert dat ik van koeien, rotsen of water niets wil weten. Liefde maakt blind. Passie kan leiden tot een bewustzijnsvernauwing. Je kunt van paarden houden zoals mensen van drugs houden. En betekent ‘ik houd van je’ feitelijk niet heel vaak: ik wil dat jij van mij houdt. Hm?’ Die zit. Hij fronst, kijkt even streng, lacht dan.
‘Mensen beweren zo vaak hartstochtelijk van hun paarden te houden. En wat doen ze? Ze slaan ze. Ze priemen sporen in hun buik. Ze forceren het dier in een zelfverzonnen, artificieel plaatje. Dát is de paardenwereld. Paarden worden vaak misbruikt. Van binnen huilt zo’n dier.’
Op zijn dertigste, ruim twintig jaar geleden, kwam Hempfling na een leven vol uiteenlopende bezigheden (hij werkte ondermeer als straatmuzikant, als leraar op een kunstacademie en als danser) voor het eerst met paarden in aanraking. Voor die tijd had hij al wel in de gaten dat hij heel gemakkelijk ‘samen kon vallen’ met dieren. ‘Katten komen bij me, honden volgen mij, ik weet niet waarom, ik ben onwetend.’ Een hond van een kennis lag tijdens een lange autorit eens uren met zijn zware kop op zijn schouder, waarna Hempfling erachter kwam dat hij gewoonlijk een muilkorf droeg. De hond beet iedereen. Maar hem niet. ‘Het werd nog een heel probleem,’ lacht hij, ‘want vanaf onze eerste ontmoeting wilde de hond bij mij zijn, en niet meer bij zijn officiële baas.’
Tot zijn elfde woonde Hempfling bij zijn grootouders. Daarna bij zijn vader, een advocaat die weinig tijd voor hem had. Hij dwaalde langs de straat en groeide zonder al teveel dwang op. Naar eigen zeggen behield hij hierdoor zijn puurheid. Hij bewaakt dit streng. Hij leest geen kranten, kijkt geen tv, zondert zich in zekere zin af van de moderne tijden. Van methodes van andere mensen die met paarden werken, ook uit de wereld van de natural horsemanship, wil hij niets weten. Dat zou vertroebelend kunnen werken. De prachtfilm The Path of the Horse heeft hij niet bekeken, zelfs zijn eigen aandeel erin hoeft hij niet te zien.
Met zijn eerste paard, een vrij klein dier, liep Hempfling door het dorp in Westfalen waar hij toen woonde. ‘Anderen hadden het over ons als: de man en de hond. Ik was aanvankelijk gekrenkt, ik dacht dat ze mijn paardje vanwege zijn kleine formaat belachelijk maakten. Maar wat bleek: het sloeg op het feit dat het paard los met me meeliep! Ik wist niet dat het anders zou moeten. Mij leek het logisch: het was mijn paard, ik verzorgde hem, voedde hem, leefde met hem… waarom zou ik hem dan vast moeten binden?’ Hoe het kwam dat het paard hem los overal volgde, kan hij niet zeggen. ‘Nog altijd is mijn omgang met paarden zoiets als het lezen van een boek waarvan ik tegelijkertijd, op hetzelfde moment, de schrijver ben.’
In de loop der jaren zijn de gebaren die hij maakt als hij met een paard in de picadero staat, wel steeds kleiner geworden. Er is zó weinig nodig, herhaalt hij steeds opnieuw. Als je maar ‘helder’ bent.
Aard van het paard
In zijn boek Paardenpersoonlijkheden (2003) onderscheidt Hempfling 26 paardentypes. Aan het uiterlijk van een paard, de vorm van de oren, de stand van de ogen, de mond, kan hij aflezen wat voor karakter het heeft, stelt hij. ‘Elk paard is anders. Je moet de persoonlijkheid, de energie van een paard in je opnemen.’ Tijdens de demonstratie vertelt hij hardop wat hij ziet, en wat het gedrag is dat hij op grond van het uiterlijk verwacht. Zijn inschatting blijkt feilloos te kloppen.
‘In principe zijn karaktertypen niet afhankelijk van rassen,’ zegt hij. ‘Maar jullie soort paarden, de IJslanders, zijn wel bijzonder, een verhaal apart. Doordat ze zich zo lang in isolement ontwikkeld hebben, zijn IJslandse paarden onafhankelijk. Puur, naiëf, open. Maar ook op zoek naar bevestiging. IJslanders worden vaak verkeerd begrepen; hun karakter is complexer dan de meeste mensen op grond van hun uiterlijk door hebben.’
