In de dichte mist komt het grote, zwarte hoofd plotseling omhoog. Fluwelen oren gaan heen en weer. Een neus wordt in de lucht gestoken. Elk geluidje, elk luchtje, elke stap wordt gehoord. Er klinkt een schril gehinnik, flanken trillen door het geluid. Een vogel uit een nabij gelegen bosje schrikt op en vliegt luid kwetterend weg. Het komt in beweging; grote, zware stappen door het stille, lege graslandschap. Het hoofd fier opgeheven. De damp van de mist wijkt ervoor opzij, alsof het bang is om het edele dier aan te raken. Opnieuw klinkt er gehinnik, ergens ver weg door de ondoordringbare mist, klinkt zachtjes een antwoord.
Piepend gaat een hek open. Een meisjesstem roept nog maal een naam naar de mist, maar er komt alleen stilte terug. Het is koud, het gras knispert onder haar voeten als ze in beweging komt. Nog een keer roept de stem een naam. Opeens wordt de stilte onderbroken door geluid. Een vertrouwd geluid, zware stappen en een warme ademhaling.
Stephanie Morree stapte bijna energiek uit haar bed en zwaait haar lange blonde haren uit haar gezicht. Nog maar 18 lentes jong en toch al een hoop meegemaakt in haar leven, iets wat de meeste volwassenen haar niet nadoen. Inderdaad, een meisje met een verleden, maar wat haar juist zo bijzonder maakt. Een verleden wat je nooit meer kwijtraakt.
Stephanie was 16 jaar toen haar moeder overleed. Ze heeft maanden lang gevochten tegen kanker. Het was een vechter, haar moeder, net zoals haar dochter, maar het was niet genoeg. Ze leken op elkaar, net 2 zusjes, en altijd samen. Paarden waren hun leven, die hoorden er gewoon bij, totdat de kanker toesloeg. De paarden moesten verkocht worden om de ziekenhuiskosten en de medicijnen te betalen. Ze bleken daar achteraf niet genoeg voor verzekerd te zijn. De kosten bleven maar oplopen en met haar moeder ging het steeds slechter. Alles paarden waren weg, ze hadden amper geld om mee rond te komen, om zelfs alleen maar boodschappen te doen. Tot uiteindelijk haar moeder overlijd. Opa’s en oma’s had ze niet meer, ze waren overleden toen ze nog een kleuter was en het eigenlijk veel erger vond dat ze daardoor geen snoepjes meer kreeg als ze langsgingen. Allebei haar ouders hadden geen andere broers of zussen, verdere familie had ze niet. Samen met haar vader en kleine broertje blijft ze alleen achter op de wereld.
‘Waarom is de wereld zo moeilijk? Waarom liet ze me alleen achter? Waar zullen de paarden zijn? Tornado? Gipsy? Paint?’ Stephanie sloeg haar handen voor haar ogen om de tranen tegen te houden. Tranen die zich niet tegen lieten houden door haar handen, tranen die nooit stopten. De eerste vragen zullen nooit voor haar beantwoord worden. Zelfs voor de laatste vraag zal het onwaarschijnlijk zijn. Ze durfde niets te vragen over de verkoop van de paarden aan haar vader, die heeft de paarden eigenlijk nooit zo gemogen. Maar toch waren ze niet uit haar gedachten te krijgen. De deur begon te kraken, net zoals het dak, het begon te waaien buiten en het zou ook snel donker worden. Met behulp van haar mouw veegde ze zo goed en zo kwaad als het ging haar tranen weg. Staat op, schud haar lange haren uit haar gezicht, trekt haar trui recht en kijkt op. De grote spiegel die aan de andere kant hangt is vuil en heeft een dikke laag stof. Ze ziet haar spiegelbeeld en slikt. Ze lijkt inderdaad sprekend op haar moeder. Lang, slank, blauwe ogen, lang, dik en blond haar dat golvend langs haar schouders en rug valt. Zoveel mogelijk proberend er niet naar te kijken doet ze snel de halve deur achter zich dicht met de dubbele sloten en loopt door de schuurdeur richting het woonhuis, de boerderij. De lege stallen en de naambordjes negerend.
