Ik ben niet zo tevreden over sommige dingen. Sommige zinnen hebben een beetje 'de kracht' die ik erin wou steken, verloren (als we nu eens in het Engels mochten schrijven hè
). Het einde vind ik te kort, dat had ik ook 'krachtiger' gewild.
Omdat ik persé hij en zij als 'personages' wou, in plaats van echte namen, kan het soms wel wat verwarrend zijn.
Mijn woordkeuze stoort me ook hier en daar. En ik ben ook geen heldin in dialogen

Maargoed, ik heb mijn best gedaan.
Commentaar is zeker welkom

(Hier lijkt het trouwens veel korter dan in Word, maar het is dus wel degelijk een A4 lang)
De man op de brug
Nog maar een paar stappen, dacht hij bij zichzelf. Trillend zette hij nog een stap vooruit. Het geluid van het water dat onder hem vloeide, bereikte nauwelijks zijn oren. In zijn hoofd dreunde de ruzie van daarnet nog na. De harde woorden die zijn vrouw naar hem had geroepen, spookten door zijn hoofd.
Hij had het al die tijd al vermoed en vandaag was hij haar gevolgd. Ze was met gierende banden de parking van een chique hotel opgereden. Aan de ingang had een man haar opgewacht. Hij had hem rond de 35 geschat, niet veel ouder dan hijzelf of zijn vrouw. De man had haar op de mond gekust en hand in hand waren ze het hotel binnengewandeld.
Geschokt was hij teruggereden naar huis. Daar had hij twee uur op haar gewacht. Twee lange, zenuwslopende uren. Zou hij het haar vertellen? Moest hij haar confronteren met de feiten?
Hij had het willen uitpraten, maar het was helemaal anders gelopen dan hij had gewild. Verwijten als ‘zelfs een knuffel is al teveel gevraagd voor meneer!’ en ‘jij bent compleet geobsedeerd door je werk!’ werden hem naar het hoofd geslingerd. Hij had alles gewoon over zich laten komen. Zwijgend had hij daar aan de keukentafel gestaan. Hij had haar amper durven aankijken.
En nu stond hij hier op de brug, een paar stappen verwijderd van zijn verlossing.
Nog vier stappen.
Ze had gelijk, ik ben een nietsnut.
Nog drie stappen.
Ik heb de wereld niets te bieden.
Nog twee stappen.
Het is beter zo.
Nog één stap.
‘WACHT!’
Met een ruk draaide hij zich om en bijna verloor hij zijn evenwicht. Daar, nog maar half uit de auto gestapt, stond zijn vrouw. Ze was lijkbleek en keek hem aan met opengesperde ogen. Snel sloeg ze het portier van de auto dicht en liep naar hem toe. Hij zette een stap in haar richting en bleef daar staan, op de rand van de brug. Achter hem bruiste het water nog steeds hevig.
Ze vloog hem om de hals en begon te huilen. ‘Oh lieverd, het spijt me zo’, fluisterde ze in zijn oor. ‘Ik hou nog van je, echt waar. Ik meende niet wat ik zei. Als er iemand is die boos mag zijn, ben jij het.’
Ze liet hem los en keek hem recht in de ogen. Hij voelde de tranen in zijn ogen prikken. ‘Waarom? Zeg me wat ik verkeerd heb gedaan ...’, vroeg hij haar, bijna smekend. Ze begon weer te snikken. ‘Ik weet het niet ... ga je me dit ooit kunnen vergeven?’
Hij zei niets. Waarschijnlijk niet, dacht hij.
‘Wacht op mij ... ik hou van je ...’
Ze omhelsde hem zachtjes, voor een laatste keer. Voorzichtig boog ze voorover, hem teder duwend in de richting van hun verlossing.
‘Vergeef me, alsjeblieft ...’