Bovendien is volgens Hempfling de IJslander minder dan andere paarden geneigd te vluchten als er gevaar dreigt. ‘Het zal eerder vechten. Doordat er op IJsland geen grote roofdieren voorkomen, is het IJslandse paard iets van zijn vluchtinstinct verloren. En het heeft ook te maken met de bodemgesteldheid. Voor je het weet zakken je hoeven weg, in een moeras of een lavapoel. Dan kun je maar beter tölten: altijd voet aan de grond.’
De idee dat vroeger álle paarden töltten, onderschrijft Hempfling niet. Hij ziet tölt als een extra gang, niet als een manier van lopen die bij de meeste andere paardenrassen verdwenen is.
Nieuw boek
In het najaar verschijnt het nieuwe boek van Hempfling getiteld Niet ik zoek het paard, het paard zoekt mij. ‘Daarin beschrijf ik drie soorten mishandelde paarden die ik helaas te zien krijg. De eerste is het sportpaard. Hij wordt bruut behandeld, geforceerd tot dingen waar hij niet aan toe is. Vreselijk. Maar wel eerlijk: de mensen uit die wereld willen dat hij zo snel mogelijk zo hard mogelijk loopt. Of zo hoog mogelijk springt, of wat dan ook. Daar komen ze voor uit.
De tweede soort komt van heel sentimentele mensen af. O, wat houden ze van hun paard. Het ene moment liggen ze in zwijm, maar… het andere moment zijn ze agressief, gefrustreerd, boos. Het paard begrijpt daar niets van. Allemaal ruis. Vooral dit soort mensen projecteren hun eigen stemmingen op het paard. Het is niet consistent, het is niet eerlijk, er is geen basis. Als je aarzelt, als je tobt, als je vreemde uitschieters hebt en dan weer soft, dan weer hard bent, breng je het paard in de war. Hij wordt argwanend. Ook vreselijk.
Ten slotte is er een nieuwe categorie, en dat is meteen ook de ergste. Ik krijg sinds een paar jaar paarden voor me die dood zijn van binnen. Dit zijn paarden afkomstig uit de wereld van wat men noemt ‘natural horsemanship’. Ze worden telkens weggejaagd, opgedreven, rond geduwd. Tot er geen eigenheid meer over is. Tot alle levenslust eruit is, de ziel beschadigd.’
Het wegsturen als in een join up is volgens Hempfling nergens voor nodig: ‘Stel een vraag aan je paard met het kleinst mogelijk signaal… en houd dat zo. Je kunt niet groot beginnen en het dan afzwakken. Paarden raken afgestompt door overdreven krachtige gebaren.’
Opluchting
De paarden tijdens deze demonstratie zijn gelukkig niet op die manier kapot gemaakt. Ze hebben issues, dat wel. ‘Ganz gut… ganz gut… ganz gut machtst du das,’ zegt Hempfling met woorden en gebaren tegelijk. Nooit zet hij zich schrap, nooit douwt hij door. Uit alles wat hij doet spreekt zijn innerlijke rust, zijn overtuiging. Hij vraagt, hij dwingt niet. Als het paard niet reageert, vat hij dat niet op als weigeren of dwars zitten of een streek leveren. Hij herformuleert de vraag. Hij beweegt alsof hij door olie loopt.
De imposante zwarte hengst Genuino heeft de meeste tijd nodig om zich open te stellen. ‘Hengsten hebben drie dingen aan hun kop: food, fight en, eh, fiets. De strijd om dominantie en vertrouwen is nooit afgelopen. Een hengst wil winnen. Het is niet het gevecht van een ouder echtpaar dat zit te hakketakken, hij meent het serieus. Dat moet je ten allen tijden in je achterhoofd houden als je met een hengst omgaat. Wees er, voor 100 %, elke seconde. Bij elk paard, maar zeker bij een hengst. Je kunt je geen afleidende gedachte veroorloven. Je moet dat ook niet willen. Trial and error werkt niet bij een paard. Je moet het vanaf het begin zeker weten. Ik stel dat ik de leider ben, en dat ik niet wil vechten.’
Al gauw staakt het paard zijn imposant gesteiger en gedreig. Hij blijft al die tijd aandachtig en alert, maar raakt steeds meer ontspannen. Hempfling is zelf ook geconcentreerd maar ontspannen: ‘Al gaat hij honderd keer in de hoek staan… not a heartbeat more.’ Dan stuurt hij hem rond, op een wenk van zijn vinger. Als hij om galop vraagt doet het paard het niet. Even later springt hij wél aan. Hempfling moet er ontwapenend hartelijk om lachen. Uiteindelijk staat black beauty gapend naast hem; de strijd is, in elk geval voor dit moment, gestreden.