Tijdens het avondeten is het donker en stil, als het geluid van de tv niet wordt meegerekend. Elke avond simpel warm eten op de bank voor de tv. Haar vader en Luuk zijn er bijna niet meer vandaan te slaan. Stephanie is er ondertussen goed in geworden om zichzelf ervan af te sluiten. Haar moeder heeft dit nooit goedgekeurd toen ze nog leefde, voor de kanker. Elke avond verse groenten met gekookte aardappelen en een stukje vlees. Elke avond met z’n allen aan de grote houten eettafel in de keuken. Elkaar vertellen wat er die dag allemaal gebeurt is op school en werk. Elke avond, elke dag. Sindsdien is er een hoop verandert. Haar vader, Josh, zit onderuit gezakt met zijn bord eten op zijn bolle buik. Na de dood van Stephanie’s moeder is zijn haar snel grijs geworden, ook al is hij pas 45 geworden. Luuk hangt op de bank, net zoals altijd. Hij komt er bijna alleen nog van af om te gaan slapen in z’n eigen bed op de eerste verdieping of om naar school te gaan. Het was de lievelingsbank van haar moeder. Stephanie weet nog precies toen ze het met z’n tweeën gingen uitzoeken. Het was een warme dag rond haar verjaardag in juni en haar moeder stond erop om een nieuwe bank te kopen. Degene die ze toen hadden leek ze wel een hekel aan te hebben. Het werd uiteindelijk een lichtblauwe driezitsbank met kleine, witte sterretjes. Zo’n lekkere bank waar je lekker op gaat zitten en helemaal in weg zakt, waardoor je er voor altijd in zou willen blijven zitten. Een bank waar ze met z’n allen lekker tegen elkaar aan konden kruipen. Tegenwoordig moet je ontzettend goed kijken welke kleur het is geweest, de sterretjes zijn helemaal niet meer te vinden. Maar de bank is gebleven, op de plaats waar de oude bank stond. Net zoals de kleurige gordijnen die nu bijna geen kleur meer hebben en alle beeldjes van de paarden in de vitrinekast. Miniatuurpaarden van steen met allemaal een eigen naam, maar tegenwoordig onder het stof verdwenen. Stephanie bekijkt de rest van de woonkamer, het was niet zo heel erg vies, er moet gewoon nodig een keer schoon gemaakt worden, dacht ze bij zichzelf. De rest van het meubilair staat er inmiddels al jaren en is niet meer van deze tijd, maar dat maakte het juist zo ontzettend gezellig. Ze hebben nooit een schoonmaker gehad, haar moeder was veel te trots op haar bezittingen om iemand anders te laten komen. Dus één keer in de zoveel tijd plande ze een dag en ging ze alles schoonmaken. Nu kwam er niets meer van. Haar vader werkte fulltime om hen te onderhouden en zij en Luuk zaten allebei nog op de middelbare school. Ze hebben geen geld over om iemand te laten schoonmaken en niemand had er tijd voor.
Josh staat op om de borden af te wassen samen met de pannen die gebruikt zijn om het weinige eten in voor te bereiden. ‘Luuk, het is jouw beurt om vanavond te helpen met afwassen. Wil je wassen of afdrogen?’ Luuk stond langzaam op vanuit de bank en trok een vies gezicht naar Stephanie en fluisterde ‘ben net een vrouw met dat afwassen!’. Als antwoord gooide zijn zus een kussen naar zijn hoofd met ‘puber!’. En hij vertrok toch maar achter zijn vader aan naar de keuken. Stephanie had de tv voor haar alleen en zapte van zender naar zender. Haar adem stokte en staarde met opengesperde ogen naar het scherm. ‘Steph? Alles okee? Heb je al een paar keer geroepen, maar je hoorde me niet.’ Voetstappen, een hand op haar schouder, ze knipperde met haar ogen, maar het was echt. Het scherm stond op haar netvlies gebrand. Haar vader stond naast haar en zag het ook, hij slikte. Op het scherm zagen ze Suzanne, haar moeder, nu, op dit moment. Een miniatuur Suzanne met onder haar een miniatuurpaard, net zoals een miniatuurpaard in de vitrinekast naast de tv. Een springwedstrijd, een wit paard, haar moeder, de wereldbeker. Het begint door te dringen. Het is een aflevering van de paardenspringsport met alle hoogtepunten van de afgelopen jaren. Het witte paard, een schimmel, was Gipsy, nu een 18 jarige merrie en wie weet waar ze zich op dit moment bevind? Ze hebben toen de wereldbeker gewonnen, de wereldbeker die op een plank staat in de vitrinekast samen met de andere prijzen, onder de plank met de miniatuurpaarden, maar met net zoveel stof.
