
Ik weet niet of het nodig is, maar anders wil ik ook wel alle rassen apart beschrijven. Zoals bij het paard.
Hier is hij dan:
De ezel
De ezel (Equus asinus) behoort tot de familie van de paardachtigen, en is een hoefdier uit de orde der onevenhoevigen.
De ezel werd vroeger voornamelijk als last- en trekdier gehouden, maar ze komen steeds meer in trek als gezelschapsdier. Er zijn verschillende soorten ezelrassen bekend.
Terminologie
Mannelijk dier: Hengst.
Vrouwelijk dier: Merrie (ook wel ezelin).
Gecastreerd mannelijk dier: Ruin (ook wel oen of kluns).
Dier tot één jaar oud: Veulen.
Algemeen
Ezels zijn erg bruikbaar als lastdier, als rijdier en voor het rijtuig. Een voordeel van ezels ten opzichte van paarden is dat ze beter tegen extreme omstandigheden kunnen, erg intelligent zijn en zeer sober.
Ezels zijn intelligente en voorzichte dieren. In tegenstelling tot het paard is de ezel geen vluchtdier. Een ezel blijft bij gevaar stilstaan, en wacht tot er een reactie van de andere kant komt. Gebeurt dit niet, dan loopt de ezel door en zal er de volgende keer zonder al te veel moeite langs het vreemde voorwerp gaan.
Over het karakter van de ezel is veel te zeggen. Over het algemeen zijn ze slim, aanhankelijk, leergierig, trouw, sober en sterk. Dit kan natuurlijk per dier verschillen.
Wel is er vaak een verschil tussen de geslachten; een ezelhengst is van nature een enorm dominant dier. Hengsten zijn dus niet zo geschikt voor kinderen en onervaren mensen. Ze hebben een rechtvaardige hand nodig, en kunnen anders onhandelbaar worden.
Jonge dieren zijn erg leergierig en hebben enorm veel geduld en tijd nodig. Merrie’s zijn vaak het meest geschikt voor kinderen; ze zijn vrij rustig en lief. Maar nogmaals, dit kan per dier verschillen.
Ezels kunnen met gemak de dertig jaar halen, ze zitten daar vaak overheen.
Uiterlijk
De schofthoogte van de ezel varieert per ras. De gewone en meest voorkomende ezel heeft een schofthoogte van ongeveer 110 cm, maar er zijn ook rassen met een schofthoogte van 170 cm of 80 cm.
De vacht kan grijs, bruin, zwart, wit of bont zijn. Er zijn rassen die altijd een bepaalde kleur hebben. Veel voorkomende kleuren zijn grijs en zwart, minder vaak zie je bont.
Ezels hebben rondom de ogen witte kringen, wat vooral goed te zien is bij dieren met een donkere vacht. Ook hebben ze een meelsnuit. De buik is lichter van kleur dan de rest van het lijf. De oren zijn extreem groot in verhouding tot de rest van het dier.
Over de rug loopt een aalstreep, die op de schouders uitloopt in het schouderkruis (alleen te zien bij lichte dieren). De aalstreep loopt door van de manen tot de staartwortel.
De staart bestaat uit een staartwortel met een kwastje eraan. De manen zijn kort en staan rechtop. De voorpluk is klein of ontbreekt zelfs helemaal.
De hoeven zijn sterk en hebben een U-vorm. De benen zijn droog en sterk.
De vacht is in de zomer kort en dicht. Er is wel een onderlaag aanwezig, maar deze is niet waterafstotend. In de winter krijgt de ezel – al naar gelang de temperatuur van de omgeving – een dikkere vacht.
Verzorging
Een ezel is vrij makkelijk te houden. Het is echter onverstandig om een ezel in een stal of box te zetten; hier worden ze erg ongelukkig. Ook heeft een ezel gezelschap nodig, het liefst van een andere ezel. Als dit niet mogelijk is, zet de ezel dan bij een paard of in het uiterste geval bij een geit of schaap.
De ezel heeft een stuk grond nodig met een schuilstal. In tegenstelling tot paarden hebben ezels geen waterdichte vacht: als het regent mag de ezel dus nooit buiten staan. ’s Winters kan de ezel buiten blijven, hij zal uit zichzelf de stal opzoeken als het regent of erg koud is.
In de stal moet een flinke laag stro of andere bodembedekking liggen. Er moet voldoende hooi zijn om te eten. Verder is een heel klein beetje krachtvoer voldoende. Ook moet er altijd vers water aanwezig zijn.
Met extra’tjes zoals wortel, paardensnoepjes en andere lekkere dingen moet men heel goed uitkijken. Ezels hebben de aanleg om snel te dik te worden. Hetzelfde geld voor de wei: deze mag nooit te overvloedig zijn. Anders bestaat er de kans dat de ezel in korte tijd niet alleen te zwaar wordt, maar ook kans loopt op (ernstige) hoefbevangenheid.
Verder dient de hoefsmid op tijd langs te komen, eens in de 6-8 weken. Het liefst een smid met ervaring met ezels, aangezien de vorm en de bouw van de hoef niet helemaal gelijk is aan die van het paard. Ook moet de ezel op tijd ontwormt worden, ingeënt tegen tetanus en influenza, en de paardentandarts dient het gebit goed in de gaten te houden.
Verder zijn de meeste ezels dol op aandacht; vooral in de overgang van winter- naar zomervacht of andersom willen ze graag geholpen worden met een borstelbeurt. Als de ezel veel buiten staat is het beter om niet al teveel aan de vacht te doen (al is elke dag een borstelbeurt geen probleem). Sommige ezels worden in de zomer geschoren.
Rassen
Er zijn verschillende ezelrassen. De meeste komen uit Frankrijk, Spanje en Italië. Enkele voorbeelden zijn:
De Gewone ezel
Grand Noir du Berry
Poitou-ezel
Normandische ezel
Provencaalse ezel
Pyreneese ezel
Cotentin
Catalaanse ezel
Zamorano-Leones
Andalusische ezel
Asinari
Ragusa
Dwergezel
Wilde ezels
Er komen nog steeds wilde ezels voor in Noord- en Oost Afrika en Azië. Dit zijn soorten als de Afrikaanse wilde ezel, de Nubische wilde ezel, de Somalische wilde ezel, de Onager (ook wel Aziatische wilde ezel), de Mongoolse wilde ezel (ook wel Khulan), de Indische wilde ezel (ook wel Khur), de Kiang.
Deze wilde ezels lijken sterk op hun tamme soortgenoten, maar er zijn kleine verschillen. Zo hebben sommige soorten geen schouderkruis en zebrastrepen op de onderbenen.
Ik hoop dat het wat is