Totdat de beurt aan de eigenaar is. Het dier explodeert en valt gericht aan. Hempfling is duidelijk: ‘Jij bent bang. En als ik jou was, zou ik dat ook zijn. Er dreigt een ramp, elk moment van jullie samenzijn. Dit paard is heel gevaarlijk voor je. Dit is niet jouw paard. Verkoop hem, dit werkt niet.’
De eigenaar van het andere Spaanse paard, de ruin Regaldo, heeft het zelf na de eerste dag van het weekend al door. ‘Mijn paard behandelt me als vuilnis… ik voel me ook vuilnis. Ik denk dat ik een probleem heb, en niet hij.’
Hempfling glimlacht naar hem. ‘Jouw paard is heel puur. Het heeft eigenlijk geen problemen. Het kan een heel goed rijpaard worden, mijn vriend. Maar het is geen beginnerspaard. Vergeet het leiden voorlopig. Ga met hem in de kraal aan de gang. Creeër afstand. Houd je hoofd recht… Wees sterk. Vertrouw jezelf. Vertrouw hem. Breng zoveel mogelijk tijd door met je paard. Je zult merken: er komt een dialoog op gang.’
Het neurotische Welshje Barry stelt hij gerust door het te tonen dat het niet tegen hém gericht is als hij een lijn uitgooit, tegen de afrastering aan. Doordat er tijdens zo’n actie niets verandert aan zijn uitstraling, gaat het paard het geloven. ‘Bij een paard als dit, dat schrikkerig en angstig is, moet juist niet omzichtig te werk gaan. Als je heel voorzichtig gaat lopen doen, vul je in wat het paard ervan zou vinden. Dat hoeft niet.’ Het kopschuwe paardje laat Hempfling al snel met zijn halstertje spelen. Hempflings neus raakt zijn oor. Hij aait hem met de zweep. Het paardje zucht. Het laat het hoofd hangen, zijn ogen worden zacht. Het is prachtig, het is ontroerend en het is, op een goede manier, lachwekkend. Doordat het zo oplucht, voor paard en mens.
En van de borderline demonstratie in 2008:
Uit ROS magazine(2008) 16-18brievenROS10.pdf
Citaat:
Ik had al veel over Klaus gehoord, zowel ‘good stuff’ als ‘bad stuff ’. Toen hij, na lange tijd van afwezigheid, een workshop zou geven, gaven mijn man en ik ons meteen op. Vol ver wachting kwamen we aan in Wanroij.
De voor de workshop geselecteerde paarden stonden rustig in hun box. Om half tien kwam Klaus de arena binnen. Wat me meteen opviel, was dat de paarden stopten met eten en in één lijn hun hoofden keerden toen Klaus langs ze liep. Hij liep in de richting van het publiek en toen voelde ik het: wat vibreert deze man hoog! Ik weet niet zo goed hoe ik het moet uitleggen, het is absoluut iets dat je moet voelen. Maar toen al werd het me duidelijk: dit was waarnaar ik op zoek was geweest.
Ik had deze ervaring nog nooit bij andere ‘paardenmensen’ gehad. Velen van hen hebben bijzondere vaardigheden ontwikkeld, maar ik miste altijd dat stukje, de vibratie. Voor mij het bewijs dat Klaus vanuit dat stukje in zo’n korte tijd die transformatie bij paarden voor elkaar krijgt.
Hij leest de paarden in een paar minuten en gaat vervolgens met ze aan het werk. Het was prachtig om te zien hoe de paarden in zo’n korte tijd werden teruggebracht naar, zoals Klaus dat noemt, hun authenticiteit. Dat heeft me echt heel diep geraakt. Ik kwam ‘vol’ thuis en merkte dat het doorwerkte naar mijn eigen paarden. Het inspireerde.
Het is nu vier maanden geleden. Mijn relatie met mijn paarden is enorm veranderd, omdat er in mij zoveel veranderd is. Door mijn ontmoeting met Klaus kreeg ik de bevestiging dat hetgeen waarnaar ik op zoek was ook echt bestond. Het mooiste wat ik heb ontdekt, is in ‘inlignment’ zijn. Als je dat met je paarden bent, dan ontmoet je ze pas echt en komen er verrassingen. Mooie verrassingen.