Ze staarden nog steeds naar het scherm, allebei aan de grond genageld. Beelden flitsen over het tv-toestel heen en weer. Het was alsof de tijd stilstond, de tijd die sinds de dood van Suzanne stil was blijven staan, maar de tijd die bij de rest van de mensen over de wereld was doorgegaan. Wat was tijd? Wat betekend tijd? Kan de tijd echt stilstaan? Stephanie knippert met haar ogen en vecht tegen de tranen, deze waren ook nooit te stoppen geweest, maar nu was het tijd. Ze moeten stoppen, het moet! Boos probeert ze de onverwoestbare tranen te stoppen, een nieuwe tijd was aangebroken. Josh kijkt richting zijn dochter en zijn borst zwelt op van trots. Tijd en tranen lijken onverwoestbaar, maar niets is wat het lijkt.
Hij weet dat hij Suzanne nooit meer terug zal krijgen, maar hij kan haar wel herinneren zoals ze is geweest. Vrolijk en vol levenslust. De kinderen zouden haar zo moeten herinneren. Herinneren zoals ze straalde, net zoals op dit moment op de tv, honderden mensen die haar zo zien. Er moeten dingen verandert worden. De tijd kan niet terug gedraaid worden, maar we kunnen wel de tijd die we hebben goed gebruiken. Misschien zullen we daardoor de tijd een beetje kunnen inhalen.
‘Dat is mama… Mama en Gipsy…’ klinkt zachtjes. Zachtjes en langzaam loopt Luuk vanuit de keuken naar de woonkamer, bang om het bijna magische moment te verbreken. Een traan rolt geluidloos over zijn wang, een nat spoor achterlatend. Een hand op het scherm van de tv, wat even knettert van de statische elektriciteit. Een vinger wat het figuurtje volgt. Een traan wat in duizend stukjes kapot valt op de grond. Net zoals het hart van de jongen. Het hart was 2 jaar eerder kapot op de grond viel. Pijn. Angst. Eenzaamheid. Allemaal begrippen die in dit huis voorkomen.
Ondertussen zijn alweer nieuwe beelden op de tv verschenen. Ogen worden geknipperd, tranen stoppen met stromen, aarzelend wordt er naar elkaar gekeken, nog steeds doodse stilte. De klok is het enigste geluid met het tikken van de secondes. Minuten gaan voorbij. Zachtjes kraakt de vloer als ze in beweging komen, elkaar knuffelen en samen zijn. Ogen die elkaar aankijken en allemaal hetzelfde willen zeggen, de wereld draait door. Spullen worden opgeruimd, tv en licht worden uitgezet. Het is tijd om een keer vroeg naar bed te gaan, morgen is er een nieuwe dag. Een nieuwe tijd is aangebroken.
De nieuwe morgenzon schijnt vrolijk haar kamer binnen. Het verwarmt haar gezicht terwijl ze in bed ligt. Stephanie knippert met haar ogen. Het dringt tot haar door, de wereld draait door, het is wat pap zei. Denkend over gisteravond schiet ze een spijkerbroek en een trui aan. Gordijnen worden open getrokken en het raam wordt wagenwijd open gezet. Ze zet beide voeten op de verwarming, gaat op de vensterbank zitten en leunt met haar hoofd tegen het koele hout van het raamkozijn. Vogels vliegen kwetterend heen en weer. Het wordt een mooie dag vandaag. Dauw ligt nog steeds op de graslanden, bloemen draaien hun kopjes naar het zonlicht toe om zich te laten verwarmen. Verderop klinkt het geloei van koeien. Koeien die zich volstoppen met het nieuwe, sappige, groene gras.
