
‘Kijk daar heb je hem.” Karen wijst in de richting van Carlo. Eef draait met haar ogen en zegt: ‘Als je hem dan echt zo leuk vindt, stap dan op hem af!’ Karen blijft staan en kijkt haar vriendin met een raar hoofd aan. ‘Denk je dat ik gek ben of zo! Dan verpest ik het dus helemaal!’ Eef kan haar gelach niet onderdrukken en schatert het uit in Karen haar gezicht.
‘Jij, verlegen? Laat me niet lachen!’ ‘Dat doe je al, dus daar hoef ik niet voor te zorgen.’
‘Nou ja, laten we ophouden over Carlo. Je praat vanzelf wel een keer met hem. Geloof me nou maar.’ ‘Nou, vooruit, ik geloof je,’ zegt Karen. Samen lopen ze de school binnen.
Daar ziet Eef vanuit haar ooghoek Jim op de gang staat. Ze heeft het gevoel dat ze zo rood als een tomaat wordt. Als ze in Jim z’n richting kijkt en hij terug, draait ze snel haar hoofd weg.
Eef is altijd al erg verlegen geweest voor jongens. Ze is zo diep in gedachten verzonken dat ze niet hoort dat Karen haar roept. ‘Hé Eef! Waar zit je met je gedachten meid.’ Eef kijkt geschrokken op en zegt: ‘Ja sorry, ik was er even niet bij.’ Karen sleurt Eef mee naar het lokaal voor Engels en daar ploffen ze naast elkaar op een stoel neer.
Eef verveelt zich dood onder de Engelse les en pakt haar schrift voor zich. Ze tekent een groot hart met een pijl erdoor. Aan de ene kant zet ze Eef en aan de andere kant Jim. Eef heeft niets door als haar wordt gevraagd of ze het snapt. ‘Hu, wat?’ Mevrouw Verwijk, de Engelse lerares, loopt op Eef af en pakt haar schrift af. ‘Zo, zo,’ zegt ze. Ze scheurt de bladzijde uit het schrift en neemt hem mee naar het bord. Waar Eef al bang voor was gebeurt. Mevrouw Verwijk pakt een magneet en hangt het briefje op het bord. De hele klas begint te lachen en Jim staart haar met open mond aan. “NEE!” schreeuwt Eef. Ze gooit haar boeken in haar tas en rent met betraande ogen het klaslokaal uit. Ze smijt de deur dicht en trekt haar jas van de kapstok. Snel trekt ze de jas aan en rent de school uit. Als ze haar fiets wil pakken hoort ze achter haar geschreeuw. Een van de kinderen uit haar klas hangt uit het raam. ‘Haha, je maakt toch geen kans! Hahahaha!’ Nu houdt Eef het niet meer. Ze smijt haar tas op de grond en loopt naar haar klasgenoot toe. Ze pakt hem bij z’n shirt vast en zegt: ‘Als je nu je bek niet houdt, dan krijg je een flinke dreun.’ Ze trekt een vuil gezicht en dan draait ze zich weer om.
Ze haalt haar fiets van het slot en fietst kwaad naar huis.
Als ze thuis komt ziet ze haar moeder in de keuken staan. ‘Hé Eef, wat ben jij vroeg thuis. Was je eerder uit?’ Eef krijgt een kleur en zegt: ‘Ja, Engels en Scheikunde vielen uit.’
Ze geeft haar moeder een kus en rent naar boven. Ze zet haar tas naast haar bureau neer en ploft in haar luie stoel. Dan loopt er een traan over haar wang. Snel veegt ze hem weg en vermant zichzelf. ‘Kom op Eef, stel je niet zo aan,’ zegt ze tegen zichzelf.
Maar toch zit het haar niet lekker. Wat haat ze mevrouw Verwijk. Ze staat op uit de stoel en trapt kwaad tegen haar bed aan. Ze valt terug in de stoel en grijpt naar haar teen. Die zwelt langzaam op. Ook dat nog!
Eef hoort dat de telefoon beneden gaat en zet haar deur op een kier om te luisteren wat haar moeder zegt. ‘Nee, ze zit thuis…. Niet vrij?... Spijbelt?’
Eef heeft snel door waar het over gaat en sluit de deur van haar kamer. Muisstil loopt ze langs haar bed en trekt haar schoenen aan. Ze pakt een warm vest uit haar kast en schuift haar raam open. Ze klimt naar buiten en langs de regenpijp gaat ze naar beneden. Ze hoort nog net de deur van haar kamer open gaan. Net op het moment dat Eef op de grond springt, hangt haar moeder uit het raam. ‘Eef, kom onmiddellijk terug! Eef, nee!’
Eef springt over het tuinhek heen en grijpt haar fiets. ‘Eef, wacht! Aaaah, rotkind!’
Eef kijkt kwaad achterom. ‘Heb ik van jou geërfd!’ Ze ziet van 10 meter afstand nóg de woede in haar moeder haar ogen.