Nastasia van de Kerkhof
Door Ariadne Jaski
Citaat:
Of je nu paardenliefhebber bent, verkoper, adviseur, leraar, of coach. Ferdinand Klaus Hempfling is een inspiratiebron voor iedereen die op zoek is naar de kunst van het Zijn.
Diep geraakt zocht ik naar woorden. Woorden die duidelijk zouden maken wat ik ervaren had.
Ferdinand Klaus Hempfling had de woorden niet nodig. Hij keek me aan en zei dat ik beter kon zwijgen. Hij had volkomen gelijk. Woorden zouden slechts een stuntelige benadering zijn van een diepe belevenis en me mogelijk afhouden van een verdere resonantie.
Nu, enkele maanden later schrijf ik mijn impressie van de ontmoeting, met Ferdinand Klaus Hempfling en de wijze waarop hij omgaat met de krachtenvelden om hem heen. De krachtenvelden waarmee hij werkt, zijn paarden. Hij heeft me laten beleven, dat hetgeen hij doet, veel meer is dan een paard laten luisteren.
Ferdinand Klaus, stond in het midden van een arena. Het publiek zat op een tribune, buiten de ijzeren afrastering en was vol aandacht. Er was pers en er waren veel luisteraars. Alle aandacht leek Klaus nauwelijks te interesseren. Geen show, geen kijk mij nou. Bescheiden, groots en integer. Hij deed hetgeen waarvoor hij gekomen was en wil de mensen iets duidelijk maken. Dat iets, heeft alles te maken met contact en de kunst van het Zijn.
Wat ik ervaarde, was een man die met zijn hele wezen volledig aanwezig was. Hij had zelf de loop van een rustig paard en was in volkomen contact met de aarde, de omgeving en zichzelf De omgeving leek hij niet waar te nemen met zijn ogen en oren, maar via zijn hele lichaam. Hij was in contact vanuit subtiel gevoel. Het hoofd soms wat gebogen, een rustige lage stem, gecontroleerde bewegingen.
Later tijdens ons interview sprak Klaus over het “niet willen”. Niet willen heeft alles te maken met Zijn, loslaten, wakkerheid en overgave aan het moment zelf. Sommige mensen associëren loslaten met in elkaar zakken. Dat is echter geen loslaten, maar vluchten. Loslaten heeft te maken met verbinding en volledige acceptatie van alles wat er is. Juist dan kan er een werkelijke verbinding tot stand komen. Een verbinding tot stand brengen heeft is een proces dat om wakkerheid en voortdurende afstemming vraagt. Als een verbinding goed tot stand komt ontstaat er een groter geheel, waarin ieder kan en mag zijn.
Helaas hebben wij mensen te maken met angsten, projecties, dilemma’s en tal van overtuigingen. We vertroebelen daarmee onze waarneming. Deze vertroebeling in onze ziel staat werkelijk contact met onszelf en met de ander in de weg. Om in werkelijk contact te kunnen komen met hetgeen er is, dient de vertroebeling verhelderd te worden. Klaus is dan ook van mening dat iedere paardeneigenaar aan ‘soulsearching’ zou moeten doen. Hoe meer we onszelf van onze innerlijke dilemma’s weten te bevrijden, hoe beter we in contact kunnen komen met onszelf en met de ander. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor paardeneigenaren, maar voor iedereen die op zoek is naar werkelijke verbinding.
Ferdinand Klaus Hempling liet prachtig zien hoe hij vanuit werkelijk contact een relatie met het paard opbouwde. Hij las de subtiele signalen van het dier en forceerde niets. Hij bleef geconcentreerd en wakker en maakte gebruik van elke kans die er lag om het contact te versterken. Steeds creëerde hij ruimte om het dier zelf te laten komen. Het was alsof hij met open hand het paard tegemoet trad. “Je bent vrij om te komen, vastgrijpen doe ik niet.” In verbazend korte tijd ontstond een vertrouwensband. Ik was geraakt toen een grote zwarte hengst zijn hoofd in de nek van Klaus legde. Het paard voelde zich veilig en vanuit dit diepe vertrouwen luisterde het paard en deed de dingen die hij voorheen niet durfde. Klaus bleef steeds scherp waarnemen welke stap hij met het paard kon maken. Het dier was groot, zwart en sterk. Angst kent Klaus niet meer. Toen ik later vroeg hoe hij dat voor elkaar had gekregen was zijn antwoord: “It just happened”
Wat Klaus laat zien heeft niets te maken met trucjes of maniertjes, maar alles met Zijn. Voor mij is een belangrijke inspiratiebron geworden voor alle verbindingen in mijn leven.