‘Steph? Kom je eten?’ wordt er plotseling geroepen door het rustgevende stilte en ze schrikt op uit haar mijmeringen. Springt vanaf de vensterbank en rent de trap af richting beneden. Bijna beneden aangekomen blijft ze staan op de laatste tree en ruikt. Het lijkt wel vers brood! Ze neemt een laatste sprint door de woonkamer naar de keuken. Tot haar verbazing staan Luuk en haar vader voor de oven gebogen en maken grapjes. Elkaar ondertussen wegduwend om door de glazen ruit van de oven te kijken. Alsof ze het afgesproken hebben springen ze allebei op en roepen ‘verassing!’. Samen waren ze vroeg opgestaan om brood te bakken, iets wat ze vroeger elke zondag met z’n vieren deden. Ze wilden haar verassen, verassen zoals ze vroeger ook altijd deden. Twee grijnzende gezichten kijken haar aan en wachten op antwoord. Maar er komt geen antwoord, geen antwoord was goed genoeg voor dit moment, een moment van vreugde, een moment van blijdschap. Een stralende glimlach breekt door op Stephanie’s gezicht, een glimlach die ruim 2 jaar verborgen wist te blijven. Een glimlach die zo aanstekelijk is dat de grijnzen van haar vader en Luuk bijna nog groter werden, bijna onmogelijk. Het eerste moment van geluk sinds 2 hele jaren. De nog opkomende zon schijnt door het keukenraam naar binnen, het keukenraam met de bijna geen kleurdragende gordijnen. Ze lijken opeens een stuk meer kleur te hebben dan Stephanie dacht. Een mooi begin van een mooi leven, een nieuw leven om de tijd in te halen. Ze sluit haar vader en broertje in haar armen en sluit haar ogen voor de felle zonnestralen. Zonnestralen die haar gezicht verwarmen, altijd en overal. De radio wordt aangezet, gordijnen nog verder open gedaan om de zon naar verder naar binnen te laten komen, het verse, warme brood wordt uit de oven gehaald. Warme damp komt er vanaf en kringelt naar het plafond. De geur die Stephanie op de trap heeft geroken wordt sterker. Pure geluk door zoiets simpels, geluk waardoor de wereld blijft draaien. De keukentafel wordt snel leeggehaald, netjes gedekt en het warme brood wordt in plakken gesneden. Tijdens het eten bestudeert Josh zijn kinderen. Ze deden het allebei goed op school. Luuk in HAVO-3 en Stephanie in HAVO-5. Beiden op dezelfde school. Ze hadden het karakter van hun ouders, eigenwijs, maar eerlijk. Veel vrienden. Soms had hij een gevoel dat hij Stephanie niet helemaal begreep, ze kan zich goed afsluiten van de buitenwereld. Gedachten spoken door zijn hoofd. ‘Waar denkt ze aan? Hoe ziet haar wereld eruit? Rijker misschien?’ De laatste maanden heeft hij veel geld opzij gezet, geld wat bedoelt is voor iets groots. Geld wat bedoelt is om de wereld van zijn kinderen te veranderen. Geld waarvan er niet genoeg was voor Suzanne, geld wat haar niet deed overleven. Vandaag gaat hij het antwoord zoeken, een antwoord op alle vragen van zijn kinderen. Vooral voor de vragen van Stephanie.
