Citaat:
Ze legde haar kousenvoetjes op de tafel te rusten. Ze schoof heen en weer op haar stoel, nerveus kijkend naar haar beeldscherm. Het enige licht in de kamer. Ze zuchtte een paar keer diep, maar het haalde niets uit. De cursor flikkerde onrustig op haar typeveld en ze besefte dat dat voor het eerst in lange tijd dat niet meer zou veranderen vannacht. Ze opende een raam, liep onrustig door de kamer heen en weer. Zette de tv aan, luisterde naar het nieuws.
Niks, een complete leegte. Geen inspiratie, geen nieuwe woordspelingen die zich in haar gedachten vormden, geen brandende onderwerpen die in haar hoofd opdoemden.
Niks.
De stilte was bijna verscheurend. Het zachte getik van het toetsenbord leek te duidelijk afwezig. Ze rende de trap af naar beneden en pakte een groot glas cola in de keuken. Nog steeds het tikken in haar hoofd. Ze spatte haar gezicht nat. Haar ogen voelden zwaar en pijnlijk. De klok, die haar zo overduidelijk liet horen dat het al drie uur was, zette ze stil. Met zware tegenzin sjokte ze weer naar haar computer en probeerde het nog eens.
Leeg.
Ze kwam niet verder dan een enkele zin. “Ze legde haar kousenvoetjes op de tafel te rusten.” Als het nou nog eens een goede openingszin was, had ze er misschien nog op door kunnen gaan. Maar het was brandhout.
Net toen haar vinger dreigde vast te plakken aan haar backspace toets, besefte ze het. Ze ging schrijven over een inspiratieloze nacht.