Ze stapt op de fiets en trapt zo snel als ze kan weg.
Ding dong. ‘Hé Eef!’ Karen slaat twee armen om haar vriendin heen. ‘Gaat het een beetje? Mevrouw Verwijk was wel erg banketstaaf hè. Ach weetje, we gaan morgen wel even bij de directeur langs en dan zeggen we er wat van. En trouwens, zo erg scheen Jim het toch niet te vinden? Of wel soms? Kom binnen Eef, het is veel te koud.’
Met haar ogen neergeslagen blijft Eef op de deurmat staan. ‘Eef? Wat is er?’
‘O, Karen! Ik heb weer ruzie met m’n moeder en ben weer weggelopen! En o, nu gaat het vast weer helemaal fout!’ Karen ziet de tranen in Eef haar ogen slaan en begrijpt dat het weer goed fout is.
‘Maar Eef, hoezo dan? Wat is er gebeurt dan?’ ‘De school belde en m’n moeder kwam er achter dat ik spijbelde. En ze begrijpt me toch niet als ik over Jim vertel, ze kan niet eens van haar eigen man en kind houden. Logisch dat ik m’n vader niet ken!’
Karen sluit de buitendeur en neemt Eef mee naar boven. Daar gaan ze samen op het bed zitten. Niemand zegt iets. Karen zit verlegen met haar nagels te prutsen en weet niet wat ze moet zeggen. Eef laat haar tranen weer lopen en leunt zachtjes tegen Karen aan.
‘Karen, misschien moet ik maar voorgoed weglopen. Dan heb ik geen last meer van m’n moeder en zij ook niet meer van mij.’ Eef staat op en loopt richting de deur. Ze werpt nog een blik op Karen en loopt terug. Ze slaat twee armen om haar heen en houdt haar stevig vast.
‘Vaarwel meid. Misschien tot ziens.’ Dan draait ze zich weer om en loopt door de deuropening. ‘Nee, Eef! Eef wacht.’ Karen staat op van het bed en rent richting de deur.
‘Eef, wat ga je doen?’ ‘Ik ga weg Karen. Waarheen weet ik niet. Maar ik ga weg. Ik moet weg. Weg van m’n moeder, weg van dit leven.’ ‘En dus ook weg van mij?’ ‘Ja, ook van jou. En dat is het enige waar ik moeite mee heb. Maar ik moet je laten gaan. Ik moet een nieuw leven beginnen met nieuwe mensen.’ ‘Maar..’ ‘Nee Karen, zeg maar niets. Het is al moeilijk genoeg.’ Eef draait zich weer om en loopt met grote passen weg.
Karen staat met open mond in haar kamer en hoort hoe de buitendeur wordt gesloten.
Alles ging zo snel en Karen kan het niet aan. Ze loopt naar haar kleerkast en slaat de spiegel in. Waarom! Waarom moet het zo gaan! Waarom is Eef zo eigenwijs!
Karen balt haar vuist en dan ziet ze de scherf in haar vuist. Langzaam trekt ze hem eruit terwijl ze op haar lip bijt. ‘Ja Eef, dit doe je me aan! Dit doe je me aan!’
Eef komt bij huis aan en ziet dat de auto van haar moeder weg is. Gelukkig, dan kan ze rustig haar spullen pakken. Ze zet haar fiets tegen het hek en loopt achterom. Als ze de achterdeur open wil trekken lukt het niet. Eef denkt dat de deur klem zit en trekt harder. Ze kijkt langs de deur en ziet dat de deur op slot zit. Haar moeder doet nooit de deur op slot. Maar ze wist dat Eef terug zou komen. Eef loopt naar de schuur en wil de reserve sleutel pakken, maar die is ook weg. oliebol! Ze kijkt of er ergens een raam open staat maar die zijn ook allemaal gesloten.
Eef pakt een losse steen van de grond en doet drie passen achteruit. Dan smijt ze de steen keihard door het raam van de achterdeur. Het glas knalt kapot en het valt in duizend stukken op de grond. Eef hoopt maar dat de buurt niets heeft gehoord, of dat je in ieder geval niet komen kijken. Snel klimt ze door het raam en loopt door de bijkeuken. Ze rent de trap op en pakt haar sporttas van de overloop. Ze loopt haar kamer in en begint in te pakken.
Eerst haar kussen en haar dekbed, dan haar kleren en schoon ondergoed. Dan loopt ze naar de badkamer om haar toiletspullen te pakken en als laatst stopt ze haar mobiel en portemonnee in de tas. Ze loopt naar beneden en trekt de koelkast open. Ze pakt 3 pakketten met pakjes appelsap en een fles bronwater. Dan pakt ze de pindakaas, een mes en een zak brood. Als laatst pakt ze een pakket met koekjes en stopt ze alles in haar tas. Ze loopt de bijkeuken door en klimt weer door de achterdeur naar buiten. Ze pakt haar fietst en gaat ervandoor.