Na het eten trok Stephanie de voordeur open en loopt richting de weilanden. Groen gras onder haar voeten. Het voelt heerlijk. ‘Steph? Ik ga even weg, ben waarschijnlijk hele middag weg, ben voor het eten wel weer thuis. Je broer zit huiswerk te maken en zo niet, dan geef je hem namens mij maar een schop onder z’n kont. Huiswerk moet gewoon gemaakt worden. Okee?’ ‘Ja pap, zal ik doen pap.’ Fijn, ook nog op haar broertje passen, alsof hij dat nodig heeft. Ze hoorde de autodeur dichtslaan en een startende motor, al duurde het deze keer maar 2 pogingen. De auto nakijkend, totdat ze het niet meer zag, vervolgde ze haar weg. Haar weg die ze vroeger wel 5 keer per dag gebruikte, maar nu eens in de paar dagen. Ze gebruikte het pad over het groene grasland naar haar eindbestemming als ze zich alleen voelde en begrepen wilde worden. Ze kwam langs de boerderij, de weilanden, de sloot waar ze voor het gemak een aanloop nam en er overheen sprong, anders is het omlopen. Het voerde langs de 2 bijenkasten zonder bijen en loopt naar de deur. De deur van de schuur waar de stallen zich in bevinden, de lege stallen, de zadelkamer zonder zadels, lege haken voor de hoofdstellen, lege poetsbakken. Het enige wat niet leeg is zijn de naambordjes aan de deuren van de lege stallen. De bordjes die eerst trots glommen met een naam maar nu bijna onleesbaar zijn. De spiegel. Het was vroeger het meest opvallende geweest in de schuur, maar tegenwoordig alleen vlekken liet zien. Stephanie pakte resoluut de deur vast en haalde diep adem. Fluitend liet ze het ontsnappen tussen haar tanden en lippen door. Het was schemerig binnen en nadat ze haar ogen liet wennen, ziet ze voetstappen. Haar voetstappen in het stof. Voetstappen die ze gemaakt had toen ze dacht dat al het leven om haar heen gestopt was. Ze wilde zelf stoppen met leven, het leven was niets waard. In de hoek naast de kraan stonden nog steeds de emmers. Ze slikte. Ja, dit wilde ze doen. De allereerste emmer laat ze vollopen met water onder de kraan. Ondertussen loopt ze naar de zadelkamer voor een verlaten spons. Het water achter haar vrolijk kletterend in de emmer. De kraan wordt dichtgedraaid. De emmer zit vol helder en koud water, de spons wordt er goed gemikt ingegooid. Zonnestralen verdrijven het schemerdonker. Spinrag komt met bakken naar beneden. Frisse lucht roert de muffe lucht als alle ramen één voor één worden geopend. Het was tijd om schoon te maken, beginnend met het verleden. Ze rilt als het koude water haar handen onderdompelen, die op zoek zijn naar de spons. Waar gaat ze mee beginnen? Een frons verschijnt op haar voorhoofd, maar haar ogen beginnen te glanzen. De spiegel. Stephanie gaat ervoor staan. De spiegel was hoger dan haar 1.78m en zeker veel breder. ‘Een meter of 3’ denkt ze. Stof dwarrelt naar beneden als ze het aanraakt, een vlek verandert in een grote streep als ze haar hand verplaatst. De spiegel die door de jaren heen alles heeft laten zien, haar moeder met kleine Stephanie van 4 jaar, jonge paarden die opgroeien net zoals Stephanie, het overlijden van haar pony, mam’s wedstrijdpaarden, poetswedstrijden tot het uitmesten van de stallen. De beelden trokken aan haar voorbij, minuten lang, het leken wel uren. Haar arm komt omhoog, zonder dat ze het zelf merkt. De spons wordt krachtig tegen de spiegel aangedrukt, water sijpelt in zilveren