De evolutie:
Over de evolutie (en verdere ontwikkelingen) van het paard is in het Nederlands maar vrij weinig te vinden. De evolutie is ontdekt door fossielen en DNA onderzoek. De belangrijkste veranderingen waren de tanden en de tenen.
[Paardachtigen] zijn [onevenhoevigen]. (perissodactyla). De derde teen, de middelste, is de steun-as. Onevenhoevigen worden onderverdeeld in [hippomorpha] (paardachtigen) en ceratomorpha (onder andere neushoorns en tapirs). Onevenhoevigen hebben een enkele maag en geen gewei.
De eerste soort van ‘het [paard]’ die bekend is heet de Hyracotherium. Deze soort wordt ook wel Eohippus genoemd. Het diertje leefde 55 tot 45 miljoen jaar geleden in de bossen van Noord-Amerika, en was ongeveer 25 tot 45 cm hoog. De Hyracotherium had het gebit van een alleseter, maar at voornamelijk zacht fruit en bladeren. Ook had het dier relatief lange benen om te vluchten. Het paardje liep op tenen. Het beest had 5 voortenen, waarvan 4 met hoef. De vijfde teen, de teenduim, kwam niet op de grond. Ook had hij 5 achtertenen, waarvan 3 met hoef, de eerste en vijfde rudimentaire tenen raakten de grond niet. De hoeven hadden kussentjes aan de onderkant. Hij verspreidde zich via de landbrug naar Europa. Tijdens het Eoceen ontwikkelden zich, uit de Hyracotherium, nieuwe takken.
De Orohippus leefde ongeveer 50 miljoen jaar geleden. Hij had langere benen dus was een goede sprinter. De twee rudimentaire tenen bij de achterbenen waren er niet meer. Uit ontwikkeling van de tanden bleek dat de Orohippus ruwere planten at dan de Hyracotherium.
De Epihippus leefde ongeveer 47 miljoen jaar geleden, in het midden Eoceen. Hij had nog betere maaltanden dan de Orohippus.
De Mesohippus (middel paard) ontwikkelde zich ongeveer 40 tot 32 miljoen jaar geleden. 32 tot 24 miljoen jaar geleden, Oligoceen, kwam er een klimaatverandering in Noord-Amerika. Het werd droger, er ontstond gras en droge prairies. De Mesohippus ontwikkelde zich: hij kreeg langere benen om snel te kunnen rennen op de open vlaktes (om roofdieren te ontwijken) en steviger tanden, voor het [grazen]. De Mesohippus had alle tenen nog. Hij liep op 3 tenen voor en 3 tenen achter, en de andere tenen waren kleine stompjes geworden. De derde (de middelste) teen was sterker dan de buitenste tenen. De Mesohippus was groter dan de Epihippus, hij was ongeveer 61 cm. Zijn kop en nek waren langer, en hij had grotere hersenen. Hij had een duidelijke [fossa] (de ondiepe verlaging in het schede, dat heel duidelijk te zien is bij paarden. Handig voor het herkennen van fossielen).
Zo’n 36 miljoen jaar geleden leefde er circa 4 miljoen jaar naast de Mesohippus de Miohippus. De Mesohippus stierf uit. De Miohippus splitste zich uit in twee groepen en een kleine derde groep. Een groep die op de prairies en de steppen leefde, een groep die in de bossen leefde en pygmeepaarden. De laatste soort stierf al snel uit.
De bosgroep bracht vermoedelijk de Anchitheres voor, die erg leek op de Miohippus maar nog groter was. Hieruit kwamen de Hypohippus en de Megahippus. Deze stam stierf 9 miljoen jaar geleden uit, waarschijnlijk door een klimaatverandering.
