Er stond een stukje in de krant (november vorig jaar ofzo al) of er mensen waren die een kerst- of winter verhaal wilde schrijven voor een verhalen/gedichten bundeltje dat uitgegeven werd door een bibliotheek in de buurt, dus ik dacht laat ik het eens proberen... en weet je het staat best leuk in zo'n bundel
Citaat:
Sneeuwvrienden
De wolf keek voor de laatste keer om naar zijn roedel. Hij ging op weg. Als een zwarte schaduw liep hij door het uitgestrekte, besneeuwde bos, op zoek naar een slaapplaats voor de koude winternacht. Na lang zoeken vond hij een geschikt plekje onder een grote boom en toen hij eindelijk lag viel hij vrijwel meteen in een diepe, diepe slaap. De volgende ochtend werd hij vroeg wakker. Hij ging op zoek, maar naar wie of wat wist hij niet. Zijn zoektocht bracht hem bij enkele prachtige plekken zoals metershoge watervallen, kristalheldere beekjes, schitterende witte vlakten, maar wat hij zocht, dat vond hij niet. Hij at van alles dat hij op zijn weg tegenkwam om op krachten te blijven, maar de reis werd zwaarder. De witte sneeuw onder zijn poten zorgde ervoor dat hij het steeds kouder kreeg, en niet meer kon blijven staan. Hij kwam neer op de besneeuwde grond, en viel langzaam in slaap.
De zon kwam op, en kleurde de hemel blauw. Het grote, wijze paard dat al tijden op de grote open vlakte midden in het bos leefde, stond op vanuit zijn schuilplaats begon aan zijn dagelijkse ochtendrituelen. Hij schudde de pas gevallen sneeuw van zich af, strekte zich en liep op een rustig drafje naar het dichtgevroren meertje. Daar trapte hij een klein wak en dronk wat van het koude, maar verfrissende water. De zonnestralen die zijn vacht raakten, warmden zijn lichaam op. Om zoveel mogelijk stralen op te vangen, begon hij te galopperen rondom het meertje, een keer of drie, totdat hij iets zag wat hij nog nooit eerder had gezien.
Stapvoets liep hij, uiterst voorzichtig, op een klein heuveltje af en brieste wat sneeuw weg.
Als eerste reactie schoot hij achteruit, waardoor hij bijna viel maar net zijn evenwicht kon bewaren. Hij herkende het meteen, het was een levensgevaarlijke wolf. Alhoewel, zo gevaarlijk zag hij er niet uit. Hij wist dat hij goed moest oppassen met dat soort dieren, maar het was duidelijk dat deze hulp nodig had. Na even aarzelen knielde hij neer naast de wolf, schoof zoveel mogelijk sneeuw met zijn snuit van hem af en met een beetje moeite kreeg hij de wolf op zijn rug en stond op. Hij nam hem mee naar zijn schuilplaats en wierp hem daar van zijn rug af. Het paard ging naast de wolf liggen om hem op te warmen. Al na een paar uur, toen de zon al over zijn hoogste punt heen was, kwam de wolf bij zijn positieven en keek wat versuft rond. De wolf begreep snel wat er gebeurt was, en probeerde op te staan… maar het lukte niet. Hij probeerde het nog een keer maar viel terug op de grond, en toen hij bij de derde poging weer terugviel bleef hij liggen. Het paard zag het even aan, draaide zich om en liep weg. De wolf keek hem verbaast na. Even later kwam het paard alweer terug met een tak vol sappige rode bessen, en legde het voor de wolf neer. De wolf keek naar het paard, snuffelde aan de tak, keek nogmaals naar het paard en begon van de bessen te eten.
Nadat hij ongeveer de helft van de bessen had opgegeten, pakte hij de tak in z’n bek en reikte hij het in de richting van het paard. Het paard pakte het aan, at de laatste bessen en ging naast de wolf liggen. Samen vielen ze in slaap tot de volgende ochtend.
Die ochtend scheen de zon als nooit tevoren. De lucht was helderblauw, en het water glinsterde als kristal. De wolf werd als eerste wakker en stond uitgerust op. Het paard stond vrijwel direct na de wolf op, en samen keken ze naar de felle zon die net boven de bomen uitstak. Het paard liep naar het meertje toe, gevolgd door de wolf. Het wak van de dag ervoor was niet dichtgevroren en ze konden dus, samen, zonder moeite wat drinken. Nadat de wolf zijn dorst had gelest strekte hij zich, en keek rondom het meertje. Hij liep naar de rand van het bos. Na even aarzelen ging hij het donkere bos in, gevolgd door het paard dat nieuwsgierig achter hem aanliep. Samen liepen ze steeds verder het bos in, net zolang totdat ze bij de bosrand kwamen. Toen ze het donkere bos uit liepen stond de zon alweer laag aan de hemel. Voor hen lag een immens grote, open vlakte die doorliep tot aan de horizon.
De wolf wilde zijn zoektocht hervatten, maar na twee stappen bleef hij stilstaan en keek om.
Het paard bleef in de schaduw van de bomen staan. De wolf keek naar de rode zon die al tot vlak boven de vlakte was gezakt, naar de eindeloze vlakte waarachter hij wellicht vond wat hij zocht, maar liep toen terug naar het paard. Het paard stapte de schaduw uit, richting de wolf. Even stonden ze oog in oog met elkaar, waarna het paard de wolf voorbij liep, richting de horizon, en terug keek naar de wolf. De wolf rende naar hem toe, en samen liepen ze de grote open vlakte op met de rode zon op de achtergrond. Naar wie of wat hun zoektocht hen heen zou leiden wisten ze geen van beide. Maar dat maakte ook niet uit. Of ze ooit gevonden hebben wat ze zochten? Geen idee, er zijn er maar twee die dat weten.
De wolf, en het paard.