strengen naar beneden, druppels spatten op de grond en op haar schoenen. Verwoed begint ze schoon te maken. Ze begint steeds meer haar spiegelbeeld te zien. Een beeld dat ze voor het laatst 2 jaar geleden op deze spiegel heeft zien verschijnen. Ze houd pas op met het heen en weer zwaaien va haar arm als ze kramp in haar hand heeft van het koude water. Het doet zeer. Pijn. Een heerlijk gevoel. Een gevoel dat ze echt leeft. Een gevoel dat ze heeft gewonnen. Gewonnen van het verdriet, gewonnen van de wanhoop. Het gevoel wat een groot gat in haar hart heeft gemaakt. Een gat wat waarschijnlijk nooit gevuld kan worden. Een gapend, zwart gat. Ze schrikt op uit haar gedachten door een vrolijk gekwetter vlakbij. Lucht strijkt zachtjes tegen haar wang, een gevoel waar ze kippenvel van krijgt. Geluid. Alsof er iets valt. De spons wordt achteloos alleen gelaten op de grond. Het geluid kwam richting de zadelkamer. Eerder is haar daar niets opgevallen. Wat zou het zijn? Voorzichtig loopt ze ernaar toe, in de deuropening blijft ze staan. Gekwetter. Een stukje touw valt voor de voeten van Stephanie op de grond. Ze bukt en pakt het met duim en wijsvinger op. ‘Gewoon een stukje touw’ denkt ze terwijl ze het ronddraait tussen haar vingers. Haar ogen gaan omhoog naar de plek waar waarschijnlijk het touwtje uit de lucht is komen vallen en doet een wonderlijke ontdekking. Een stelletje zwaluwen bouwt een nest, en nest in de hoek van de lege zadelkamer. Een prachtig nest van modder. Maar deden ze dat nooit buiten tegen een muur aan? Waarom hebben ze deze alleenstaande schuur uitgekozen? Waarom binnen? Waarom vind ze een stukje touw als het geheel van modder wordt gemaakt? Zomaar opeens. Talloze vragen. Vragen zonder antwoord. Gefascineerd kijkt Stephanie naar het tafereel. Deze kleine beestjes bouwen samen een toekomst op. Een toekomst waar Stephanie alleen maar van kan dromen. Een toekomst wat werkelijk kan worden, maar alleen als ze zich ervoor inzet. Ervoor vecht, vechten zoals haar moeder heeft gedaan. Alleen zij zou dit gevecht kunnen winnen. Het gat was niet groot genoeg om haar hart te omhullen. Een toeterende auto. De zwaluwen vlogen luid kwetterend weg, alsof ze het geluid wilden beledigen. Het toeterende geluid hield aan, alsof het haar wilde roepen. Met tegenzin zette ze een aantal stappen richting de schuurdeur. De stappen werden groter en sneller. De spiegel volgt trouw zoals altijd met haar spiegelbeeld. Een spiegelbeeld wat bijna een evenbeeld is geworden. De schuurdeur viel met een klap dicht, stof dwarrelde naar beneden. Stephanie merkte het niet, ze was al te ver weg.
‘Pap is snel thuis. Misschien is er wat aan de hand?’ Gedachten komen op in haar hoofd. Enge gedachten, gedachten die ze niet wil denken. Ze begint te rennen, de omgeving schiet aan haar voorbij. De autodeur wordt met een klap dichtgegooid. Rennende voetstappen wordt gemengd met haar rennende voetstappen. Twee snelle ademhalingen versmelten met elkaar als ze samen richting de boerderij rennen. De voordeur wordt opengegooid. Stephanie kijkt op naar haar vader die buitenadem naast haar stat. Angstige ogen. Haar voorgevoel, haar gedachten waren juist, er was iets aan de hand. ‘Luuk! Luuk, waar ben je?’ De woonkamer ziet er leeg uit. Geen antwoord. De keuken. Een lege keukentafel, een tafel met alleen maar huiswerk. Maar waar was haar broertje? ‘Luuk! Luuk, waar ben je?’ Uitleg. Ze wilde uitleg. Ze pakt haar vader bij z’n arm. ‘Wat is er aan de hand? Wat is er gebeurt?’ Josh haalt diep adem en begint te vertellen. ‘Ik had een afspraak vanmiddag, een afspraak, ja. De telefoon ging af, m’n mobiele telefoon. Het was Luuk. Hij was je kwijt, hij kon je niet vinden. Luuk! Waar ben je? Hij voelde zich niet lekker. Pijn in z’n hoofd ofzo, was helemaal overstuur en begon te brabbelen. Ben weggegaan. Gelijk… Gelijk naar huis gekomen. Luuk…!? Jongen, papa is thuis.’ Een zoektocht door het hele huis. Een schreeuw. Stephanie schrok. Het was haar schreeuw geweest, een schreeuw voor hulp. Ze knipperde met haar ogen. ‘Luuk?’ Te zacht gefluisterd, hij hoorde haar misschien niet. ‘Luuk!’ Haar vader. Een lichaam op de grond achter de keukentafel, gelukkig nog steeds een warm lichaam. Stephanie legt haar vingers in zijn nek, de dichte ogen van Luuk in de gaten houdend. Ze voelt het. Een zacht geklop tegen haar wijs- en middelvinger. Hij was niet dood, maar hij moest hulp hebben. Hulp en snel! ‘Wat was er met hem gebeurt nadat ze naar de stallen was gegaan?’ Gedachten borrelden omhoog, vreselijke gedachten. Nee! Ze moet helder blijven. Haar kleine broertje ligt op de grond en hulp van haar en haar vader nodig. 112. Ja, er moet 112 gebeld worden. Hulp. Josh was haar voor. Trillend geeft hij antwoorden op de vragen die gesteld worden door de centrale. Zachtjes legt Stephanie haar hand op haar broertjes voorhoofd, het voelde wonderbaarlijk heet aan, koorts. Ze moet hem koelen. Waarmee? Een handdoek wordt onder de kraan gehouden. Koel water stroomt over haar handen en polsen. Ze knielt neer en wrijft zijn gezicht ermee schoon, het zweet was al een beetje aan het opdrogen. Ruw wordt ze opzij geduwd en ze valt pijnlijk op haar schouder. Het ambulancepersoneel neemt het van haar over. Haar broertje krijgt extra zuurstof en wordt op een brancard gelegd. De 2 mannen lopen ermee weg. Het geloei van de sirenes dringt pas tot haar door als haar vader meedeelt dat hij meegaat naar het ziekenhuis. ‘Ik kom je halen! Zo snel mogelijk! Ik bel je als ik er ben, okee? Liefje, maak je geen zorgen. Het komt helemaal goed!’ Opeens staat ze alleen. Buiten begint het te schemeren. De zon neemt afscheid, morgen, een nieuwe dag, komt ze terug. De klok tikt nog steeds zorgeloos de seconden af. Seconden die zich aaneenrijgen tot minuten. Stephanie weet niet hoe lang ze daar op die plek stil gestaan heeft. De plek waar haar broertje op de grond lag. Niemand weet hoe hij daar gekomen is, niemand weet wat er gebeurt is. Maar zij had het kunnen voorkomen, ze had het moeten voorkomen. Hoe rampzalig kan een nieuw begin verlopen. Gisteravond dacht ze echt dat er een einde gekomen was aan alle ellende. Wat is er met Luuk gebeurd? Wanhoop. Tranen. Tranen die gisteravond voor het eerst tegengehouden konden worden. Ze had thuis moeten blijven. Ze had ook huiswerk moeten gaan maken aan de keukentafel tegenover Luuk. Ze had nooit weg moeten gaan. Duizenden verwijten schreeuwden om het hardst voor aandacht in haar hoofd. Ze heeft het allemaal verknoeid. Het rinkelen klonk erg hard door de stilte. Langzaam draaide Stephanie zich om in het donker. De keukentafel met huiswerk een schim. De telefoon staat te rinkelen in de woonkamer. En het blijft rinkelen, alsof het opgenomen wil worden.