De Miohippus die op de prairies en de steppen leefde onderging grote veranderingen. Het [gebit] werd nog beter aangepast aan het grazen en kauwen: de tanden waren groter en bleven groeien. Dat laatste was erg handig omdat deze snel afsleten door het harde gras wat ze moesten vermalen. Hij ging op de middenteen staan en de zachte delen van de voet verdwenen. Ze kregen langere snuiten en een grotere afstand tussen de [ogen] en de [mond] waardoor ze de omgeving beter in de gaten konden houden. De Parahippus ontwikkelde zich uit deze groep. Deze leefde ongeveer 23 miljoen jaar geleden (vroege Mioceen) en had de maat van een kleine [pony].
De Parahippus veranderde snel in een grazend paard: de Merychippus. Hij had bredere [kiezen] die nog beter geschikt waren voor het harde gras. Hij was al herkenbaar als paard. Hij had nog wel 3 tenen, maar de middelste teen was alweer groter geworden. Z’n voeten liepen al uit in een gebogen [hoef], die lijkt op de hoef van een modern paard. De benen waren geheel gemaakt op hardlopen.
Uit de Merychippus ontstonden 19 nieuwe paardensoorten, die je in 3 groepen kunt onderverdelen. De Hipparion. Deze was heel succesvol en stak over naar Eurazië en Afrika maar stierf ongeveer 400000 jaar geleden uit. De Protohippus was veel kleiner en uit de Protohippus ontstond de Pliohippus. Deze had sterk gebogen [tanden] (hierdoor waren de tanden sterker). Uit de Pliohippus ontstond de Dinohippus, met als tussenvorm de Astrohippus.
Lang werd er gedacht dat de Dinohippus eentenig was, maar uit een fossiel dan in 1981 in Nebraska (staat in Amerika) is gevonden blijkt dat er ook drietenige Dinohippi waren. De tussenvorm tussen de Dinohippus en de Equus (het moderne paard) is de Plesippus.
Aan het einde van het Plioceen werd het klimaat in Noord-Amerika flink kouder en trokken veel dieren naar het zuiden. Een groep van de Plesippus ging via de landbrug rond de Straat van Bering naar Eurazië, rond 2,5 miljoen jaar geleden. Een deel trok naar Noord-Afrika en Azië, en ontwikkelde zich tot [onagers] en [ezels]. Een ander deel trok Centraal-Afrika binnen en ontwikkelden zich tot [zebra’s]. Ook trok er een deel naar Europa, Azië en het Midden-Oosten en ontwikkelde zich tot het moderne paard.
In het late Plioceen en het Pleistoceen, 3 miljoen tot 10000 jaar geleden, leefden er in Amerika 3 genetische groepen.
De Hippidion, relatief korte benen, is, zo blijkt uit DNA-studies, geen afstammeling van de Pliohippus. De Hippidion is een lid van de Equus. De Hippidion stierf 13000 jaar geleden uit.
Daarnaast was er een soort met dunne benen, die in Noord-Amerika leefde, maar daar rond 31000 jaar geleden verdween. Deze stierf rond dezelfde tijd uit als de Hippidion.
De moderne paarden, inclusief het huisdier en [Prezewalski paard], behoren tot de derde groep, de Equus caballus.
Gezien het feit dat [paardachtigen] miljoenen jaren hadden geleefd, moet er in Amerika, 11000 jaar geleden iets heel heftigs zijn gebeurd, want alle paardachtigen stierven toen plotseling uit in Amerika.
Men vermoedt: klimaatverandering, een pandemie of overbejaging door de mens.
Vanaf 10000 jaar geleden verdwijnen fossielen van paardachtigen uit de fossiellagen.
In 1493 bracht Columbus weer paarden naar Amerika. Opvolgende ontdekkingsreizigers brachten steeds meer paarden mee en gingen ermee fokken. Paarden verdwenen, onder andere door diefstal en er ontstonden groepen wilde paarden, die bekend werden als [Mustangs]. Dit zijn [verwilderde paarden].
Ik ga ook nog een stukje schrijven over de 4 primitieve paardenrassen en de 4 paarden en ponytypes, maar of jullie dit ondertussen even na willen kijken want spelling in zulke lappen tekst is niet mijn sterkste kant
alvast bedankt