‘Met papa. Ik ben in het ziekenhuis aangekomen. Luuk is naar de eerste hulp overgebracht. Artsen zijn nu met hem bezig. Stephanie?’ Haar vader klinkt opgewonden aan de telefoon, alsof hij wat wil verbergen. ‘Ja pap, ik ben er nog…’ ‘Als ik wat hoor van de artsen over Luuk kom ik naar huis om je te halen. Je kan beter een paar uurtjes proberen te gaan slapen. Niemand in dit hele ziekenhuis weet hoe lang ze met hem bezig zullen zijn.’ ‘Okee…’ Klik. Einde gesprek. Ze blijft staan met de hoorn van de telefoon tegen haar oor aangedrukt. De toon in de hoorn blijft aanhouden. Langzaam laat het haar hand zakken. ‘Ze weten niet wat er met Luuk aan de hand is. Stel dat hij doodgaat. Net zoals mama?’ Zonder licht aan te doen schuifelt ze naar de bank. Mam’s lievelingsbank en laat zich erin vallen. Ze staart in het duister.
Een hand op haar schouder. Een stem. Stephanie knippert met haar ogen in de duisternis. Een bekende stem haalt haar terug vanuit een diepe slaap. ‘Steph?’ Ze heeft geslapen, maar voor hoe lang? Geen idee. Tijdens het opstaan voelt ze zich duizelig worden. ‘Kom maar meisje.’ Een sterke arm rond haar middel, haar armen voor haar uitstrekkend om te voorkomen dat ze ergens tegenaan loopt. Haar gedachten worden helder, het wordt duidelijker. Als de herinneringen van een paar uur naar boven komen, is ze klaar wakker. ‘Hoe gaat het met Luuk? Alles okee?’ De arm om haar middel wordt sterker. Ze hoort de auto brommen als de deur open gemaakt wordt. De autodeur wordt voor haar opengehouden als ze instapt. Haar vader stapt aan de andere kant in. Het grind knerpt onder zijn voeten als hij achter de auto doorloopt. Stephanie kijkt hoe hij zijn gordel vastmaakt. Automatisch reikt ze met haar hand naar haar gordel en maakt het vast. In het licht van de koplampen ziet ze de omgeving voorbij schieten. Er wordt niet naar gepraat, totale stilte. Lichtstralen van de opkomende zon kleuren de wolken licht. Een smalle streep verlicht de horizon. Een prachtig gezicht, maar geen van de 2 personen heeft er aandacht voor. De weg naar het ziekenhuis is lang. Langer dan Stephanie ooit heeft gedacht. Ze staart naar buiten, nieuwe en oude gedachten komen omhoog. Resoluut dringt ze het terug. Ze zijn er bijna. Een groot wit gebouw doemt op in de eerste zonnestralen als ze de parkeerplaats opdraaien. De sleutel wordt omgedraaid en de plotselinge stilte is bijna akelig. Josh schraapt zijn keel. Hij moet het vertellen, vertellen wat er met Luuk aan de hand is. Hij slikt en kijkt naar buiten. ‘Steph? Je weet dat Luuk me belde toch? En dat hij van de stoel is afgevallen aan de keukentafel.’ Hoe moet hij dit ooit aan haar vertellen? Alles was beter aan het worden. Ze heeft al een enorme klap gehad nadat haar moeder was overleden. Maar ze heeft het recht om te weten waar we naartoe lopen. ‘Lieverd? Luuk vertelde dat hij ontzettende pijn in zijn hoofd had en dat hij er niet meer tegen kon. Dit alles heeft een oorzaak. Een oorzaak dat de artsen gevonden hebben.’ Stephanie’s gezicht draait zich naar hem om en grote blauwe ogen kijken hem aan. Hoe kan hij haar dit ooit vertellen? Hoe kan hij haar dit aandoen? ‘Luuk heeft een tumor in zijn hoofd.’ Ogen worden opengesperd, ogen die angst laten zien. ‘De artsen weten nog niet of het goed- of kwaadaardig is. Ze zijn nog met hem bezig.’ Ongeloof. ‘Ze zijn hem op dit moment aan het opereren. Ze verwijderen de tumor.’
dit is de eerste keer dat ik een verhaal aan andere mensen laat lezen, op aanraden van mn beste vriend
het is nog lang niet af, maar wil graag opmerkingen/tips over mijn schrijven
het is ook nog lang niet af trouwens